ECLI:NL:GHSHE:2014:5206

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 december 2014
Publicatiedatum
11 december 2014
Zaaknummer
20-001424-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis rechtbank Breda en veroordeling tot gevangenisstraf voor oplichting en bedrieglijke bankbreuk

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Breda. De verdachte, geboren in 1948, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor oplichting, valsheid in geschrifte en bedrieglijke bankbreuk. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de gevangenisstraf verlaagd naar 28 maanden. De verdachte had beleggers misleid door hen te verzekeren dat hun inleg risicoloos was en dat deze volledig zou worden belegd in fondsen en aandelen. In werkelijkheid werden de inleggelden niet belegd, maar gebruikt voor andere doeleinden, waaronder gokken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte valse beleggingsoverzichten heeft gepresenteerd en dat hij tijdens zijn faillissement goederen heeft verborgen voor de curator. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat zij zich niet opnieuw in het hoger beroep hebben gevoegd. Het hof heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, ondanks het faillissement van de verdachte. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 24c, 36f, 57, 225, 326 en 341 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001424-12
Uitspraak : 11 december 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van
11 april 2012 in de strafzaak met parketnummer 02-996005-09 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag]1948,
wonende te [adres verdachte]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte veroordeeld ter zake van het meermalen plegen van: oplichting (feit 1 primair), valsheid in geschrifte, door de rechtbank abusievelijk gekwalificeerd als verduistering (feit 2) en bedrieglijke bankbreuk (feit 3), tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
Voorts zijn de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard en is de teruggave gelast van de in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij vonnis, waarvan beroep, zijn de benadeelde partijen[namen] niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. Deze benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Deze vorderingen zijn derhalve niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal vernietigen en, te dien aanzien opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte onder 1 primair, 2 en 3 is ten laste gelegd en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, met teruggave van de in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd ten aanzien van alle personen die zich als benadeelde partij hebben gevoegd tot het bedrag van de inleg.
Ten aanzien van de benadeelde partijen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze niet-ontvankelijk zal verklaren in hun vorderingen.
De verdediging heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 gerefereerd aan het oordeel van het hof. Verdachte heeft zich verzet tegen bewezenverklaring van feit 3, voor zover de bedrieglijke bankbreuk betrekking heeft op de sieraden (eerste liggende streepje). Overigens heeft de verdediging zich ten aanzien van feit 3 gerefereerd aan het oordeel van het hof. Door de verdediging is voorts aangevoerd dat feit 2 in eendaadse samenloop is gepleegd met feit 1.
Voorts is verzocht om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen en de schadevergoedingsmaatregel niet op te leggen, nu onvoldoende duidelijkheid bestaat over de omvang van de vorderingen. Ten aanzien van het beslag is verzocht om, met uitzondering van de schilderijen, alle goederen terug te geven aan de echtgenote van verdachte.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - worden vernietigd reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van de maand januari 2005 tot en met de maand oktober 2008 in de gemeente Breda en/of (elders) in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [namen 12 beleggers]en/of een of meer (andere) perso(o)n(en), vermeld op de excellijst D-0188 (p 1045 t/m 1051 p.v.), verder te noemen 'de belegger(s)', heeft bewogen tot de afgifte van een of meer bedrag(en) aan geld tot een totaalbedrag groot 2.213.995,- euro of daaromtrent, in elk van geval van een of meer bedrag(en) aan geld, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven-:
