In deze zaak gaat het om de erkenning van twee minderjarige kinderen door de vader, waarbij de moeder in hoger beroep is gegaan tegen de beslissing van de rechtbank die vervangende toestemming verleende aan de vader om de kinderen te erkennen. De moeder is van mening dat de erkenning onterecht is, omdat dit zou leiden tot een wijziging van de achternaam van de kinderen, die nu de achternaam van de moeder dragen. De rechtbank had eerder besloten dat de vader de kinderen mocht erkennen, maar de moeder vreest dat de wijziging van de achternaam negatieve gevolgen zal hebben voor de kinderen, die al hun hele leven met de achternaam van de moeder zijn opgegroeid. Het hof overweegt dat de wet dwingend voorschrijft dat de achternaam van de kinderen verandert in die van de vader bij erkenning, en dat het belang van de erkenning door de vader zwaarder weegt dan de bezwaren van de moeder. Het hof wijst erop dat de kinderen recht hebben op erkenning van hun relatie met hun vader, en dat de belangen van de kinderen en de vader in dit geval prevaleren boven de bezwaren van de moeder. De beslissing van de rechtbank wordt dan ook bekrachtigd, en de erkenning van de kinderen door de vader wordt toegestaan, met als gevolg dat hun achternaam zal veranderen.