ECLI:NL:GHSHE:2014:5188

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 december 2014
Publicatiedatum
9 december 2014
Zaaknummer
HD 200.133.549_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor elektriciteitsverbruik door hennepkwekerij

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Enexis B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarin Enexis werd afgewezen in haar vorderingen tegen [geïntimeerde] wegens schade als gevolg van het illegaal aftappen van elektriciteit voor een hennepkwekerij. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 21 juli 2010 werd in een pand aan [het adres] te [plaats] een hennepkwekerij aangetroffen, geëxploiteerd door [geïntimeerde]. Hij had stroom afgenomen van de Nederlandse Energiemaatschappij, maar had de elektrische installatie aangepast om stroom buiten de meter om te gebruiken. Enexis vorderde schadevergoeding van € 5.744,82 voor de elektriciteit die volgens haar was verbruikt zonder registratie. De kantonrechter oordeelde dat er een overeenkomst tussen partijen was en dat [geïntimeerde] tekort was geschoten in zijn zorgplicht, maar wees de vorderingen van Enexis af omdat het door [geïntimeerde] betaalde bedrag van € 2.020,= voldoende was.

In hoger beroep heeft Enexis zeven grieven aangevoerd, waaronder de omvang van het verbruik en de kosten die zij heeft gemaakt. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is dat er meer dan één kweekronde heeft plaatsgevonden, wat betekent dat het verbruik van elektriciteit buiten de meter om ten minste 105 dagen heeft geduurd. Het hof heeft de grieven van Enexis gegrond verklaard en de schadevergoeding vastgesteld op € 3.724,82, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 9 december 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.133.549/01
arrest van 9 december 2014
in de zaak van
Enexis B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
hierna aan te duiden als Enexis,
advocaat: mr. G.E.M.C. Reinartz te Eindhoven,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde],
advocaat: mr. D.M. Penn te Maastricht,
op het bij exploot van dagvaarding van 18 juli 2013 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Limburg, team kanton, zittingplaats Maastricht van 19 juni 2013, gewezen tussen Enexis als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 507495 CV EXPL 12-5471)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven d.d. 26 november 2013 met drie producties (een vierde productie werd in de memorie van grieven aangekondigd, doch deze is niet overgelegd);
  • de memorie van antwoord d.d. 14 januari 2014.
Na het wisselen van deze stukken is arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg. Overigens zijn deze stukken in eerste aanleg, zoals overgelegd, niet compleet; van de inleidende dagvaarding ontbreken pag. 35-36 en van de conclusie van antwoord pag. 2. Dit staat overigens aan de beoordeling niet in de weg omdat de strekking van hetgeen partijen betoogden, duidelijk is.

3. De beoordeling

De feiten
3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
Op 21 juli 2010 is in een pand aan [het adres] te [plaats] een hennepkwekerij aangetroffen, ondergebracht in twee verschillende ruimtes in de kelder van het pand. [geïntimeerde] exploiteerde in dit pand een café met zaal. Ten bate van die exploitatie nam hij stroom af van de Nederlandse Energiemaatschappij. Voor de teelt van hennep was de elektrische installatie in het pand aangepast door het maken van een aftakking op de aansluitkabel vóór de elektriciteitsmeter en door het plaatsen van een zwaardere hoofdzekering. [geïntimeerde] is strafrechtelijk veroordeeld wegens medeplichtigheid aan overtreding van de Opiumwet.
Enexis heeft [geïntimeerde] aangesproken tot vergoeding van elektriciteit die volgens haar bij de teelt was verbruikt zonder te zijn geregistreerd. Voorts heeft zij aanspraak gemaakt op vergoeding van een aantal kosten. In totaal heeft Enexis haar schade begroot op € 5.744,82. [geïntimeerde] heeft daarvan een deel, groot € 2.020,=, betaald.
3.2.1.
Enexis heeft [geïntimeerde] gedagvaard en in de daarop volgende procedure – zakelijk weergegeven – gesteld dat zij een schade heeft geleden van € 5.744,82 als gevolg van het illegaal, buiten de meter om, aftappen van elektriciteit. Na aftrek van het door [geïntimeerde] betaalde bedrag heeft zij in eerste aanleg gevorderd dat [geïntimeerde] zal worden veroordeeld tot betaling van € 3.724,82, te vermeerderen met rente en kosten als vermeld in de dagvaarding in eerste aanleg.
