In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de bewindvoerder, Bewindvoerderskantoor Kroezen B.V., tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 27 januari 2014. De rechtbank had geoordeeld dat de bewindvoerder tekort was geschoten in zijn taak en had hem veroordeeld tot schadevergoeding aan de rechthebbende, die een bedrag van € 709,59 betrof. De bewindvoerder heeft in hoger beroep verzocht deze beschikking te vernietigen en de verzoeken van de rechthebbende af te wijzen. De rechthebbende heeft op zijn beurt verzocht om de bewindvoerder niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep en de beschikking te bekrachtigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 30 oktober 2014 zijn beide partijen gehoord, waarbij de bewindvoerder werd bijgestaan door mr. E.E. Frenken en de rechthebbende door mr. Z.J. Koedam. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg en diverse V6-formulieren.
Het hof heeft beoordeeld of de bewindvoerder in zijn zorgplicht tekort is geschoten. Het hof concludeert dat de bewindvoerder onvoldoende heeft gereageerd op de communicatie van het deurwaarderskantoor en niet adequaat heeft gehandeld in de aflossing van de schuld van de rechthebbende aan het CJIB. De bewindvoerder heeft nagelaten een budgetplan op te stellen en heeft geen stappen ondernomen om een betalingsregeling te treffen, wat heeft geleid tot verdere executiemaatregelen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten van de rechthebbende in hoger beroep, vastgesteld op € 143,-.