In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot machtiging voor een schenking van € 60.000,-- door de bewindvoerder aan zichzelf en zijn zuster. De bewindvoerder, die is aangesteld over de goederen van de rechthebbende, had eerder een verzoek ingediend bij de kantonrechter, dat was afgewezen. De kantonrechter had geoordeeld dat de schenking zou kunnen leiden tot een verlaging van de eigen bijdrage AWBZ voor de rechthebbende, wat niet acceptabel werd geacht. De bewindvoerder heeft in hoger beroep aangevoerd dat de schenking geen ander doel had dan gebruik te maken van de verruimde schenkingsregeling van het ministerie van Financiën, die per 1 oktober 2013 was ingevoerd.
Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een schenkingstraditie, die dateert van 2005, en dat eerdere schenkingen door de kantonrechter waren goedgekeurd. Het hof oordeelde dat de bewindvoerder machtiging nodig had voor de schenking, omdat de rechthebbende geestelijk niet in staat was om toestemming te geven. Het hof heeft de argumenten van de bewindvoerder overwogen en geconcludeerd dat de schenking financieel verantwoord was, aangezien het vermogen van de rechthebbende na de schenking boven de door de LOVCK gestelde grens van € 30.000,-- zou blijven. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de bewindvoerder alsnog gemachtigd om de schenking te doen.
De beslissing van het hof houdt in dat de zuster van de bewindvoerder niet-ontvankelijk werd verklaard in haar hoger beroep, en dat de bewindvoerder nu de machtiging heeft om de schenking te effectueren. De kosten van de procedure werden niet toegewezen aan de verweerder, gezien de aard van de procedure.