3.2.2.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg verweer gevoerd. Hij heeft betwist dat tussen hem en Enexis een overeenkomst tot stand is gekomen. Hij heeft voorts – zakelijk weergegeven – betwist dat er eerdere teelten hebben plaatsgevonden, de omvang van het door Enexis gestelde stroomverbruik betwist en voorts de aansprakelijkheid voor een aantal posten.
3.3.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat tussen partijen een overeenkomst heeft bestaan en dat [geïntimeerde] tekort is geschoten in een zorgplicht die voor hem uit die overeenkomst voortvloeide. Voorts heeft hij geoordeeld dat is gebleken dat alle op het elektriciteitsnet gezette stroom die niet wordt geregistreerd door daartoe bij afnemers geïnstalleerde meters voor rekening komt van de netbeheerder, in casu Enexis, die daarvoor de producenten een vergoeding verschuldigd is. De kantonrechter komt dan tot de conclusie dat die kosten schade opleveren voor Enexis, die het gevolg is van de door [geïntimeerde] verzaakte zorgplicht. De kantonrechter heeft vervolgens geoordeeld dat slechts de hoeveelheid stroom voor vergoeding in aanmerking komt die is verbruikt voor de door [geïntimeerde] erkende periode waarin hennep zou zijn geteeld; de kantonrechter heeft niet aangenomen dat sprake is geweest van een voorafgaande kweek. Voorts heeft de kantonrechter beslissingen genomen ten aanzien van de overige gevorderde posten. Per saldo heeft de kantonrechter dan geoordeeld dat [geïntimeerde] aan Enexis een bedrag van € 1.915,88 verschuldigd was geworden, dat dat door betaling van € 2.020,= was voldaan en dat daarom geen gronden meer bestonden om het door Enexis gevorderde bedrag toe te wijzen. De vorderingen van Enexis zijn daarom afgewezen en Enexis is veroordeeld in de kosten van de procedure.
Het geding in hoger beroep
3.4.1.
Enexis heeft in hoger beroep zeven grieven aangevoerd. Zij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen. Op grond van de door Enexis aangevoerde grieven staan in hoger beroep de navolgende zaken ter beoordeling, waarbij het hof verwijst naar de becijfering zoals die in r.o. 2.13 van het beroepen vonnis aan de posten is gegeven:
post 1, de omvang van de buiten de meter om verbruikte hoeveelheid stroom (grieven 1 en 2);
post 8, de kosten monteur (grief 3);
post 7, de vooronderzoekskosten (grief 4);
post 9, de kosten fraude-inspecteur (grief 5);
post 3, de administratiekosten (grief 6).
Voorts bestrijdt Enexis met grief 7 de proceskostenveroordeling in eerste aanleg. Het hof zal bij de beoordeling nader ingaan op de onderbouwing van de grieven.
3.4.2.
[geïntimeerde] heeft de grieven bestreden. Op zijn verweer zal bij de beoordeling nader worden ingegaan.
De beoordeling door het hof
3.5.
[geïntimeerde] heeft geen incidenteel appèl ingesteld. Indien evenwel op een of meer van de grieven van Enexis het vonnis waarvan beroep zou moeten worden vernietigd, leidende tot toewijzing van enig door Enexis gevorderd bedrag, dienen in het kader van de devolutieve werking van het appel de door de rechtbank verworpen verweren en de nog niet behandelde verweren alsnog in de beoordeling te worden betrokken, behoudens voor zover deze ondubbelzinnig zijn prijsgegeven. Het hof komt hierop terug.
3.6.
De grieven stellen de omvang van de schade aan de orde, meer in het bijzonder de vraag of de door de kantonrechter afgewezen posten al dan niet verschuldigd zijn.
