Het hof heeft, mede gelet op het faillissement en de overgelegde faillissementsverslagen, geen enkele aanwijzing dat IBZ geheel of ten dele aan de veroordelingen in het vonnis van 7 september 2010 heeft voldaan.
De vordering van [appellant] tot betaling van schadevergoeding wegens onrechtmatige daad door BNM/[geintimeerde 2.], bestaande uit het niet door IBZ betaalde loon c.a. op grond van het hiervoor weergegeven vonnis van 7 september 2010, is toewijsbaar, doch niet volledig.
De arbeidsovereenkomst van [appellant] met IBZ is aangegaan per 21 december 2009 voor zes maanden (prod. 2 inleidende dagv). Uit de dagvaarding in de procedure die geleid heeft tot het vonnis van 7 september 2010 (prod. 4 mva) blijkt, dat [appellant] er – na de inroeping van de nietigheid van het ontslag op 25 maart 2010 - vanuit gaat dat het dienstverband met IBZ (na zes maanden) op 21 juni 2010 van rechtswege is geëindigd. Dit is door BNM en [geintimeerde 2.] op zichzelf niet bestreden. Wel hebben BNM en [geintimeerde 2.] betoogd dat het loon van [appellant] over de maand maart 2010 (€ 1.369,86 netto) aan hem is betaald (mva punt 46). Dit is door [appellant] niet betwist.
Op grond van een en ander is de vordering van [appellant] toewijsbaar voor zover zijn vordering tot schadevergoeding betreft het niet door IBZ betaalde loon over de periode van 1 april 2010 tot 21 juni 2010. Uit de overgelegde en niet bestreden loonstroken bij akte van [appellant] van 25 september 2012 blijkt dat het gaat om een bedrag van € 2.195,75 bruto per maand. Het hof zal de vordering aldus toewijzen: twee maanden (april en mei 2010) à € 2.195,75 bruto en 0,7 maand (juni 2010 tot de 21e) is € 1.537,03 bruto, is samen € 5.928,53 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2010, de datum waarop de laatste loonbetaling verschuldigd was.
Hetgeen bij vonnis van 7 september 2010 is toegewezen ter zake van de wettelijke verhoging acht het hof toewijsbaar over het hiervoor vermelde loon over de periode van 1 april 2010 tot 21 juni 2010. Weliswaar gaat het in deze procedure om vergoeding van schade en niet om loonbetaling, doch de niet-tijdige betaling door IBZ van dat loon aan [appellant] dient wegens de onrechtmatige daad van BNM en [geintimeerde 2.] jegens [appellant] aan hen te worden toegerekend. Toewijsbaar is het bedrag dat IBZ aan wettelijke verhoging had moeten betalen over € 5.928,53, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2010.
Eveneens is toewijsbaar het bedrag dat IBZ ter zake van proceskosten (€ 495,93) aan [appellant] had moeten voldoen op grond van het vonnis van 7 september 2010.
Voor matiging op de voet van artikel 6: 109 BW als door BNM en [geintimeerde 2.] verzocht, ziet het hof geen enkele aanleiding. Gesteld noch gebleken is dat in de gegeven omstandigheden de toekenning van volledige schadevergoeding tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden.