In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 december 2014, gaat het om een hoger beroep van bewindvoerders die de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, kanton Eindhoven, van 20 februari 2014 willen laten vernietigen. De bewindvoerders, die de ouders zijn van de rechthebbende, hebben verzocht om machtiging voor het oprichten van een besloten vennootschap (B.V.) en het overhevelen van een aanzienlijk bedrag van € 170.000,- naar het kapitaal van deze B.V. De rechthebbende, die geestelijk niet in staat is om toestemming te geven, is geboren in 1991 en heeft een bewind ingesteld gekregen over zijn goederen. De kantonrechter had het verzoek van de bewindvoerders afgewezen, wat hen ertoe bracht in hoger beroep te gaan.
Tijdens de mondelinge behandeling op 20 november 2014 hebben de bewindvoerders hun standpunt toegelicht, waarbij zij benadrukten dat het doel van de oprichting van de B.V. is om het vermogen van de rechthebbende goed te beheren en niet om belasting te ontwijken. Het hof heeft echter geoordeeld dat het verlenen van machtiging voor de oprichting van de B.V. het vermogen van de rechthebbende zou onttrekken aan het toezicht van de kantonrechter. Dit toezicht is essentieel, omdat de rechthebbende niet in staat is om zelf beslissingen te nemen over zijn vermogen.
Het hof heeft vastgesteld dat er geen wettelijke basis is voor het toezicht door de kantonrechter op de B.V. en dat de bewindvoerders, ondanks hun toezeggingen, niet onderworpen zijn aan enige wettelijke controle. Hierdoor is het hof van mening dat het verzoek van de bewindvoerders om machtiging te verlenen voor de oprichting van de B.V. niet kan worden ingewilligd. De beschikking van de rechtbank is dan ook bekrachtigd, waarmee het hof de eerdere beslissing van de kantonrechter ondersteunt.