3.1.De rechtbank heeft onder 2.1 t/m 2.4 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld waarin in dit geschil moet worden uitgegaan. Deze feiten, die niet zijn betwist, zijn ook in dit hoger uitgangspunt. Het gaat om het volgende
Op 17 mei 2007 heeft ’s avonds een vechtpartij plaatsgevonden in café-restaurant “De Kandelaar” bij camping “Sandplaet” gelegen aan de [vestigingsadres] te [vestigingsplaats], gemeente Sluis. [appellante] is die avond op enig moment ten val gekomen. Zij heeft haar linker schouder en middenvoetsbeentje gebroken. Zij is geopereerd aan haar schouder, de voet is in het gips gezet.
[appellante] en [geïntimeerde 4] hebben bij de politie aangifte gedaan van zware mishandeling. De politie heeft proces-verbaal opgemaakt. Door de politie zijn [geïntimeerde 1], [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] als verdachten gehoord. [appellante] en [geïntimeerde 4] zijn als aangevers gehoord en [geïntimeerde 5], [aangever 1], [aangever 2], [aangever 3], [aangever 4], [getuige 1], [aangever 5] en [aangever 6] als getuigen.
[geïntimeerde 1], [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] zijn op 18 januari 2008 door de politierechter ieder “wegens openlijke geweldpleging tegen personen” veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 200,-- met een proeftijd van twee jaar.
Op verzoek van [appellante] zijn in het kader van een voorlopig getuigenverhoor [geïntimeerde 1], [geïntimeerde 2], [geïntimeerde 3], [geïntimeerde 4], [geïntimeerde 5], [appellante] zelf en de heer [getuige 1] (hierna: [getuige 1]) gehoord als getuigen.
3.2.1.Vervolgens heeft [appellante] bij dagvaarding van 8 maart 2012 [geïntimeerde 1], [geïntimeerde 2], [geïntimeerde 3], [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] in rechte betrokken en gevorderd, kort gezegd:
I voor recht te verklaren dat [geïntimeerde 1], [geïntimeerde 2], [geïntimeerde 3], [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5], als groep dan wel ieder voor zich jegens haar onrechtmatig hebben gehandeld en hen uit dien hoofde te veroordelen tot het betalen aan [appellante] van een nader bij staat op te maken bedrag aan schadevergoeding;
II [geïntimeerde 1], [geïntimeerde 2], [geïntimeerde 3], [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [appellante] van een voorschot op voornoemde schadevergoeding van
€ 10.000,00;
III [geïntimeerde 1], [geïntimeerde 2], [geïntimeerde 3], [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [appellante], kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
[appellante] stelt dat zij als onschuldig passant slachtoffer is geworden van de vechtpartij, die tussen gedaagden plaatsvond. Toen zij het toilet verliet, bevond zij zich ineens tussen vechtende personen en kwam zij door een onverwachtse duw en/of klap ten val. Zij liep daarbij ernstig letsel op in de vorm van een schouderbreuk en een breuk in haar middenvoetsbeentje. Zij heeft niet gezien wie haar geslagen of geduwd heeft. Door in de kantine te gaan vechten, althans deel te nemen aan het tumult, veroorzaakten gedaagden een chaotische situatie die onder andere ontaardde in geweld. Aldus brachten zij het voorzienbare risico teweeg dat omstanders ten val konden komen en/of op enige wijze verwondingen zouden oplopen. Uit de getuigenverklaringen kan worden afgeleid dat het waarschijnlijk [geïntimeerde 5] is geweest die [appellante] heeft geraakt, maar het kan ook een van de anderen zijn geweest of zelfs een schrikreactie van [appellante]. De schade staat in zodanig verband met de gedragingen van gedaagden, dat deze schade als gevolg van onrechtmatig handelen aan hen gezamenlijk dan wel aan een van hun kan worden toegerekend. Ingeval gedaagden niet als groep kunnen worden aangemerkt, dient de aansprakelijkheid van ieder op zich te worden beoordeeld. [appellante] heeft schade aan kleding en zij heeft diverse medische kosten zelfstandig, naast haar verzekeraar, moeten voldoen. Als gevolg van het letsel is zij voor 66% arbeidsongeschikt verklaard waardoor zij uitkering is misgelopen. Er is nog geen medische eindtoestand, maar zij heeft blijvende beperkingen aan haar schouder. [appellante] is nog niet in staat om de gehele schade te begroten, zodat de schade nader bij staat dient te worden vastgesteld. [appellante] betwist dat er sprake is van eigen schuld.
3.2.3.[geïntimeerde 4] c.s. hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Zij betwisten dat zij tot de groep behoorden die de schade heeft toegebracht. Zij zijn anders dan [geïntimeerde 1] c.s. ook nooit als verdachten aangemerkt. Zij waren zelf slachtoffer geworden van mishandeling en [geïntimeerde 4] heeft zelf aangifte gedaan. [geïntimeerde 2], [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 3] zijn ook niet voor niets strafrechtelijk veroordeeld. De ware toedracht van die avond is niet komen vast te staan. [geïntimeerde 4] c.s. betwisten schade aan [appellante] te hebben toegebracht. Nu niet duidelijk is wat zich die op de bewuste datum heeft afgespeeld, dient de vordering van [appellante] te worden afgewezen.
3.2.3.Ook [geïntimeerde 1] c.s. heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij betwisten dat sprake is geweest van een bewust gezamenlijk optreden. Uit de verklaringen volgt dat op het moment dat [appellante] uit het toilet kwam, zij in aanraking is gekomen met [geïntimeerde 5] en daardoor ten val is gekomen. Er was op dat moment geen sprake meer van een vechtpartij/gedrag in groepsverband. Er is geen sprake van hoofdelijke noch van individuele aansprakelijkheid.
Voorts beroepen [geïntimeerde 1] c.s. zich op eigen schuld van [appellante], omdat sprake was van overmatig drankgebruik van [appellante].