11.2.3.Het hof oordeelt als volgt.
11.2.3.1. RGB heeft de door Med Trust tot uitgangspunt genomen af te nemen hoeveelheden – inclusief herstel van een verschrijving betreffende 2008 in schedule C - niet weersproken zodat ook het hof hiervan zal uitgaan.
Ten aanzien van de door Med Trust gehanteerde inkoopprijzen heeft RGB gewezen op een aantal punten, die volgens haar opheldering behoeven. Hiermee heeft zij evenwel niet, althans onvoldoende toegelicht waarom deze inkoopprijzen, die (nagenoeg) gelijk zijn aan de door haar zelf in de als productie 29 bij memorie van antwoord in zaak 200.093.057 overgelegde becijfering van de door Med Trust gederfde winst gehanteerde inkoopprijzen, onjuist zouden zijn. Bij nader onderzoek naar de betekenis van de in productie 13 voorkomende asterisk, als door het hof inderdaad waargenomen, heeft RGB geen enkel belang nu een (mogelijk) lagere inkoopprijs voor het betreffende product niet zal leiden tot minder schade voor Med Trust - als door RGB te vergoeden - doch juist tot meer schade voor Med Trust. Meer schade dan door Med Trust gevorderd kan en zal het hof echter niet toewijzen.
Het hof zal dan ook uitgaan van de door Med Trust gehanteerde inkoopprijzen en op basis daarvan gemaakte becijfering. Dat deze becijfering - uitgaande van laatstgenoemde inkoopprijzen - geheel of gedeeltelijk onjuist zou zijn is door RGB gesteld noch anderszins gebleken.
11.2.3.2. Voorts heeft RGB geen bezwaar gemaakt tegen de gehanteerde koers met betrekking tot de producten die Med Trust inkocht tegen Amerikaanse dollars. Het hof komt de gekozen methodiek, namelijk de respectieve koers twee maanden voor respectieve verkoopdatum, in het kader van de bepaling van de omvang van de gederfde winst, praktisch en redelijk voor.
11.2.3.3. Met betrekking tot de door RGB gestelde besparingen geldt dat, anders dan door RGB aangenomen, ingevolge onderdeel 8.8.3.4. van het tussenarrest in deze procedure heeft te gelden dat sprake was van een steeds ververste voorraad, zodat Med Trust tot het einde van de contractstermijn wel degelijk tot levering in staat was. Voor zover RGB zulks na tussenarrest alsnog heeft willen betwisten stuit dat af op de zojuist weergegeven bindende eindbeslissing. Het moet er derhalve voor worden gehouden dat Med Trust wel de afgesproken producten heeft ingekocht, verwerkt en beschikbaar heeft gehouden voor RGB, zodat de door RGB gestelde besparingen die uitgaan van het achterwege gebleven zijn van inkoop, opslag en verpakkingskosten, om die reden al geen behandeling behoeven.
11.2.3.4. Door RGB is gesteld dat ook in mindering moet komen op de door Med Trust gevorderde schadevergoeding het voordeel als door Med Trust genoten van het in 2010 tegen betaling terugnemen van startersets van RGB door Med Trust (onderdeel 20 en 21 nadere memorie RGB, tevens onderdeel 99 memorie van grieven in dossier 2000.093.057). RGB stelt dat Med Trust een inkoopvoordeel heeft behaald van € 9,= per starterset en een onbekende winst heeft behaald met verkoop aan derden. RGB beroept zich in dit verband op de werking van artikel 6:100 BW. Med Trust heeft een en ander weersproken.
Zonder toelichting – die ontbreekt – vermag het hof niet in te zien waarom het door Med Trust terugkopen van aan RGB vóór 13 oktober 2008 geleverde producten zou moeten worden aangemerkt als voortvloeiend uit dezelfde gebeurtenis (in de zin van artikel 6:100 BW) als waaruit voor Med Trust schade is voortgevloeid, en waarvan de omvang van die schade thans moet worden te bepaald. Er is slechts sprake van een los van de schade toebrengende gebeurtenis uitgevoerde aparte transactie, waarbij gesteld noch gebleken is dat partijen een door RGB thans voorgestane verrekening hebben afgesproken of bedoeld. Dit verweer van RGB wordt dan ook verworpen.
