ECLI:NL:GHSHE:2014:5359
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- W.H.B. den Hartog Jager
- C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden
- M.J.H.A. Venner-Lijten
- Rechtspraak.nl
Toepasselijkheid van Nederlands recht op een betwiste onderhandse akte en onderbouwing van een vordering uit hoofde van een vaststellingsovereenkomst
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de rechtbank Maastricht. [Appellante] vordert een betaling van € 5.000.000,- van [geïntimeerde], gebaseerd op een Debt Certificate dat zij beschouwt als een vaststellingsovereenkomst. De rechtbank had de vordering afgewezen omdat deze onvoldoende onderbouwd was. In hoger beroep heeft [appellante] elf grieven aangevoerd, waarbij zij stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het niet voor de hand ligt om Nederlands recht toe te passen op de rechtsverhouding tussen partijen. Het hof overweegt dat de rechtskeuze voor Nederlands recht mogelijk is, maar dat de bewijskracht van de onderhandse akte afhankelijk is van de plaats waar deze is ondertekend, in dit geval België. Het hof stelt vast dat [geïntimeerde] de echtheid van de handtekeningen en de inhoud van het Debt Certificate betwist. Het hof oordeelt dat [appellante] nadere informatie moet verschaffen over de herkomst van de gelden en de relevante feiten en omstandigheden. De zaak wordt aangehouden voor het nemen van een akte aan de zijde van [appellante].