Het hof stelt voorop dat in het geding in eerste aanleg kennelijk een groot aantal producties is overgelegd door Enexis. De kantonrechter verwijst in r.o. 3.4.1 van het bestreden vonnis naar een “Fotoboek meerdere kweken” dat als productie 25 in het geding is gebracht. Het hof heeft bij de stukken van de eerste aanleg, zoals die zijn overgelegd, geen producties aangetroffen. In hoger beroep zijn een aantal foto’s als producties bij de memorie van grieven in het geding gebracht waarvan zij heeft aangevoerd dat ze onderdeel hebben uitgemaakt van de producties in eerste aanleg. Nu dit laatste door [geïntimeerde] bij memorie van antwoord niet is weersproken, zal het hof zijn beoordeling verder baseren op de bij memorie van grieven in het geding gebrachte selectie van de foto’s die kennelijk in eerste aanleg zijn gebruikt.
3.7.1.
Het hof zal de grieven 1 en 2 gezamenlijk behandelen, omdat zij beide zien op de vraag welke hoeveelheid stroom als verbruik ten bate van de hennepkwekerij voor rekening van [geïntimeerde] komt. Daarbij voert Enexis aan dat zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de kwekerij over een langere periode in gebruik is geweest dan door de kantonrechter is aangenomen. Ter onderbouwing van die stelling verwijst zij in de memorie van grieven naar de volgende feiten en omstandigheden:
  • de aangetroffen hoeveelheid stof op de assimilatielampen;
  • de aangetroffen hoeveelheid kalkaanslag op het landbouwplastic onder de bloempotten;
  • de aanwezigheid van gebruikte snoeischaartjes, die alleen gebruikt worden bij het oogsten van toppen;
  • de verklaring van de echtgenote van [geïntimeerde], afgelegd in het onderzoek door de politie, waarin zij bevestigt “medio mei/juni” grond te hebben aangetroffen in de gang van het pand c.q. bij de toegang tot de kelder.
3.7.2.
Enexis citeert verder nog uit een proces-verbaal “Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel”. Het hof heeft dit overigens niet als bijlage bij de stukken aangetroffen, maar bij memorie van antwoord is het bestaan van dit proces-verbaal niet betwist, noch is betwist dat dat proces-verbaal ziet op de hennepkwekerij aan [het adres] te [plaats], noch dat het citaat in de memorie van grieven daaruit afkomstig is. Als bevindingen vermeldt dit citaat:
“Wij zagen dat er dik stof lag op:
- de kappen en armaturen van de assimilatielampen (…)
- de lucht slangen (…)
Wij zagen verder dat er aanwezig was:
- hennepafval op de grond (…)
- hennepaanslag op de aangetroffen schaartjes (…)
- er werden gebruikte lege potten aangetroffen (…)
-overig, de aangetroffen zakken met afgewerkte aarde en de algemene rommelige toestand in de kwekerij (…)
Ook zagen wij verbalisanten dat het filterdoek van de koolstoffilter licht vervuild was (…)
De koolstoffilters waren in de kwekerij aan het plafond opgehangen met banden.
Bij het verplaatsen van deze banden zagen wij verbalisanten dat op de plaats(en) waar deze banden gezeten hadden, het filterdoek een lichtere kleur vertoonde ten opzichte van het overige filterdoek.
(…)
Gelet op het bovenstaande in combinatie met de aangetroffen kalkafzetting op de plantenpotten en het zeil op de vloer van de kwekerij, wordt tenminsteeeneerdere oogst aannemelijk geacht.”
3.7.3.
De hoeveelheid aangetroffen stof en kalkaanslag zijn, zo stelt Enexis, te groot om alleen bij de aangetroffen teelt te kunnen zijn ontstaan. Omdat gereedschap is aangetroffen dat bij een oogst is gebruikt (snoeischaartjes), moet er volgens Enexis minstens één kweekronde vooraf zijn gegaan aan de kweek die bij ontdekking is aangetroffen. Enexis heeft haar vordering met betrekking tot de verbruikte stroom in eerste aanleg begroot op een bedrag met inachtneming van één voorgaande kweekronde (105 dagen). Zij heeft dat naar eigen zeggen met hetgeen zij heeft aangevoerd ook voldoende onderbouwd. Ten onrechte, aldus Enexis, heeft de kantonrechter dan ook slechts het verbruik over 42 dagen voor vergoeding in aanmerking laten komen en de vordering van Enexis voor het meerdere afgewezen.
3.7.4.