(telkens) de belegger(s) mondeling en/of schriftelijk en/of middels (een) door hem, verdachte, (mede) ondertekende overeenkomst(en) met de belegger(s) en/of verklaring(en) gegararandeerd en/of voorgespiegeld en/of voorgehouden dat de belegger(s) via hem, verdachte, (nagenoeg) risicoloos kon(den) beleggen en/of dat de inleg(en) waren/was afverzekerd en/of dat de inleg(gen) volledig zou(den) dienen ter belegging in fondsen en/of aandelen en/of opties en/of dat de/het rendement(en) op de belegging(en) in fondsen en/of aandelen en/of opties 10 - 15% zou(den) bedragen en/of (telkens) de belegger(s) valselijk opgemaakte beleggingsoverzichten getoond en/of gegeven en/of toegezonden met positieve beleggingsresultaten, waardoor voornoemde perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van de maand januari 2005 tot en met de maand oktober 2008 in de gemeente Breda en/of (elders) in Nederland, (telkens) opzettelijk
een (of meer) bedrag(en) aan geld tot een totaalbedrag groot 2.213.995,- euro of daaromtrent, in elk van geval een of meer bedrag(en) aan geld, in elk geval enig goed, dat/die (telkens) geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [namen 12 beleggers]en/of een of meer (andere) perso(o)n(en), vermeld op de excellijst D-0188 (p 1046 t/m 1051 p.v.), verder te noemen 'de belegger(s)', in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten (telkens) als beleggingsadviseur en/of vermogensbeheerder van de belegger(s) ter belegging in fondsen en/of aandelen en/of opties ten behoeve van de belegger(s) onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 mei 2008 tot en met 12 augustus 2008 in de gemeente Breda, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) overzicht(en) van de belegging ten name van de belegger(s) [namen 7 beleggers]en/of ten name van een of meer ander(e) perso(o)n(en) (D/0009 en/of D/0044 en/of D/0046 en/of D/0064 en/of D/0128 en/of D/0152 en/of D/0164 en/of D/0165 en/of D/0315 t/m D/0317), verder te noemen 'de belegger(s)', - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- op die/dat overzicht(en) van belegging voornoemd (telkens) een (geactualiseerd) overzicht vermeld van (onder meer) de hoofdsom van de door hem, verdachte, voor de belegger(s) beheerde gelden en/of de positieve beleggingsresultaten over de door hem, verdachte, voor de belegger(s) beheerde gelden, zulks terwijl die op die/dat overzicht(en) van belegging vermelde hoofdsom(men) voornoemd in werkelijkheid niet (meer) waren/was belegd en/of die op die/dat overzicht(en) van belegging vermelde beleggingsresulta(a)t(en) in werkelijkheid (telkens) niet, althans niet tot de bedrag(en) als vermeld op die/dat overzicht(en) van belegging waren/was behaald, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2008 tot en met 16 juni 2009 in de gemeente Breda, in elk geval in Nederland, terwijl hij, verdachte, bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Breda van 7 oktober 2008, in staat van faillissement was verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeiser(s),
- baten niet heeft verantwoord en/of goederen aan de boedel heeft onttrokken door tegenover de curator de gehele of gedeeltelijke eigendom en/of de opbrengst van de verkoop van een of meer siera(a)d(en) met (een) totale verkoopopbrengst(en) van 11.225,31 euro en/of 3.238,40 euro (D/0259 en/of D/0260) en/of de gehele of gedeeltelijke eigendom van een personenauto (Mazda 6, [kenteken]) te verzwijgen en/of
- niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en/of het bewaren en/of tevoorschijn brengen van boeken en/of bescheiden en/of geschriften in het derde lid van dat artikel bedoeld.
Het hof heeft in feit 1 "de excellijst D-0188 (p 1046 t/m 1051 p.v.)" verbeterd gelezen als "de excellijst D-0188 (p 1045 t/m 1051 p.v.)" nu de steller van de tenlastelegging kennelijk heeft beoogd de gehele lijst in de tenlastelegging te betrekken.
Voor zover in de tenlastelegging verder nog taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze eveneens verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van de maand januari 2005 tot en met de maand oktober 2008 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een listige kunstgreep en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [namen 11 beleggers] en andere personen, vermeld op de excellijst D-0188 (p 1045 t/m 1051 p.v.), verder te noemen 'de beleggers', heeft bewogen tot de afgifte van bedragen aan geld, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk opzettelijk listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven-:
telkens de belegger(s) mondeling en/of schriftelijk en/of middels een door hem, verdachte mede ondertekende overeenkomst met de belegger(s) en/of verklaring(en) gegararandeerd en/of voorgespiegeld en/of voorgehouden dat de belegger(s) via hem, verdachte, (nagenoeg) risicoloos kon(den) beleggen en/of dat de inleg(gen) volledig zou(den) dienen ter belegging in fondsen en/of aandelen en/of opties en/of dat de/het rendement(en) op de belegging(en) in fondsen en/of aandelen en/of opties 10 - 15% zou(den) bedragen, waardoor voornoemde personen telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
2.
