ECLI:NL:GHSHE:2014:5384

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 december 2014
Publicatiedatum
19 december 2014
Zaaknummer
F 200.146.972_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot schenking onder bewind met erkenning van schenkingstraditie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot machtiging voor een schenking van € 60.000,-- door de bewindvoerder aan zichzelf en zijn zuster. De bewindvoerder, die is aangesteld over de goederen van de rechthebbende, had eerder een verzoek ingediend bij de kantonrechter, dat was afgewezen. De kantonrechter had geoordeeld dat de schenking zou kunnen leiden tot een verlaging van de eigen bijdrage AWBZ voor de rechthebbende, wat niet acceptabel werd geacht. De bewindvoerder heeft in hoger beroep aangevoerd dat de schenking geen ander doel had dan gebruik te maken van de verruimde schenkingsregeling van het ministerie van Financiën, die per 1 oktober 2013 was ingevoerd.

Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een schenkingstraditie, die dateert van 2005, en dat eerdere schenkingen door de kantonrechter waren goedgekeurd. Het hof oordeelde dat de bewindvoerder machtiging nodig had voor de schenking, omdat de rechthebbende geestelijk niet in staat was om toestemming te geven. Het hof heeft de argumenten van de bewindvoerder overwogen en geconcludeerd dat de schenking financieel verantwoord was, aangezien het vermogen van de rechthebbende na de schenking boven de door de LOVCK gestelde grens van € 30.000,-- zou blijven. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de bewindvoerder alsnog gemachtigd om de schenking te doen.

De beslissing van het hof houdt in dat de zuster van de bewindvoerder niet-ontvankelijk werd verklaard in haar hoger beroep, en dat de bewindvoerder nu de machtiging heeft om de schenking te effectueren. De kosten van de procedure werden niet toegewezen aan de verweerder, gezien de aard van de procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 18 december 2014
Zaaknummer: F 200.146.972/01
Zaaknummer eerste aanleg: 2660290 \ RV VERZ 13-18550
in de zaak in hoger beroep van:
[de bewindvoerder],
in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [de rechthebbende],
en
[de zuster van de bewindvoerder],
beiden wonende te
[woonplaats],
hierna te noemen: de bewindvoerder respectievelijk de zuster van de bewindvoerder,
advocaat: mr. P.H.J. Diederen,
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
- [de rechthebbende].

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 24 januari 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 april 2014, hebben appellanten verzocht het hoger beroep gegrond te verklaren en voormelde beschikking te vernietigen, met veroordeling van verweerder in de kosten van deze procedure en, opnieuw rechtdoende, alsnog machtiging te verlenen de schenking van € 30.000,-- per kind te effectueren.
2.1.1.
Het hoger beroep is mede door de zuster van de bewindvoerder ingesteld. Het hof is van oordeel dat nu de zuster van de bewindvoerder geen belanghebbende is in de zin van artikel 798 Rv, zij geen hoger beroep kan in stellen tegen voormelde beschikking en om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoek in hoger beroep.
2.2.
De rechthebbende heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2014. Bij die gelegenheid is gehoord:
- de bewindvoerder, bijgestaan door mr. Diederen.
2.3.1.
Gertruda Antoinetta Dorpmanns-Faessen is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.3.2.
De zuster van de bewindvoerder is eveneens ter zitting verschenen. Nu de zuster van de bewindvoerder in de onderhavige zaak niet als belanghebbende noch als informant is aangemerkt, heeft het hof haar niet gehoord. De zuster van de bewindvoerder heeft als toehoorder de mondelinge behandeling bijgewoond.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het faxbericht van de advocaat van de bewindvoerder d.d. 8 juli 2014;
  • de ter zitting door mr. Diederen overgelegde en voorgedragen pleitnota.
2.5.
Volgens afspraak is na de mondelinge behandeling nog ingekomen:
  • het V6-formulier met bijlagen ingediend door de advocaat van de bewindvoerder op 27 oktober 2014;
  • het V6-formulier met bijlagen ingediend door de advocaat van de bewindvoerder op 10 november 2014.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van de rechtbank Roermond, sector Kanton, van 19 januari 2006 is een meerderjarigenbewind ingesteld over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [de rechthebbende] (verder te noemen: rechthebbende) geboren op [geboortedatum] 1924 te [geboorteplaats] en thans verblijvende in een verzorgingshuis, met benoeming van [de bewindvoerder] tot bewindvoerder over die goederen.
3.2.
Op 29 mei 2013 heeft de bewindvoerder de kantonrechter verzocht machtiging te verlenen voor een schenking ten laste van het vermogen van de rechthebbende van in totaal € 30.000,-- ten gunste van zichzelf en zijn zuster.
3.3.
De kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, heeft dit verzoek bij beschikking van 12 juni 2013 afgewezen.
3.3.1.
De kantonrechter heeft deze beslissing als volgt gemotiveerd.
De schenking zou op termijn tot een verlaging van de eigen bijdrage AWBZ voor de rechthebbende (kunnen) leiden. De kantonrechter kan deze grond of achterliggende gedachte voor de schenking niet accepteren omdat hij daarmee deelgenoot wordt in het opzetten van constructies die het oogmerk hebben (komende) regelgeving te ontgaan en wel de lusten te genieten en niet de lasten te dragen van ons stelsel voor sociale zorgverlening.
3.4.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 31 december 2013, heeft de bewindvoerder de kantonrechter opnieuw verzocht machtiging te verlenen voor een schenking ten laste van het vermogen van de rechthebbende van in totaal € 60.000,-- ten gunste van zichzelf en zijn zuster.
3.5.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de bewindvoerder afgewezen en de gevraagde machtiging geweigerd. De kantonrechter heeft daarbij voor de motivering verwezen naar voornoemde beschikking van 12 juni 2013.
3.6.
De bewindvoerder kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.7.
De bewindvoerder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - het volgende aan.
De rechtbank gaat er kennelijk ten onrechte vanuit dat het enige doel van de schenking het vermijden dan wel het verlagen van de eigen bijdrage AWBZ is. De bewindvoerder heeft ter zitting van het hof aangevoerd dat iedere schenking het gevolg heeft dat de schenker verarmt en de ontvanger wordt verrijkt. Dat heeft niet alleen – op termijn – gevolgen voor de eigen bijdrage AWBZ, maar ook voor andere wettelijke regelingen. De bewindvoerder stelt dat de schenking geen ander doel heeft dan gebruik maken van de verruimde schenkingsregeling. Door het ministerie van Financiën is per 1 oktober 2013 de vrijstelling van de schenkbelasting tijdelijk verhoogd tot € 100.000,-- op voorwaarde dat dergelijke schenkingen worden aangewend voor specifieke doeleinden. Met verwijzing naar deze nieuwe vrijstelling heeft de bewindvoerder opnieuw een verzoek tot machtiging ingediend bij de kantonrechter. De bewindvoerder en zijn zuster hebben het geschonken bedrag aangewend om de hypotheek op hun huis af te lossen en hebben daarmee aan de wettelijke voorwaarden om voor de vrijstelling in aanmerking te komen voldaan. Daarbij komt dat de rechthebbende in de afgelopen jaren regelmatig schenkingen aan de bewindvoerder en zijn zuster heeft gedaan en gesproken kan worden van een bestendige gedragslijn. De bewindvoerder heeft ter zitting – desgevraagd – verklaard dat de schenkingstraditie dateert van 2005. In 2005 is de vader van de bewindvoerder deze schenkingstraditie na de verkoop van het ouderlijk huis begonnen, welke traditie na de instelling van het bewind op 19 januari 2006 en het overlijden van de vader is voortgezet. De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat de rechthebbende door de verkoop van het ouderlijk huis dusdanig “in de war is geraakt” dat zij twee jaar in een psychiatrische instelling heeft verbleven, waarna zij is verhuisd naar een verzorgingstehuis. De bewindvoerder heeft voorts verklaard dat hij ieder jaar rekening en verantwoording aan de kantonrechter heeft afgelegd waarin de schenkingen stonden vermeld en deze – behoudens over het jaar 2013 – door de kantonrechter zijn goedgekeurd. De rechthebbende is na de uitvoering van de schenking nog voldoende in staat om in haar levensonderhoud te voorzien. De bewindvoerder heeft ter zitting van het hof verklaard dat het vermogen van de rechthebbende thans circa € 70.000,-- bedraagt.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Op grond van artikel 1:441 lid 2 sub a BW behoeft de bewindvoerder toestemming van de rechthebbende of, indien deze daartoe niet in staat of weigerachtig is, machtiging van de kantonrechter voor het beschikken en aangaan van overeenkomsten tot beschikking over een onder het bewind staand goed, tenzij de handeling als een gewone beheersdaad kan worden beschouwd of krachtens rechterlijk bevel geschiedt.
3.8.2.
Ingevolge de aanbevelingen omtrent schenking van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (hierna: LOVCK) wordt een door de bewindvoerder ingediend verzoek om te worden gemachtigd tot het doen van een schenking namens een rechthebbende die zijn wil niet kan bepalen, als hoofdregel afgewezen indien er geen schenkingstraditie wordt aangetoond. Een dergelijke schenkingstraditie kan worden afgeleid uit aangetoonde repeterende handelingen van de rechthebbende voorafgaand aan de instelling van het bewind. Er is dan, behoudens het geval dat sprake is van zodanig afgenomen vermogen dat voorzetting van die traditie de toekomstige verzorging van de rechthebbende in gevaar brengt, geen reden om van dit gebruik af te wijken. Daarnaast wordt een schenking in beginsel, ook als er wel sprake is van een schenkingstraditie, niet toegestaan indien het liquide vermogen van de rechthebbende door de schenking minder dan € 30.000,- komt te bedragen.
