ECLI:NL:GHSHE:2014:5104

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 december 2014
Publicatiedatum
3 december 2014
Zaaknummer
20-004204-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mishandeling en doodslag na hoger beroep

Op 3 december 2014 heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch een 41-jarige man veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstraf voor de mishandeling van zijn vriendin en de doodslag op een man. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had de man eerder vrijgesproken van de mishandeling en veroordeeld tot 9 jaar cel voor de doodslag. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en is tot een andere bewezenverklaring gekomen. De verdachte was betrokken bij twee incidenten: de mishandeling van zijn vriendin op 11 mei 2011 en de doodslag op [slachtoffer 1] op 11 juli 2012. Tijdens het hoger beroep heeft het hof de verklaringen van de slachtoffers en de bewijsvoering van de politie en het Nederlands Forensisch Instituut in overweging genomen. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd door hem meermalen met een mes te steken, wat leidde tot de fatale verwondingen. De verdachte werd ook schuldig bevonden aan de mishandeling van zijn vriendin, waarbij hij haar met een mes in de vinger stak. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en hun nabestaanden in aanmerking genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft geen blijk gegeven van inzicht in de ernst van zijn daden, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een lange gevangenisstraf op te leggen. Het hof heeft ook de inbeslagname van bepaalde voorwerpen geregeld en de wettelijke voorschriften toegepast die van toepassing zijn op de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-004204-13
Uitspraak : 3 december 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 december 2013 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 02-811370-12 en 02-666130-11, tegen
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats 1] [geboorteland] [in het jaar 1973],
thans verblijvende in PI Zuid West - De Dordtse Poorten te Dordrecht.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte:
- vrijgesproken ter zake van:
 het in de strafzaak met parketnummer 02-666130-11 ten laste gelegde, te weten een poging zware mishandeling althans mishandeling;
- veroordeeld ter zake van:
 de in de strafzaak met parketnummer 02-811370-12 ten laste gelegde doodslag
tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de eerste rechter beslist over de in beslag genomen voorwerpen.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis vernietigt en, opnieuw rechtdoende:
  • de verdachte vrijspreekt van hetgeen hem ten aanzien van parketnummer 02-666130-11 onder primair ten laste is gelegd;
  • het onder parketnummer 02-666130-11 subsidiair (mishandeling) ten laste gelegde en de onder parketnummer 02-811370-12 ten laste gelegde doodslag bewezen verklaart en verdachte veroordeelt tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek van voorarrest;
  • ten aanzien van de inbeslagggenomen voorwerpen eenzelfde beslissing zal nemen als de eerste rechter heeft gedaan.
Door de verdediging is primair ten aanzien van het onder beide parketnummers tenlastegelegde vrijspraak bepleit. Subsidiair is bepleit dat het hof ten aanzien van het onder parketnummer 02-666130-11 ten laste gelegde slechts kan komen tot een bewezenverklaring van de eenvoudige mishandeling.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 02-811370-12hij op of omstreeks 11 juli 2012 te Breda opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in en/of ter hoogte van diens borst(streek) en/of buik(streek) en/of (linker)zij, althans in diens bovenlichaam gestoken en/of geprikt en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] (op 12 juli 2012) is overleden.
Parketnummer 02-666130-11
primair:
hij op of omstreeks 11 mei 2011 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] met een mes in de vinger heeft gesneden/gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 11 mei 2011 te Breda opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), met een mes in de vinger heeft gesneden/gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 02-666130-11
Het hof is van oordeel dat het bewijs er voor te kort schiet dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
Voor het bestaan van een poging tot zware mishandeling is het opzet (al dan niet in voorwaardelijke zin) vereist om een ander zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het hof is - met de rechter in eerste aanleg, de advocaat-generaal en de verdediging - van oordeel dat uit het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende is gebleken dat verdachte dat opzet heeft gehad, nu uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting te weinig concrete informatie is gekregen om tot de conclusie te kunnen komen dat het opzet van verdachte erop was gericht om met een mes zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2] te laten ontstaan.
Bewezenverklaring
Parketnummer 02-666130-11
Anders dan de verdediging primair heeft gesteld, maar met het subsidiaire standpunt van de verdediging en met de advocaat-generaal acht het hof de aan verdachte subsidiair ten laste gelegde mishandeling in de zaak met parketnummer 02-666130-11 wettig en overtuigend bewezen. Het hof grondt dat oordeel op onderstaande bewijsmiddelen [1] en (bewijs)overwegingen.
Parketnummer 02-811370-12
Anders dan de verdediging en met de advocaat-generaal acht het hof de aan verdachte ten laste gelegde doodslag in de zaak met parketnummer 02-811370-12 wettig en overtuigend bewezen. Het hof grondt dat oordeel op onderstaande bewijsmiddelen [2] en (bewijs)overwegingen.
Bewijsmiddelen 02-666130-11
1.
Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 2] d.d. 11 mei 2011, doorgenummerde pagina’s 29 en 33, voor zover - zakelijk weergegeven – inhoudende:
(p. 29)
Ik woon in een studentenhuis aan de [adres] te Breda.
(p. 30)
Op 10 mei 2011 was ik in voornoemd studentenhuis. Mijn vriend, [verdachte], is ’s avonds langsgekomen (het hof begrijpt: in de woning aan de [adres] te Breda). Dit was omstreeks 22.00 uur. We kregen ruzie. We kregen ruzie om [naam persoon]. [verdachte] was van mening dat [naam persoon] hier niet mocht komen. We waren met zijn tweeën in de woning.
(p. 31)
[verdachte] zei ook nog tegen mij dat ik geld aan iemand zou geven. Wij kregen daar dus ook ruzie om. Wij krijgen ruzie en op een gegeven moment zag ik dat [verdachte] heel boos werd. Ik confronteerde hem toen met zijn gedrag en vertelde hem dat ik met de relatie wilde stoppen. Hij werd toen boos. (..) Ik zag dat [verdachte] vervolgens een mes pakte uit zijn broek. Hij had dit mes in zijn rechterhand. Het was een bruin mes, volgens mij een klein zakmes wat je uit kan klappen. [verdachte] stak met het mes in mijn linker middelvinger.
(p. 32)
Ik heb te horen gekregen dat ik geopereerd moet worden aan mijn vinger. Deze operatie zal dan in Roosendaal in het ziekenhuis plaatsvinden.