11.2.3.5. Ten aanzien van de wettelijke rente is door het hof reeds beslist dat deze zal worden toegewezen vanaf de data van verzuim (overweging 8.8.3.6 van het tussenarrest), waarmee het hof heeft bedoeld dat Med Trust rente toekomt over het respectieve bedrag aan schadevergoeding als verbonden aan de door RGB periodiek niet nagekomen respectieve kwartaalafname en steeds vanaf de respectieve datum van opeisbaarheid van de schade, als blijkend uit de door Med Trust middels productie 15 bij haar nadere conclusie van 7 mei 2013 overgelegde nota’s tot kwartaalafname, en wel vervolgens steeds tot de dag der voldoening. Door de mededeling van RGB van 13 oktober 2008 (zie de brief genoemd in overweging 8.1.5. van het tussenarrest), feitelijk inhoudende te weigeren voortaan af te gaan nemen verkeert RGB ten aanzien van ieder afgesproken later levermoment immers op de voet van artikel 6:83 onder c BW vanaf het verstrijken van de respectieve betaaltermijn per factuur terstond in verzuim en is sprake van verschuldigdheid van wettelijke rente over de per dat moment gederfde winst, namelijk vanaf het moment van opeisbaarheid van de door RGB respectief te betalen bedragen. Voor zover Med Trust heeft beoogd bij nadere conclusie van 7 mei 2013 alsnog op dit punt haar eis te vermeerderen - waartegen RGB zich heeft verzet - door reeds vanaf 13 oktober 2008 rente te vorderen over de totale schadevergoeding, stuit dit af op het feit dat het hof ter zake al een bindende eindbeslissing heeft genomen. Los daarvan vermag het hof niet in te zien waarom RGB rente verschuldigd zou zijn over – vanaf 13 oktober 2008 bezien - in de toekomst pas periodiek verschuldigde (concreet berekende) schadevergoedi
11.2.3.6. Nu ook op het punt van de buitengerechtelijke kosten door het hof al een bindende eindbeslissing (zie eveneens overweging 8.8.3.6 van het tussenarrest) is genomen is ook ten aanzien van die vordering er geen ruimte meer voor eisvermeerdering
11.2.3.7. Het voorgaande betekent dat aan Med Trust ter zake van schadevergoeding ten laste van RGB zal worden toegewezen
€ 749.267,84- het hof gaat ervan uit dat het bedrag van € 749.268,01 in het petitum van de nadere conclusie van 7 mei 2013 op een schrijffout berust - vermeerderd met wettelijke rente als hierboven aangegeven. Nu voorts RGB het openstaande bedrag van
€ 365,88betreffende factuur 20601027 als opgenomen in productie 21 bij inleidende dagvaarding zijdens Med Trust niet heeft betwist zal dit bedrag eveneens worden toegewezen. Nu het hier een nota ter zake vergeefs gemaakte verzendkosten (zie overweging 8.8.3.5. van het tussenarrest van 5 maart 2013) en derhalve ook een schadevergoeding betreft zal daarover eveneens de (gewone) wettelijke rente worden toegewezen als aangegeven. Verder zal hetgeen Med Trust meer van RGB heeft gevorderd, mede gezien hetgeen is overwogen in overweging 8.9.4 van het tussenarrest van 5 maart 2013, ter zake schadevergoeding of nog te betalen facturen (als hoofdvordering) worden afgewezen.
De vorderingen van Med Trust jegens [M & S], [Medical] Medical en [geintimeerde 3.]
11.3.2.[M & S] c.s. hebben - kort weergegeven - zowel jaarrekeningen als de genoemde facturen als een accountantsverklaring overgelegd, zij het dat door RGB geen facturen aan [Medical] Medical zijn gestuurd, omdat de verkochte producten in rekening-courant werden geboekt, zodat dergelijke facturen niet kunnen worden overgelegd, aldus RGB. [M & S] c.s. hebben voorts aangegeven dat het balanstotaal van RGB in 2006 € 5.661,= bedroeg en dat dit balanstotaal in 2007 is toegenomen tot € 291.071,=. RGB was geen lege vennootschap die enkel werd benut voor het doorleveren van goederen, aldus [M & S] c.s..