Het hof stelt voorop dat het op de weg van Enexis ligt haar schade te stellen en bij betwisting te bewijzen. Gelet op de aard van de normschending, die ertoe strekt heimelijk stroom aan het net te onttrekken zonder dat het verbruik door de meter wordt geregistreerd, mogen aan het van Enexis te verlangen bewijs echter niet te hoge eisen worden gesteld.
3.7.5
Tussen partijen is ten aanzien van post 1 (verbruikte stroom) enkel in geding of bij de schatting van het verbruik uitgegaan moet worden van 42 dagen of 105 dagen. Op grond van de geconstateerde vervuiling (stof) van de assimilatielampen kalkaanslag op de vloer, in combinatie met het aantreffen van snoeischaartjes met hennepresten die bij het oogsten van hennep plegen te worden gebruikt en het aantreffen van hennepafval en zakken met afgewerkte aarde, acht het hof voorshands bewezen dat er voorafgaand aan de aangetroffen kweek minstens één eerdere kweekronde moet hebben plaatsgevonden. Een bevestiging daarvoor kan ook worden gelezen in de verklaring van de echtgenote van [geïntimeerde] (productie 2 bij memorie van grieven), die verklaart medio mei/juni grond in de gang te hebben aangetroffen. In combinatie met de constatering van verbalisanten dat in de kelder zakken met afgewerkte aarde zijn aangetroffen rechtvaardigt dat voorshands de conclusie dat medio mei/juni in verband met het opstarten van een nieuwe kweekronde nieuwe hennepplanten met potgrond zijn aangevoerd.
3.7.5.
Gelet op hetgeen Enexis bij dagvaarding onweersproken heeft aangevoerd met betrekking tot de duur van een kweekronde, staat daarmee vooralsnog voldoende vast dat het verbruik buiten de meter om ten minste gedurende 105 dagen moet hebben plaatsgevonden. [geïntimeerde] heeft dit in eerste aanleg en in hoger beroep betwist. Maar noch in de conclusie van antwoord, noch bij gelegenheid van de gehouden comparitie, noch in de memorie van antwoord geeft [geïntimeerde] een afdoende verklaring voor het aantreffen van de geconstateerde mate van vervuiling en de hierboven genoemde zaken, waaronder gebruikte potten en afgewerkte aarde. De enkele opmerking dat in de hennepteelt vaak gebruik wordt gemaakt van tweedehands spullen is in dat opzicht niet voldoende. [geïntimeerde] heeft niet gesteld dat hij deze zaken tweedehands heeft verworven, noch wanneer of van wie. Concrete feiten of omstandigheden die de aanname dat ten minste 105 dagen stroom moet zijn verbruikt kunnen ontkrachten zijn door [geïntimeerde] niet gesteld, althans niet anders dan bij wijze van suggestie. [geïntimeerde] heeft zijn verweer aldus onvoldoende gemotiveerd. Er bestaat mitsdien geen grond om aan [geïntimeerde] nog tegenbewijs op te dragen van hetgeen voorshands voldoende is aangetoond.
3.7.6.
Het voorgaande betekent dat de grieven 1 en 2 slagen. De omstandigheid dat de strafrechter in de ontnemingsprocedure anders heeft geoordeeld maakt dit niet anders, omdat in strafrechtelijke procedures aan het te leveren bewijs andere eisen wordt gesteld dan in civielrechtelijke. Bij de begroting van de door Enexis geleden schade moet uitgegaan worden van de berekening zoals die door Enexis in de dagvaarding is gemaakt, uitgaande van een periode van 105 dagen gedurende welke stroom buiten de meter om is gebruikt. De juistheid van de daarop gebaseerde berekening, zoals gemaakt in de dagvaarding in eerste aanleg, is door [geïntimeerde] verder niet betwist. In dat geval dient bij de begroting van de schade wegens berekend verbruik een bedrag van € 4.246,54 in aanmerking genomen te worden.
3.8.1.
Grief 3 ziet op het oordeel van de kantonrechter dat de kosten van monteurs die Enexis heeft moeten inschakelen niet toewijsbaar zijn bij gebrek aan voldoende onderbouwing (r.o. 3.9 van het bestreden vonnis). Ter toelichting op de grief heeft Enexis aangevoerd dat de kosten voor de administratieve verwerking van een afsluiting € 45,60 exclusief BTW bedragen. Die post is echter als post 4 apart opgenomen in de schadespecificatie en die post is door de kantonrechter ook toegewezen in r.o. 3.9. Afgewezen is in die r.o. de post van € 186,= (post 8) wegens “kosten monteur”.
