In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 januari 2014, gaat het om een hoger beroep inzake partneralimentatie. De appellant, de man, heeft verzocht om de eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 19 februari 2013 te vernietigen, specifiek de afwijzing van zijn verzoek om de alimentatie te wijzigen of op nihil te stellen. De man stelt dat zijn financiële situatie is veranderd en dat hij niet langer in staat is om de huidige alimentatie van € 467,77 per maand te betalen. De vrouw, de verweerster, heeft dit gemotiveerd betwist en verzocht om de beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft de situatie van de man beoordeeld, waarbij rekening is gehouden met zijn inkomen, dat bestaat uit een WW-uitkering en een wachtgelduitkering van Defensie. De man heeft ook aangevoerd dat zijn nieuwe echtgenote gedeeltelijk arbeidsongeschikt is en geen eigen inkomen heeft. Het hof heeft vastgesteld dat de nieuwe echtgenote van de man gedeeltelijk in haar eigen levensonderhoud kan voorzien, maar dat volledige arbeidsongeschiktheid niet is aangetoond. Hierdoor heeft het hof besloten om bij de berekening van de draagkracht van de man rekening te houden met de bijstandsnorm voor een alleenstaande.
De man heeft ook verzocht om zijn gewijzigde draagkracht per 1 mei 2014 vast te stellen, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen omdat de inkomenssituatie van de man op dat moment nog onzeker was. Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de man in de proceskosten veroordeeld, waarbij de kosten tussen partijen werden gecompenseerd. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende onderbouwing van financiële claims in alimentatiezaken.