De voorraad bij Med Trust ingekochte producten kon slechts op naam van één vennootschap staan en dat was [Medical] Medical, die de grootste hoeveelheid producten aan derden verkocht. RGB heeft zelf voor in totaal € 40.428,53 aan producten van Med Trust verkocht. RGB heeft geprobeerd haar verkopen aan zakelijke afnemers te promoten met deelname aan beurzen en advertenties. Anders dan eerder medegedeeld was de verhouding tussen RGB en [Medical] Medical ten aanzien van de verkoop van producten van Med Trust niet ieder ongeveer de helft (zie overweging 8.11.2 van het tussenarrest) maar 10% door RGB en 90% door [Medical] Medical. Het aantal niet verkochte producten bedraagt 80,4% van de inkoop, waarbij het risico van de onverkochte producten bij [Medical] Medical ligt. RGB kocht immers alleen dan producten terug als zij ter zake een order had ontvangen van een derde, aldus [M & S] c.s..
[M & S] c.s. hebben tenslotte betoogd dat, zo het hof tot het oordeel zou komen dat RGB niet zelfstandig en voor eigen rekening activiteiten heeft gevoerd, zulks niet betekent dat [Medical] Medical als zustermaatschappij aansprakelijk kan worden gehouden. Het enkel medewerken aan een risicovolle taakverdeling binnen een concern is daartoe onvoldoende, hetzelfde geldt voor het hebben van dezelfde bestuurder. Nu voorts Med Trust heeft nagelaten zekerheid te bedingen kan van doorbraak van aansprakelijkheid richting RGB geen sprake zijn, aldus [M & S] c.s..
11.3.4.Het hof oordeelt als volgt.
11.3.4.1. Nu [M & S] c.s. niet meer hebben kunnen reageren op de door Med Trust eerst bij antwoordconclusie aangevoerde nieuwe feiten en omstandigheden zal het hof deze niet bij de beoordeling betrekken.
11.3.4.2. Uit de door [M & S] c.s. nader gestelde feiten en omstandigheden, welke overigens deels door Med Trust zijn betwist, blijkt dat RGB zowel in 2006 als in de periode vóór sluiting van de overeenkomst met Med Trust in februari 2007 geen inkomsten van derden genereerde, geen eigen bankkrediet had en ook geen eigen personeel had. Blijkens haar jaarstukken 2006 had RGB ultimo 2006 een negatief eigen vermogen van € 139.386,--, zijnde € 60.351,- meer dan ultimo 2005 (waarbij het negatief eigen vermogen derhalve was toegenomen met meer dan 76%).
RGB was volledig afhankelijk van verkoop aan concernvennootschappen, waarbij personeel werd ingeleend en waarbij de kosten van in- en verkoop in rekening-courant werden geboekt en door [M & S] als moedermaatschappij nagenoeg volledig werden gefinancierd. Ook na het aangaan van de overeenkomst met Med Trust bleef deze afhankelijkheid grotendeels bestaan: uit de door [M & S] c.s. overgelegde productie 40 blijkt dat van de uiteindelijk door [M & S] c.s. gerealiseerde omzet van bij Med Trust gekochte producten ad in totaal € 543.736,57 slechts door RGB zelfstandig € 40.428,53 is bewerkstelligd, zijnde – naar boven afgerond - 7,5%. Uitgaande van de uit de productie blijkende cijfers exclusief de eind 2008 uitgevoerde ‘dumpactie’ is sprake van een eigen aandeel van RGB van slechts 9,2 %, zijnde € 37.179,71 van € 404.115,38 (= € 37.179,71 +/+ € 404.115,38) in de verkoop door [M & S] c.s. van bij Med Trust gekochte producten. Het oordeel van de rechtbank dat tussen RGB en [Medical] Medical sprake was van verwevenheid is dan ook terecht gegeven en in zoverre faalt grief 10 van RGB in zaaknummer 200.093.057.
