Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte],
zij op of omstreeks 17 mei 2012 te Ledeacker, gemeente Sint Anthonis, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een vuurwapen op voornoemde [slachtoffer] gericht en/of vervolgens een schot gelost in de richting van het hoofd van voornoemde [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 17 mei 2012 te Ledeacker, gemeente Sint Anthonis, en/of gemeente Oss, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen (9x19 merk Heckler en Koch), en/of munitie van categorie III, te weten ongeveer 10 patronen, voorhanden heeft gehad.
zij op 17 mei 2012 te Ledeacker, gemeente Sint Anthonis, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet een vuurwapen op voornoemde [slachtoffer] gericht en vervolgens een schot gelost in de richting van het hoofd van voornoemde [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
zij in de periode van 1 januari 2012 tot en met 17 mei 2012 te Ledeacker, gemeente Sint Anthonis, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen (9x19 merk Heckler en Koch), en munitie van categorie III, te weten
onder 1 ten laste gelegdeaangevoerd dat op basis van de verklaringen van verdachte niet kan worden geconcludeerd dat zij gericht heeft geschoten. Volgens de verdediging is er geen sprake van opzet. Wel kan volgens de raadsvrouwe worden gesproken van voorwaardelijk opzet, indien kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die het schot heeft gelost.
onder 2 ten laste gelegdeoverweegt het hof nog als volgt. Uit de wettige bewijsmiddelen in het dossier, zoals het hof die tot het bewijs bezigt, blijkt dat verdachte al langere tijd wist dat medeverdachte [medeverdachte] een vuurwapen bezat. Verdachte wist waar [medeverdachte] het wapen in zijn stacaravan bewaarde, terwijl er ook momenten zijn geweest dat het vuurwapen in de stacaravan van verdachte lag. Bovendien heeft verdachte onder het toeziend oog van [medeverdachte] het wapen een keer uitgeprobeerd. Gelet op deze feiten en omstandigheden acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode samen met een ander een vuurwapen met munitie voorhanden heeft gehad.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) jaren.
€ 6.251,43 (zesduizend tweehonderdeenenvijftig euro en drieënveertig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 6.251,43 (zesduizend tweehonderdeenenvijftig euro en drieënveertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
66 (zesenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
€ 10.000,00 (tienduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 10.000,00 (tienduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
85 (vijfentachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
€ 10.000,00 (tienduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 10.000,00 (tienduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
85 (vijfentachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.