hij in de periode van 22 mei 2008 tot en met 12 augustus 2008 in de gemeente Breda, meermalen, overzichten van de belegging ten name van de beleggers [namen 7 beleggers]en/of ten name van andere personen (D/0009 en D/0044 en D/0046 en D/0064 en D/0128 en D/0152 en D/0164 en D/0165 en D/0316 en D/0317), verder te noemen 'de belegger', - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens valselijk en in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- op die overzichten van belegging voornoemd een geactualiseerd overzicht vermeld van (onder meer) de hoofdsom van de door hem, verdachte, voor de belegger beheerde gelden en/of de positieve beleggingsresultaten over de door hem, verdachte, voor de belegger beheerde gelden, zulks terwijl die op die overzichten van belegging vermelde hoofdsom voornoemd in werkelijkheid niet (meer) was belegd en die op die overzichten van belegging vermelde beleggingsresultaten in werkelijkheid niet, althans niet tot de bedragen als vermeld op die overzichten van belegging waren behaald, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken;
3.
hij in de periode van 1 mei 2008 tot en met 16 juni 2009 in de gemeente Breda, terwijl hij, verdachte, bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Breda van 7 oktober 2008, in staat van faillissement was verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers,
- baten niet heeft verantwoord en goederen aan de boedel heeft onttrokken door tegenover de curator de gehele of gedeeltelijke eigendom en de opbrengst van de verkoop van sieraden met totale verkoopopbrengsten van 11.225,31 euro en 3.238,40 euro (D/0259 en D/0260) te verzwijgen en
- niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
bedrieglijke bankbreuk, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Van eendaadse samenloop van de feiten 1 en 2, zoals door de verdediging bepleit, is naar het oordeel van het hof geen sprake. De strafbaarstellingen van de artikelen 326 (tegengaan van bedrog) ) respectievelijk 225 (bescherming openbaar vertrouwen en voorkoming van mogelijk nadeel), van het Wetboek van Strafrecht, beogen andersoortige belangen te beschermen en kunnen naast elkaar worden tenlastegelegd. Daarbij komt dat het in het onder 1 bewezenverklaarde gaat om het gebruik maken van valselijk opgemaakte overzichten en in het onder 2 bewezenverklaarde om het opmaken van die overzichten.
Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die in de regel voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof heeft daarbij gelet op de volgende omstandigheden.
Verdachte heeft een groot aantal personen in de periode van januari 2005 tot en met oktober 2008 bewogen om hun vermogen te beleggen, waarbij hij hen voorspiegelde dat zij hun inleg gegarandeerd terug zouden krijgen. Daarna heeft hij valse beleggingsoverzichten gemaakt, waarmee hij de schijn wekte dat het geld op behoorlijke wijze was belegd. Inleggelden werden niet belegd maar onder meer vergokt. Van de totale inzet van ruim 2,2 miljoen euro was er, op het moment dat verdachte op eigen verzoek failliet werd verklaard, nagenoeg niets meer over. De inleggelden gingen in één grote pot. Met geld vanuit die pot heeft verdachte sieraden gekocht, welke sieraden hij kort voor het faillissement heeft verkocht, hetgeen hij tegenover de curator heeft verzwegen. Op die manier heeft verdachte geprobeerd de opbrengst van deze sieraden buiten bereik van zijn schuldeisers te houden. Voorts heeft hij geen fatsoenlijke boekhouding bijgehouden van wat er met de ingelegde geldbedragen is gebeurd.