11.3.4.3. Het moet verder aan de bestuurder van RGB, [M & S] in de gegeven omstandigheden vanaf den beginne klip en klaar zijn geweest dat RGB nooit op eigen kracht en zelfstandig in staat zou zijn de met Med Trust gesloten overeenkomst, mede gezien de daarin aanvankelijk opgenomen afnameverplichtingen respectievelijk vanaf aanpassing van schedule C geldende afnameverplichtingen, na te blijven komen indien niet vanuit het concern continu zorggedragen zou worden voor - nagenoeg - volledige financiering. Vaststaat dat [M & S] ondanks deze kennis als verbonden aan de gekozen structuur van het concern en in het bijzonder de positie van RGB daarin als volledig afhankelijke groepsmaatschappij zonder eigen inkomsten en zonder een eigen vermogen, zonder Med Trust te waarschuwen RGB de overeenkomst heeft doen aangaan met Med Trust. Hiermee heeft [M & S] in februari 2007 reeds de zorgplicht die in de gegeven omstandigheden op haar rustte richting de toekomstige en ook meteen voornaamste externe crediteur van RGB miskend. Evenmin is gebleken dat [M & S] zich op enig later moment de belangen van Med Trust heeft aangetrokken (vergelijk HR 11 september 2009, LJN BH4033 inzake Comsys). Dit kan [M & S] worden toegerekend, zoals Med Trust heeft gesteld en [M & S] niet althans onvoldoende heeft betwist. Grief I van Med Trust in zaaknummer 200.093.257 slaagt derhalve in zoverre.
Door [M & S] c.s. is voorts niet betwist dat RGB geen enkel verhaal biedt voor de inmiddels vastgestelde schadevergoedingsverplichting jegens Med Trust. De daardoor door Med Trust geleden schade staat in causaal verband met het door [M & S] niet nakomen van haar zorgplicht en het door [M & S] nalaten maatregelen te treffen waarmee zij zich de belangen van Med Trust heeft aangetrokken. Voor zover [M & S] c.s. heeft willen betogen dat causaal verband geheel of gedeeltelijk - vanwege eigen schuld van Med Trust - ontbreekt doordat Med Trust heeft nagelaten bij aanvang van de overeenkomst zekerheid te bedingen, geldt dat dit verweer geen hout snijdt in de onderhavige situatie, waarin [M & S] juist Med Trust had moeten waarschuwen voor de risico’s verbonden aan de door [M & S] gekozen constructie. Anders dan [geintimeerde 3.] tijdens pleidooi heeft verklaard leidde de constructie waarbij RGB contracteerde immers niet alleen tot neutraliteit van [Medical] Medical maar tevens tot een aanzienlijk slechte(re) verhaalspositie ab initio voor Med Trust. In de gegeven omstandigheden, waar [M & S] ernstig tekortgeschoten is in haar zorgplicht jegens Med Trust, komt haar in redelijkheid dan ook geen beroep toe op het door Med Trust niet nakomen van haar schadebeperkingsplicht.
[M & S] zal hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van de aan Med Trust toekomende schadevergoeding groot in totaal € 750.633,89, derhalve inclusief de buitengerechtelijke kosten, alsook vermeerderd met de wettelijke rente als ook ten laste van RGB toe te wijzen. Nu sprake is van een verzuim als bedoeld in artikel 6:83 sub b BW ligt het verder in de rede de verschuldigdheid van rente te laten beginnen per respectief moment van opeisbaarheid van de respectief verschuldigde schadevergoeding wegens uitgebleven periodieke afname.
11.3.4.4. De inrichting van het concern en de gemaakte beleidskeuzes zijn gemaakt door [M & S] als bestuurder van het concern en feitelijk door Boeren in persoon als bestuurder van [M & S]. Het enkele feit dat [Medical] Medical dezelfde bestuurder heeft als RGB maakt nog niet dat genoemde beleidskeuzes die RGB betroffen hebben ook om die enkele reden reeds aan [Medical] Medical kunnen worden toegerekend.
