Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het verloop van de procedure
- genoemde dagvaarding;
- een memorie van grieven waarbij de eis is gewijzigd;
- een memorie van antwoord;
- de door appellanten en geïntimeerde ter rolle overgelegde pleitnotities.
2.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 81972/HA ZA 12-7)
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
fl. 1,- aan de VvE verkocht en geleverd.
) op zich neemt en waarbij tevens wordt bedongen dat ook de in dit lid bedoelde latere verkrijgers en andere deden gebonden zullen zijn, (…)
niet nakoming van een of meerdere van het in (…) artikel 7 overeengekomene (…)”.
fl. 1,- eigenaar werd van een perceel grond van ongeveer 10 aren, maar ook de rechten kreeg zoals vermeld in art. 7 leden 1 tot en met 5 van de Akte. Het hof weegt hierbij mee dat partijen niet, in elk geval niet voldoende onderbouwd hebben aangevoerd dat ten tijde van de totstandkoming van deze bepaling(en) andersluidende verklaringen zijn afgelegd of dat [Beheer] zich zodanig heeft gedragen dat de VvE daaruit mocht afleiden dat [Beheer] daarenboven ook nog eens de wil had om een boete te betalen van
fl. 500.000,- indien zij het gebruiksrecht zou opzeggen. De VvE hebben wat dit onderdeel van de vordering betreft onder nr. 13 in de conclusie van antwoord gesteld dat het in principe juist is dat de beëindiging van het gebruiksrecht ook de beëindiging van boetebeding (naar het hof begrijpt voor zover betrekking hebbend op dit gebruiksrecht) met zich meebrengt, maar dat dit niet wegneemt dat het gebruiksrecht juist vanwege het boetebeding niet zonder meer eenzijdig kan worden beëindigd. Het hof begrijpt daaruit dat de VvE dit subsidiaire deel van het onder 2. gevorderde niet betwist. Voor zover dit anders is, had van de VvE enige onderbouwing verwacht mogen worden van de stelling van de VvE dat partijen waren overeengekomen dat ook bij een rechtsgeldige opzegging van het gebruiksrecht [Beheer]
fl. 500.000,- aan de VvE zou moeten betalen. Een dergelijke onderbouwing heeft de VvE evenwel niet gegeven. Het hof merkt hierbij nog op dat, bij gebreke van enige onderbouwing, ook voorbij wordt gegaan aan de stelling dat [Beheer] bij de verkoop van het perceel nog een eigen belang had omdat een parkeerplaats op het terrein van de VvE moest worden gecreëerd. Het hof zal het onder 2. subsidiair gevorderde dan ook toewijzen, waarbij het hof iets andere woorden zal gebruiken en voor alle duidelijkheid wel zal opnemen dat het boetebeding in dit geval enkel voor wat betreft het gebruiksrecht niet meer van toepassing is.