Verdachte heeft jarenlang misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hij genoot bij de diverse beleggers. Vele gedupeerden zijn door zijn handelen grote geldbedragen kwijtgeraakt en in geldnood gekomen. Verdachte schroomde er zelfs niet voor om beleggers te adviseren een tweede hypotheek af te sluiten en het daarmee verkregen bedrag ter belegging aan hem over te dragen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat verdachte tegenover zijn slachtoffers tot op heden geen enkel teken van berouw heeft getoond.
Naar het oordeel van het hof past bij deze feiten, ook als rekening gehouden wordt met de leeftijd van verdachte en de omstandigheid dat uit het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 oktober 2014 blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest, in beginsel een gevangenisstraf zoals door de rechtbank opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van de rapporten van drs. S.J.J. Steketee, klinisch psycholoog/psychotherapeut, d.d. 9 september 2014, omtrent de persoon van verdachte en van dr. P.J.A. van Panhuis, psychiater geregistreerd bij het NRGD, d.d. 24 augustus 2014, omtrent de geestesvermogens van verdachte.
Beide deskundigen komen tot het oordeel dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde, lijdende was aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, maar dat de beslissingen/keuzes die verdachte maakte gedurende de jaren waarin zich de ten laste gelegde feiten zich hebben voorgedaan niet kunnen worden verklaard vanuit de stoornis. Pas nadat het mis ging (rond juli 2008) is de stoornis een rol gaan spelen in het gedrag van verdachte. Voor deze laatste periode zijn de gedragingen hem in mindere mate toe te rekenen.
Het hof zal daarmee rekening houden en daarom een iets lagere straf opleggen dan gevorderd door de advocaat-generaal.
Door de verdediging is verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gelet op de negatieve (medische) adviezen en de psychische en lichamelijke gesteldheid van verdachte.
Het hof overweegt als volgt. De psycholoog stelt in zijn rapport dat er een vergrote kans is op decompensatie ten gevolge van de doorwerking van apnoe, lichamelijke klachten en ontwikkelde psychische klachten na de tenlastelegging, te weten een depressieve stoornis en een posttraumatisch stress stoornis, en adviseert negatief ten aanzien van een onvoorwaardelijke detentie. Ook de psychiater geeft te kennen dat ten aanzien van een onvoorwaardelijke detentiestraf een negatief medisch advies gerechtvaardigd is. Het hof ziet in deze adviezen van de deskundigen en het verhandelde ter terechtzitting echter geen aanleiding om voorshands aan te nemen dat de verdachte niet in staat zou zijn detentie te ondergaan. Temeer niet, nu in de executiefase (binnen een penitentiaire inrichting) deugdelijk rekening kan worden gehouden met de specifieke gezondheidstoestand van de verdachte.
Het hof ziet gelet op al het voorgaande geen reden om een andersoortige straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur op te leggen.
Beslag
Uit het ter terechtzitting door de advocaat-generaal overgelegde vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 5 juni 2013 in de civiele procedure van de curator tegen de echtgenote van verdachte, [naam echtgenote], is het hof gebleken dat de in beslag genomen Mazda aan [naam echtgenote] is toegewezen. Het hof zal daarom de teruggave aan [naam echtgenote] gelasten.
Van de overige in beslag genomen goederen blijkt uit dit vonnis niet dat zij niet aan de (faillissementsboedel van) verdachte toebehoren. Het hof zal daarom de bewaring gelasten ten behoeve van de rechthebbende.
Vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partijen[namen 28 benadeelde partijen] hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met vorderingen tot schadevergoeding.
Deze vorderingen zijn bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
Naar het oordeel van het hof staat artikel 26 Faillissementswet aan indiening van een civiele vordering als benadeelde partij bij de strafrechter jegens een gefailleerde in de weg: een benadeelde partij dient zich dan tot de curator te wenden. In de onderhavige zaak is vastgesteld dat verzoeker op 7 oktober 2008 persoonlijk failliet is verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat dit faillissement niet is opgeheven. De benadeelde partijen kunnen daarom niet in hun vorderingen worden ontvangen. Dit geldt evenzeer voor de curator, die zich namens de gezamenlijke schuldeisers in het faillissement van verdachte heeft gevoegd.