3.8.2.
Ten aanzien van deze post heeft Enexis op pagina 7 van de dagvaarding in eerste aanleg onder punt 21 gesteld dat een monteur van haar als gevolg van de in de installatie en de meterkast aangebrachte wijzigingen en aangetroffen onveilige situatie drie uur aan de kwestie heeft moeten besteden. Bij een uurtarief van € 62,= per uur exclusief BTW levert dat een schadepost op van € 186,=. [geïntimeerde] heeft hetgeen Enexis aldus heeft gesteld bij conclusie van antwoord niet, althans niet voldoende gemotiveerd weersproken. Hij is in eerste aanleg in het geheel niet ingegaan op deze specifieke post. In het algemeen heeft hij daar aangevoerd dat een aantal posten door Enexis niet waren onderbouwd met bijlagen. Daarmee miskent [geïntimeerde] dat een verdergaande onderbouwing en bewijsvoering pas aan de orde komen, wanneer het door Enexis gestelde voldoende gemotiveerd wordt betwist. Nu [geïntimeerde] bij conclusie van antwoord niet heeft weersproken dat door de aanpassingen in de installatie en meterkast een onveilige situatie was ontstaan en een monteur van Enexis drie uur heeft moeten werken om dat te herstellen, terwijl de stellingname van Enexis voldoende is ter onderbouwing van haar vordering dienaangaande, is de post “kosten monteur” ten onrechte niet bij de schadebegroting betrokken. Ook grief 3 slaagt daarom.
3.9.1.
Grief 4 richt zich tegen de beslissing om de post “vooronderzoekskosten” ad € 307,= exclusief BTW af te wijzen. In haar toelichting op deze post stelt Enexis dat de gevorderde kosten zien op het plaatsen en ophalen van meetapparatuur, de daarmee gemoeide reistijd en de tijd die gemoeid is geweest met het verwerken en administreren van de meetresultaten. Anders dan de kantonrechter heeft aangenomen, behoren deze werkzaamheden niet tot de normale activiteiten van een netbeheerder, aldus Enexis.
In reactie op deze grief heeft [geïntimeerde] opgemerkt dat Enexis ook al een post van € 272,= opvoert wegens “kosten fraude-inspecteur” (post 9), zodat deze post dubbel wordt gevorderd.
3.9.2.
Gelet op de nadere onderbouwing die Enexis bij memorie van grieven heeft gegeven is het hof van oordeel dat thans voldoende is gebleken dat de post “vooronderzoekskosten” betrekking heeft op specifieke kosten die Enexis heeft gemaakt voor het onderzoeken van het verbruik op het adres waar de hennepkwekerij gevestigd was en niet op routinematige metingen die Enexis in het kader van haar normale bedrijfsvoering pleegt uit te voeren. Gelet op de omschrijving van de werkzaamheden waar de post van € 272,= voor wordt gevorderd (dagvaarding eerste aanleg, pagina 7, punt 22) is het hof voorts van oordeel dat de werkzaamheden waarvoor € 307,= wordt gevorderd niet dezelfde zijn als waar de post van € 272,= op ziet, te weten het ter plaatse gaan, opnemen van de situatie, inventariseren van de aangetroffen apparatuur, het noteren van de elektrische vermogens, het opstellen van berekeningen en het doen van aangifte bij de politie.
3.9.3.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat ook grief 4 slaagt. Bij de begroting van de schade zal daarom ook de post van € 307,= moeten worden betrokken.
3.10.
Grief 5 richt zich tegen de afwijzing van de hiervoor al benoemde post van € 272,=, post 9 (kosten fraude-inspecteur). Hoewel de kantonrechter heeft vastgesteld dat deze kosten zijn te beschouwen als kosten als bedoeld in artikel 6:96, lid 2 onder b BW heeft hij deze afgewezen op grond van zijn oordeel dat meer dan de helft van de door Enexis gevorderde kosten zouden worden afgewezen en toewijzing van deze kosten in dat geval niet redelijk is. Nu uit het voorgaande afdoende blijkt dat dat laatste ten onrechte is geschied, kan daarin ook geen grond worden gevonden om te oordelen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat deze post, waarvoor de aansprakelijkheid in het bestreden vonnis is vastgesteld, wordt afgewezen. Hiervoor is al geoordeeld dat van een dubbeltelling van kosten (zoals aangevoerd bij memorie van antwoord) geen sprake is. Ook deze post dient daarom bij de schadebegroting te worden betrokken.
