ECLI:NL:GHSHE:2014:5123

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 december 2014
Publicatiedatum
5 december 2014
Zaaknummer
F 200.145.098_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en draagkracht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de vaststelling van kinderalimentatie. De man, appellant, heeft in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 januari 2014 aangevochten, waarin werd bepaald dat hij € 150,- per maand moest betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van zijn dochter, geboren in 2008. De man heeft verzocht deze beschikking te vernietigen en de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, dan wel dit verzoek ongegrond te verklaren. De vrouw heeft op haar beurt verzocht het hoger beroep van de man af te wijzen en de beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van de man in de proceskosten.

De mondelinge behandeling vond plaats op 28 oktober 2014, waarbij beide partijen werden gehoord, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder eerdere beschikkingen en draagkrachtberekeningen. De man heeft aangevoerd dat hij geen draagkracht heeft om de vastgestelde bijdrage te voldoen, met een bruto salaris van € 1.237,95 per maand en bijkomende schulden. De vrouw heeft deze stellingen gemotiveerd bestreden.

Het hof heeft vastgesteld dat er een wijziging van omstandigheden heeft plaatsgevonden, aangezien de man is gaan samenwonen met een nieuwe partner met eigen inkomsten. Na beoordeling van de financiële situatie van de man, heeft het hof geconcludeerd dat zijn draagkracht € 25,- per maand bedraagt. De eerdere beschikking is vernietigd en de man is verplicht gesteld om € 25,- per maand te betalen, met ingang van 17 januari 2014. De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de relatie tussen partijen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 4 december 2014
Zaaknummer: F 200.145.098/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/271036 / FA RK 13-6120
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. H.A.H.M. Albrecht,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. L.S.Th.H. Ruijters.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 januari 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met één productie, ingekomen ter griffie op 8 april 2014, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren dan wel ongegrond te verklaren, met compensatie van proceskosten.
2.2.
Bij verweerschrift met één productie, ingekomen ter griffie op 5 juni 2014, heeft de vrouw verzocht het hoger beroep van de man af te wijzen en de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen, met veroordeling van de man in de proceskosten (naar het hof begrijpt: in hoger beroep).
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2014. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de man, bijgestaan door mr. Albrecht;
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Ruijters.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de stukken van de eerste aanleg, ingekomen ter griffie van het hof op 22 mei 2014;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 1 mei 2014;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 15 oktober 2014;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 16 oktober 2014.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit hun relatie is geboren:
- [de dochter] (hierna ook: [de dochter]), op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats].
De man heeft [de dochter] erkend.
[de dochter] heeft het hoofdverblijf bij de vrouw
.
3.2.
Bij beschikking van 23 februari 2012 heeft de rechtbank ’s-Hertogenbosch het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een door de man te betalen kinderbijdrage ten behoeve van [de dochter] afgewezen vanwege een gebrek aan draagkracht van de man.
Het hof beschikt niet over deze beschikking.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad - verklaarde beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de dochter] moet voldoen een bedrag van € 150,- per maand met ingang van 17 januari 2014.
3.4.
De man kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
Tussen partijen is niet langer in geschil dat zich een wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan, hierin bestaande dat de man is gaan samenwonen met zijn nieuwe partner, die eigen inkomsten heeft.
3.6.
De grief van de man betreft zijn draagkracht.
Ingangsdatum
3.7.
De ingangsdatum van een eventueel vast te stellen onderhoudsbijdrage, zijnde 17 januari 2014, is tussen partijen niet in geschil, zodat ook het hof die datum als uitgangspunt zal nemen.
Behoefte kind
3.8.
De behoefte van [de dochter] aan de vastgestelde onderhoudsbijdrage van € 150,- per maand is in hoger beroep niet in geschil.
Draagkracht
3.9.
De man stelt dat hij geen draagkracht heeft om enige bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de dochter] te voldoen. De man heeft een brutosalaris van
€ 1.237,95 per maand uit WSW-arbeid. Daarnaast betaalt hij € 66,-- per maand aan aflossing op een schuld bij de gemeente [gemeente]. De man heeft verder nog schulden bij de belastingdienst. De man verzoekt in het kader van de aanvaardbaarheidstoets met deze betalingsverplichtingen rekening te houden.
3.10.
De vrouw heeft de stellingen van de man gemotiveerd bestreden.
3.11.
Het hof overweegt als volgt.
Voor inkomens beneden een netto besteedbaar bedrag van € 1.500,-- zijn vaste bedragen aan draagkracht per categorie van toepassing, volgens de gepubliceerde tabellen.
De man heeft een bruto salaris van € 1.238,-- per maand, nog te vermeerderen met vakantietoeslag. Aan de door de man betwiste stelling van de vrouw dat de man daarnaast nog bijverdiensten heeft gaat het hof bij gebreke van enige onderbouwing voorbij.
Tussen partijen is niet in geschil dat bovengenoemd salaris van de man resulteert in een netto besteedbaar inkomen van € 1.110,-- per maand, zoals dit blijkt uit de door de man in hoger beroep overgelegde draagkrachtberekening.
De draagkracht van de man bedraagt volgens de tabel € 25,-- per maand.
3.12.
Het hof is van oordeel dat de door de man opgevoerde betalingsverplichting van € 66,-- per maand niet zodanig is dat de bijdrage die volgt uit de draagkrachttabel - vanwege deze betalingsverplichting - voor hem tot een onaanvaardbaar resultaat leidt. Met de overige door de man gestelde aflossingsverplichtingen houdt het hof bij gebreke van voldoende onderbouwing geen rekening.
3.13.
Het hof stelt de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de dochter] met ingang van 17 januari 2014 vast op een bedrag van € 25,-- per maand.
3.14.
De beschikking waarvan beroep dient derhalve te worden vernietigd.
Proceskosten
3.15.
De proceskosten van dit hoger beroep worden gecompenseerd, nu partijen een relatie hebben gehad. In het door de vrouw gestelde ziet het hof geen aanleiding de man te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep, zodat het daartoe strekkende verzoek van de vrouw zal worden afgewezen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 januari 2014, behoudens ten aanzien van de beslissing over de proceskosten,
en opnieuw rechtdoende:
wijzigt de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 23 februari 2012 als volgt:
bepaalt dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding
van [de dochter], geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats],
zal voldoen een bedrag van € 25,-- per maand met ingang van 17 januari 2014, voor wat de
nog niet verschenen termijnen betreft te voldoen bij vooruitbetaling;
compenseert de op dit hoger beroep gevallen proceskosten tussen partijen aldus, dat ieder
van hen de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, C.D.M. Lamers en
M.L.F.J. Schyns en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2014.