Het hof zal de benadeelde partijen daarom niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.
Schadevergoedingsmaatregel
Het hof is van oordeel dat een faillissement niet in de weg staat aan het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel.
Het gestelde faillissement is bij de beoordeling van een individuele vordering van een benadeelde partij een bepalend gegeven. Dat bepalende karakter heeft het naar het oordeel van het hof niet bij de vraag of wel of niet een schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd. De schadevergoedingsmaatregel is een zelfstandige strafrechtelijke maatregel die beoogt een door een strafbaar feit benadeelde te versterken in zijn positie tot herstel van de rechtmatige toestand. Hieraan ligt de gedachte ten grondslag om de benadeelde de inspanningen om dat herstel te bereiken zoveel als mogelijk is uit handen te nemen. Die inspanningen worden door het opleggen van de maatregel in handen gelegd van het openbaar ministerie (de Staat), waarbij deze mede gebonden is aan de speciale regelgeving met betrekking tot een gefailleerde.
Gelet op het onder 1 primair bewezen verklaarde heeft verdachte de hierna te noemen personen bewogen tot afgifte van de inleg voor beleggingen. Naar het oordeel van het hof is deze inleg telkens wederrechtelijk verkregen en dient verdachte dit terug te betalen.
Het hof beperkt zich daarbij tot de individuele personen die zich als benadeelde partij hebben aangemeld, nu ten aanzien van deze personen door de ingediende vorderingen in combinatie met de excellijst D-0188 (p 1045 t/m 1051 p.v.), voor zover relevant aangevuld met verklaringen afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, voldoende informatie voorhanden is om te kunnen vaststellen welke schade door het strafbare feit in ieder geval is toegebracht. Het hof zal de maatregel opleggen voor zover uit deze informatie blijkt dat de stortingen binnen de bewezen verklaarde periode (januari 2005 t/m oktober 2008) zijn betaald, onder aftrek van betalingen van verdachte aan de benadeelde na de eerste storting in die periode.
Het hof ziet derhalve aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden nu verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Nu de gebruikelijk op te leggen vervangende hechtenis voor de verschillende schadevergoedingsmaatregelen het maximum van een jaar, als vastgesteld bij artikel 24c, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, overstijgt zal het hof de maximale duur van de vervangende hechtenis naar rato over de schadevergoedingsmaatregelen verdelen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 57, 225, 326 en 341 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat te betalen:

[beslissing 36f]

Beslag

Gelast de
teruggaveaan [naam echtgenote] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 personenauto Mazda 6, [kenteken] (beslagnummer 10)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 juwelenkoffer, kleur bruin (beslagnummer 1)
- 1 geldbuidel, kleur bruin, slangleren map inhoudende 1 horloge en 2 armbanden
(beslagnummer 2)
- 1 ring, zilverkleurig (beslagnummer 3)
- 1 mapje, inhoudende 1 ketting met hanger en 1 losse hanger (beslagnummer 4)
- 1 hanger lot 230 zilverkleurig (beslagnummer 5)
- 1 hanger lot 238 zilverkleurig (beslagnummer 6)
- 1 juwelenbox, kleur bruin, met inhoud (beslagnummer 7)
- 1 juwelenbox met inhoud (beslagnummer 8)
- 1 kattenhalsband, kleur rood (beslagnummer 9)
- 1 schilderij, tafereel in café (beslagnummer 11)
- 1 schilderij, stilleven met 1 appel en glas (beslagnummer 12)
- 1 schilderij, stilleven met 1,5 sinaasappel en glas (beslagnummer 13).
- 2 oorbellen, zilver, bezet met vermoedelijk edelsteentjes (beslagnummer 19).

Vorderingen van de benadeelde partijen

Verklaart de benadeelde partijen[namen 28 benadeelde partijen]
in hun vorderingen tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partijen in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. H. Eijsenga, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. P.J. Hödl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mw. C.M. Sweep, griffier,
en op 11 december 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.