3.11.
Grief 6 ziet op de afwijzing van de gevorderde administratiekosten ad € 260,= exclusief BTW (post 3). Ter onderbouwing daarvan heeft Enexis erop gewezen dat zij vanwege fraudes als de onderhavige een fraude-afdeling heeft moeten oprichten en bemensen. De kosten van de medewerkers slaat zij naar rato van de omvang van de geconstateerde schade om over de personen die aansprakelijk kunnen worden gehouden voor de vastgestelde fraude. Die kosten bestaan, zo voert zij bij memorie van grieven aan, uit het aanmaken van het dossier, het onderzoeken van adresgegevens, het indienen van een aangifte en het opstellen van facturen. Dat met deze werkzaamheden enige kosten gemoeid zullen zijn acht het hof aannemelijk. Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] in reactie op de grief slechts aangevoerd dat het berekenen van deze kosten niet redelijk is, omdat hij het niet-geregistreerde verbruik heeft betaald. Dit argument ziet voorbij aan het feit dat die betaling niet de volledige hoeveelheid buiten de meter om afgenomen elektriciteit betreft en bovendien pas heeft plaatsgevonden na vaststelling van het frauduleus handelen. Het berekenen van deze kosten acht het hof redelijk en de omvang ervan niet buitensporig. Grief 6 slaagt en het bedrag van € 260,= zal dan ook worden toegewezen.
3.12.
In beginsel dient het vonnis waarvan beroep dus te worden vernietigd en zijn de vorderingen van Enexis integraal toewijsbaar. Zoals reeds aangekondigd dient het hof in het kader van de devolutieve werking van het appel alsnog de door de rechtbank verworpen of niet behandelde weren van [geïntimeerde] in zijn beoordeling te betrekken.
[geïntimeerde] heeft betwist dat er een overeenkomst tussen hem en Enexis heeft bestaan. Op grond van de vaste jurisprudentie van dit hof – waarnaar de rechtbank in haar vonnis ook heeft verwezen – impliceert als regel de omstandigheid dat een leveringsovereenkomst met een leverancier (in dit geval NEM) is gesloten, in samenhang met de daadwerkelijke afname, dat er ook een aansluit- en transportovereenkomst met de netbeheerder, in dit geval Enexis, tot stand is gekomen, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, maar daaromtrent is onvoldoende gesteld of gebleken. Dat verweer wordt dus ook door het hof verworpen.
3.13.
Het voorgaande voert tot de slotsom dat de door Enexis gestelde schade ad € 5.744,82 toewijsbaar is. Na aftrek van het betaalde bedrag ad € 2.020,= resteert een toewijsbaar bedrag van € 3.724,82. Tegen de in hoger beroep hierover gevorderde wettelijke rente is geen verweer gevoerd. Ook deze zal daarom worden toegewezen als gevorderd.
3.14.
De te nemen beslissing brengt met zich mee dat ook grief 7 slaagt. Bij inachtneming van het voorgaande stelt het hof vast dat het vonnis van de kantonrechter niet in stand kan blijven. [geïntimeerde] heeft in hoger beroep als de in het ongelijk gestelde partij te gelden. [geïntimeerde] zal daarom worden veroordeeld in de kosten van het geding, zowel in eerste als in tweede aanleg.

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] om ter zake voormeld tegen kwijting aan Enexis B.V. te betalen de somma van € 3.724,82 (zegge: drieduizend zevenhonderdvierentwintig euro, tweeëntachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 juli 2010 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van Enexis B.V. worden begroot op € 517,14 aan verschotten en op € 350,= aan salaris advocaat in eerste aanleg en op € 761,34 aan verschotten en op € 384,= aan salaris advocaat voor het hoger beroep;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, P.M.A. de Groot-van Dijken en R.J.M. Cremers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 9 december 2014.
griffier rolraadsheer