ECLI:NL:GHSHE:2014:530

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 februari 2014
Publicatiedatum
26 februari 2014
Zaaknummer
20-003269-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van diefstal met bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder vrijgesproken van meerdere diefstallen, maar de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De advocaat-generaal vorderde dat het hof het vonnis van de politierechter zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met reclasseringstoezicht en een behandeling bij een forensische zorginstelling. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, gepleegd in de woningen van mensen die haar als hulp in de huishouding hadden ingehuurd. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met bijzondere voorwaarden, en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding tot een bedrag van € 500,-- toegewezen. Het hof heeft de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003269-12
Uitspraak : 19 februari 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 17 september 2012 in de strafzaak met parketnummer
01-845077-12 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van een viertal ten laste gelegde diefstallen. De benadeelde partij is door de politierechter niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis is bij voornoemd vonnis opgeheven.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende bewezen zal verklaren hetgeen ten laste is gelegd en de verdachte deswege zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij Kairos Den Bosch, alsmede tot een werkstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze zal toewijzen tot een bedrag van € 500,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel conform artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Namens verdachte is een strafmaatverweer gevoerd. Tevens is verweer gevoerd met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij voor zover deze een bedrag van € 500,- te boven gaat.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof anders dan de eerste rechter tot een bewezenverklaring komt.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstippen in de periode van 6 oktober 2011 tot en met 23 januari 2012 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch en/of 's-Hertogenbosch, althans te Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een of meer siera(a)d(en) (onder andere ringen en/of armbanden en/of kettingen) en/of
- een of meer geldbedrag(en) en/of
- een of meer cosmeticaproducten (onder andere parfums) en/of
- een fotocamera (merk Sony),
in elk geval enig goed of goederen en/of geld, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of[benadeelde 3] en/of [benadeelde 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 6 oktober 2011 tot en met 23 januari 2012 in de gemeente
's-Hertogenbosch, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- sieraden (onder andere armbanden en een ketting), een cosmeticaproduct (parfum) en geld toebehorende aan [benadeelde 1] en
- sieraden (een armband en kettingen) toebehorende aan [benadeelde 2] en
- cosmeticaproducten (onder andere parfum) en een fotocamera (merk Sony) en geld toebehorende aan[benadeelde 3] en
- sieraden (onder andere een ring en een ketting) en geld toebehorende aan [benadeelde 4].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstallen, welke zij pleegde in de woningen van degenen die haar als hulp in de huishouding hadden ingehuurd.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat dit type diefstallen niet alleen financiële schade, overlast en ergernis met zich brengt voor de gedupeerden, maar ook dat het vertrouwen van die gedupeerden is beschadigd in degene aan wie zij hun woningen toevertrouwen.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het haar betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 22 januari 2014, waaruit blijkt dat zij eerder ter zake soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld;
  • de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken;
  • de omstandigheid dat verdachte in hoger beroep alsnog de verantwoordelijkheid voor haar handelwijze heeft genomen.
Het hof houdt in dat verband in het bijzonder rekening met de inhoud van de reclasseringsrapporten d.d. 26 juni 2012 en d.d. 17 januari 2014 die omtrent de verdachte zijn opgemaakt. Daaruit volgt onder meer dat de kans op recidive aanwezig zal blijven en dat de verdachte psychiatrische behandeling nodig heeft voor kleptomanie en haar persoonlijkheidsstoornis NAO bij Kairos in Den Bosch, een specialistische instelling voor ambulante forensisch psychiatrische behandeling.
Alles overziende acht het hof oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met reclasseringstoezicht en een behandeling bij Kairos of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, passend en geboden. Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het opleggen van daarnaast een werkstraf acht het hof – anders dan de advocaat-generaal – niet passend. Het hof is van oordeel dat het aannemelijk is dat verdachte, gezien haar psychische problematiek, daarmee “overvraagd” wordt, wat de kans op mislukken van de zo nodig geachte behandeling van verdachte aanzienlijk maakt.
De verdediging heeft, het belang van een snel aanvangende behandeling inziende, verzocht tot dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarde. Hoewel het hof met de verdediging dit belang onderkent, kan het echter een bevel daartoe niet geven. Dadelijke uitvoerbaarheid kan alleen worden bepaald indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerdere personen. Daar is in de onderhavige zaak geen sprake van.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt (
naar het hof begrijpt) € 1.250,00.
De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat, met uitzondering van de gestelde schade als gevolg van de niet ten laste gelegde diefstal van een fles champagne, de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Daarbij overweegt het hof dat de gestelde schade van de sieraden niet met bewijsstukken is onderbouwd en dat een nadere onderbouwing blijkens het voegingsformulier ook niet mogelijk lijkt. Bovendien is er tevens sprake van een emotionele waarde van de sieraden, welke zich niet eenvoudig in geldswaarde laat uitdrukken. Met betrekking tot de gestelde schade van de parfum van (
naar het hof begrijpt) het merk Hugo Boss overweegt het hof dat de gestelde schade niet met bewijsstukken (aankoopbon) is onderbouwd en dat - zoals door de benadeelde partij in haar aangifte is verklaard
(dossierpagina 52) - de parfum op enig moment door de verdachte aan de benadeelde partij is teruggegeven. Volgens de benadeelde partij was de fles parfum echter niet meer volledig gevuld en heeft zij (
naar het hof begrijpt) ondanks de teruggave van de parfum nog steeds schade.
Aan de hand van de aanwezige stukken acht het hof het redelijk en billijk om ten aanzien van de parfum en de sieraden aan te sluiten bij het door de advocaat-generaal genoemde bedrag van € 500,--, welk bedrag door de verdediging niet is betwist. Verdachte is in ieder geval tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat voor een gewogen oordeel met betrekking tot de gestelde schade ter zake nieuwe sloten nadere inlichtingen onontbeerlijk zijn nu niet geheel duidelijk is dat genoemde schade door verdachtes bewezen verklaarde handelen is veroorzaakt. Omdat naar het oordeel van het hof het nader inwinnen van inlichtingen in deze zaak een onevenredige belasting van het strafgeding met zich brengt, zal de benadeelde partij niet alleen ten aanzien van de gevorderde schade met betrekking tot de fles champagne en de nieuwe sloten, maar ook voor het meer gevorderde in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Desgewenst kan zij haar vordering in zoverre bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (
twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende de proeftijd zich stelt onder het toezicht van Reclassering Nederland en zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen, door deze instelling te geven in het reclasseringsbelang van de verdachte, ook indien dit inhoudt een ambulante behandeling bij Kairos Den Bosch of een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg.
Geeft deze instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van materiële schade(sieraden en parfum) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], een bedrag te betalen van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade(sieraden en parfum), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. P.J. Hödl, voorzitter,
mr. J.W. de Ruijter en mr. M. Rutgers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 19 februari 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.