Voorts geldt dat het hof zonder toelichting - die ontbreekt - niet vermag in te zien waarom [Medical] Medical jegens Med Trust gehouden zou zijn bij RGB producten af te nemen. De stellingname van Med Trust dat [Medical] Medical jegens RGB gehouden was tot afname is niet onderbouwd. Evenmin heeft Med Trust onderbouwd dat een besluit van [Medical] Medical om niet langer producten afkomstig van Med Trust af te nemen RGB ertoe zou hebben gebracht de overeenkomst met Med Trust te beëindigen.
11.3.4.5. Het door Med Trust voorts gestelde enkele profiteren door [Medical] Medical van de wanprestatie van haar zustermaatschappij RGB is als zodanig onvoldoende om onrechtmatig handelen van [Medical] Medical jegens Med Trust aan te kunnen nemen.
Het handelen met iemand terwijl men weet dat deze door dit handelen een door hem met een derde gesloten overeenkomst schendt, is op zichzelf immers jegens die derde niet onrechtmatig.
11.3.4.6. Hetzelfde geldt voor profiteren van onrechtmatig handelen of van in strijd met contractuele plichten nalaten door een ander. Het antwoord op de vraag of dergelijk bewust profiteren van andermans wanprestatie onrechtmatig jegens die derde (in casu Med Trust) is, hangt af van de omstandigheden van het geval (Vergelijk onder meer HR 26 januari 2007, LJN: AZ1084, en HR 4 december 2009, LJN: BJ8333). Med Trust heeft aangevoerd dat dergelijke (extra) omstandigheden zich in dit geval hebben voorgedaan, hetgeen [M & S] c.s. hebben betwist.
Het hof acht in dit verband allereerst een uiterst relevante omstandigheid de door Med Trust gestelde en vaststaande betrokkenheid van [M & S] als bestuurder bij het handelen van zowel RGB als van [Medical] Medical (vergelijk HR 4 december 2009, LJN: BJ8333) in oktober 2008 (en eerder).
Voorts is weliswaar niet komen vast te staan dat [Medical] Medical juridisch gehouden was tot afname van de door RGB bij Med Trust op basis van de overeenkomst periodiek af te nemen producten, maar feitelijk werden, dit in verband met het automatiseringssysteem als door [M & S] c.s. geschetst, door RGB bij Med Trust aangeschafte producten meteen doorgeleverd aan [Medical] Medical en kwamen daarmee voor haar risico (zie hiervoor overweging 11.3.2). [Medical] Medical profiteerde aldus van de – naar inmiddels vaststaat – onterechte weigering van RGB nog producten van Med Trust af te nemen, hetgeen wanprestatie van RGB opleverde. Dit profijt bestond erin dat [Medical] Medical vanaf oktober 2008 niet langer producten in voorraad kreeg die volgens haar eigen stellingen slecht of niet verkoopbaar waren.
Het verweer van [Medical] Medical dat zij juist nadeel heeft ondervonden van het wegvallen van de toevoer verwerpt het hof, dit mede gezien de door [Medical] Medical respectievelijk [M & S] c.s. aangevoerde kwaliteitsproblemen en onverkoopbaarheid wegens verouderd zijn van de producten van Med Trust, en de door [Medical] Medical naar eigen zeggen nog steeds gehouden voorraad van producten afkomstig van Med Trust. Het op dit punt gevoerde verweer is dan ook innerlijk tegenstrijdig althans onvoldoende onderbouwd.
11.3.4.7. [Medical] Medical was voorts bekend via haar bestuurder met de verplichtingen van RGB richting Med Trust, en in zoverre ook met de in de overeenkomst opgenomen beperking van concurrerende activiteiten (zie artikel 1.3. als weergegeven in overweging 8.1.3. van het tussenarrest van 5 maart 2013). Weliswaar leest het hof niet in artikel 1.3 van de overeenkomst de door Med Trust bepleite ruime uitleg – te weten dat RGB én [Medical] Medical geen concurrerende producten van derden zouden mogen afnemen gedurende de looptijd van de overeenkomst – doch veeleer de beperktere door [M & S] c.s. bepleite uitleg – de clausule ziet slechts op het aangaan van nieuwe distributieovereenkomsten met derden -, maar dat betekent niet dat [Medical] Medical op dit punt geen enkel voordeel zou hebben van beëindiging van de overeenkomst. Los van de vraag of [Medical] Medical toch al niet gebonden was jegens Med Trust als ‘affiliate company’ doordat ook haar bestuurder, weliswaar namens RGB, de overeenkomst heeft gesloten, betekende beëindiging van de overeenkomst in ieder geval dat RGB jegens Med Trust niet meer gehouden zou zijn [Medical] Medical aan te spreken wegens overtreding van artikel 1.3.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat [Medical] Medical op onrechtmatige wijze heeft geprofiteerd van de wanprestatie van RGB, hetgeen jegens Med Trust onrechtmatig handelen oplevert dat ook [Medical] Medical kan worden toegerekend. In zoverre slaagt grief I van Med Trust in zaaknummer 200.093.257 eveneens.
