In deze zaak gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [dochter 1] en [dochter 2], die sinds 25 juni 2013 onder toezicht staan van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg. De moeder van de kinderen heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Limburg, die de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing heeft verlengd, aangevochten. De rechtbank had geoordeeld dat de minderjarigen nog steeds in hun ontwikkeling bedreigd worden, ondanks de positieve ontwikkeling die zowel de moeder als de kinderen hebben doorgemaakt. De moeder heeft betoogd dat zij voldoende in staat is om voor de kinderen te zorgen en dat de hulpverlening niet meer nodig is. Het hof heeft echter vastgesteld dat de zorgen rondom de thuissituatie van de kinderen nog steeds aanwezig zijn en dat de hulpverlening binnen het vrijwillige kader niet toereikend is. De moeder heeft verklaard dat zij en de kinderen bedreigd worden, wat de situatie verder compliceert. Het hof heeft de verklaringen van de minderjarigen in overweging genomen, die hebben aangegeven dat zij veel hebben geleerd van de uithuisplaatsing en dat zij nu inzien dat school belangrijk is voor hun toekomst. Het hof concludeert dat de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen niet kan worden afgewend zonder de voortzetting van de ondertoezichtstelling. De beslissing van de rechtbank om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te verlengen is dan ook bekrachtigd.