3.8.3.
Het hof stelt voorop dat ter zitting van het hof is gebleken dat de rechthebbende op grond van haar geestelijke gesteldheid niet in staat is om toestemming voor de schenking te geven. De rechthebbende is dan ook niet in staat is om de gevolgen daarvan te overzien. Om die reden heeft het hof de rechthebbende niet gehoord over het schenkingsverzoek van de bewindvoerder.
De bewindvoerder behoeft dan ook machtiging voor het doen van de betreffende schenkingen.
3.8.4.
Het hof zal voornoemd verzoek beoordelen conform de aanbevelingen van het LOVCK. Het hof stelt naar aanleiding van het verhandelde ter zitting in hoger beroep en de nadien overgelegde stukken vast dat sprake is van een schenkingstraditie die is aangevangen voor de instelling van het bewind. In 2005 is de heer [de echtgenoot van de rechthebbende] (de echtgenoot van de rechthebbende) deze schenkingstraditie na de verkoop van het ouderlijk huis begonnen, welke traditie na de instelling van het bewind op 19 januari 2006 en het overlijden van de echtgenoot van de rechthebbende is voortgezet.
3.8.5.
Het hof stelt naar aanleiding van de overgelegde stukken verder vast dat de kantonrechter de schenkingen na de instelling van het bewind zowel expliciet (door middel van de afgegeven machtigingen tot het doen van schenkingen ter hoogte van het belastingvrije schenkingsbedrag in de jaren 2007 tot en met 2012) als impliciet (door goedkeuring te verlenen aan de rekeningen en verantwoording waarin deze schenkingen zijn opgenomen) heeft goedgekeurd. Het hof ziet geen aanleiding om in 2013 van deze traditie af te wijken. Weliswaar is in 2013 de hoogte van de schenking waarvoor machtiging wordt verzocht aanzienlijk hoger dan in de voorgaande jaren (het belastingvrije schenkbedrag), maar dit heeft te maken met het feit dat de bewindvoerder aanspraak mocht maken op de door de minister van Financiën tijdelijke verhoogde schenkingsvrijstelling. Uit de overgelegde stukken volgt dat zowel de bewindvoerder als zijn zuster de schenking van € 30.000,-- hebben aangewend om op hun hypotheek af te lossen, hetgeen één van de door de minister aangewezen voorwaarden was om aanspraak te kunnen maken op de verhoogde schenkingsvrijstelling.
3.8.6.
Verder acht het hof het van belang dat de schenking van in totaal € 60.000,-- financieel verantwoord is. Het hof overweegt daartoe dat het vermogen van de rechthebbende door de schenking niet onder de door de LOVCK gestelde grens van € 30.000,-- komt, nu uit de door de bewindvoerder overgelegde bankafschriften volgt dat het totale vermogen van de rechthebbende op 31 december 2013 (na de schenking) € 86.790,-- bedraagt, zodat de toekomstige verzorging van de rechthebbende door de schenking niet in gevaar komt. Alles in onderlinge samenhang bezien, ziet het hof geen aanleiding om de door de bewindvoerder verzochte machtiging te weigeren. De grief van de bewindvoerder slaagt derhalve.
3.8.7.
Het hof hecht er waarde aan op te merken dat het voor de toekomst uitdrukkelijk niet de bedoeling is dat er gelden geschonken worden uit het vermogen van de rechthebbende nog voordat door de kantonrechter machtiging tot het doen van die schenking is verleend.
3.9.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en het verzoek van de bewindvoerder om machtiging te verlenen voor de schenking alsnog toewijzen.
Proceskosten
3.10.
Weliswaar is verzocht de verweerder in de kosten van deze procedure te veroordelen, maar zo de rechthebbende als belanghebbende in deze procedure al gezien moet worden als verweerder, ziet het hof geen aanleiding om het verzoek toe te wijzen gezien de aard van de procedure.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart [de zuster van de bewindvoerder] niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 24 januari 2014;
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 24 januari 2014;
en opnieuw rechtdoende:
machtigt de bewindvoerder tot het doen van een schenking aan zichzelf en aan [de zuster van de bewindvoerder], van € 30.000,-- ieder, derhalve in totaal € 60.000,--;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, M.C. Bijleveld-van der Slikke en H.M.A.W. Erven en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2014.