11.3.4.8. De door Med Trust geleden schade door het onrechtmatig profiteren door [Medical] Medical moet worden bepaald door Med Trust in de positie te brengen als ware het profiteren van de wanprestatie achterwege gebleven. Med Trust heeft geen schade in relatie tot het niet gedurende de afgesproken periode handhaven van het concurrentiebeding - ongeacht de reikwijdte daarvan - aangevoerd zodat ter zake geen schadevergoeding kan worden vastgesteld. Het profiteren van de door RGB ten onrechte achterwege gelaten afname betekende in dit geval het door [Medical] Medical niet automatisch geleverd krijgen van de door RGB af te nemen producten, waar tegenover vervolgens periodiek een betalingsverplichting van [Medical] Medical ter grootte van de inkoopprijs van RGB zou zijn ontstaan richting RGB. Op de aldus periodiek ontstane vorderingen althans ter zake betaalde gelden door RGB zou Med Trust zich dan hebben kunnen verhalen. Gesteld noch gebleken is immers dat [Medical] Medical in 2008 en 2009 niet in staat was tot volledige betaling van de met doorlevering gemoeide bedragen, zodat Med Trust vervolgens om die reden geen schade zou hebben geleden door het profiteren van [Medical] Medical van de wanprestatie van RGB.
Aldus moet de schade in dit verband bepaald worden op de aan Med Trust ten laste van RGB toekomende schadevergoeding inclusief buitengerechtelijke kosten alsook inclusief de wettelijke rente, een en ander als overwogen in overweging 11.3.4.3.
11.3.4.9. Voor zover [Medical] Medical heeft beoogd zich eveneens te beroepen op eigen schuld van Med Trust (artikel 6:101 BW) geldt dat [Medical] Medical in de gegeven omstandigheden als profiteur van de wanprestatie van haar zustermaatschappij en niet direct bij de overeenkomst betrokkene in redelijkheid een dergelijk beroep niet toekomt. [Medical] Medical zal derhalve hoofdelijk met [M & S] worden veroordeeld tot betaling aan Med Trust van het volledige hierboven weergegeven schadebedrag.
11.3.4.10. Met betrekking tot [geintimeerde 3.] in persoon geldt op de voet van artikel 2:11 BW dat [geintimeerde 3.] zal worden veroordeeld tot hetgeen waartoe [M & S] zal worden veroordeeld, en wel hoofdelijk samen met de andere gedaagden [M & S] en [Medical] Medical. In zoverre slaagt grief I in zaaknummer 200.093.257 tenslotte ook.
Het volledig slagen van grief I brengt tevens met zich dat de door Med Trust verzochte verklaring voor recht ten aanzien van ieder van de geïntimeerden in zaaknummer 200.093.257 zal worden toegewezen.
11.3.4.11. Voor zover Med Trust heeft beoogd eveneens in hoger beroep op te komen tegen de beslissing van de rechtbank tot afwijzing van de vordering tegen [Medical] Medical ter zake onjuiste berichtgeving (zie onderdeel 3.19 tot en met 3.21 van het vonnis waarvan beroep) - de appeldagvaarding , petitum onderdeel c lijkt in die richting te wijzen – heeft zij daartoe evenwel geen nadere gronden aangevoerd, zoals door [M & S] c.s. terecht is opgemerkt (MvA zaak 200.093.257 punt 41, b). Aldus is Med Trust niet-ontvankelijk in dit deel van haar hoger beroep.