In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Breda. De verdachte, geboren in 1948, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor oplichting, valsheid in geschrifte en bedrieglijke bankbreuk. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de gevangenisstraf verlaagd naar 28 maanden. De verdachte had beleggers misleid door hen te verzekeren dat hun inleg risicoloos was en dat deze volledig zou worden belegd in fondsen en aandelen. In werkelijkheid werden de inleggelden niet belegd, maar gebruikt voor andere doeleinden, waaronder gokken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte valse beleggingsoverzichten heeft gepresenteerd en dat hij tijdens zijn faillissement goederen heeft verborgen voor de curator. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat zij zich niet opnieuw in het hoger beroep hebben gevoegd. Het hof heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, ondanks het faillissement van de verdachte. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 24c, 36f, 57, 225, 326 en 341 van het Wetboek van Strafrecht.