2.

De verklaring van [slachtoffer 2], afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 19 juli 2013:

Het incident vond plaats aan de [adres]. [verdachte] had een mesje in zijn hand. Hij kwam mijn kamer binnen en ik zag aan zijn gezicht dat hij boos was. Ik hield hem vast. Hij wilde loskomen. Vervolgens heeft hij in mijn vinger gesneden.
3.
Het proces-verbaal van relaas van politieambtenaar [verbalisant 1] d.d. 17 juni 2011, doorgenummerde pagina’s 2-7, voor zover - zakelijk weergegeven – inhoudende:
(p. 2)
Op 11 mei 2011, omstreeks 02.05 uur, kregen verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] de opdracht te gaan naar de [adres] te Breda. Aldaar zou een manspersoon zijn vriendin met een mes hebben gestoken. Ter plaatse aangekomen zagen verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5], ter hoogte van perceelnummer 61, dat een vrouw naar hun dienstvoertuig liep waarbij haar linkerhand was omwikkeld in een handdoek. De vrouw zei dat zij met een mes gestoken was door haar vriend [verdachte].
Bovengenoemde verbalisanten stapten uit en zagen dat er een man in hun richting kwam lopen, waarna verbalisanten deze persoon staande hielden. Naar later bleek dit verdachte [verdachte] te zijn. Verbalisanten zagen dat de vrouw bloedde aan haar vinger en hoorden dat de staande gehouden man, [verdachte], zei dat hij zijn vriendin in haar hand had gestoken.
(p. 3)
Via verbalisant [verbalisant 5] hoorde verbalisant [verbalisant 6] dat [verdachte] verklaard had dat het mes in een spleet van de bank zat. Dit bleek inderdaad het geval te zijn. Toen [verbalisant 6] dit mes aan aangeefster [slachtoffer 2] liet zien, zei ze dat dit het betreffende mes was, waarmee zij gestoken was.
Op woensdag 11 mei 2011 werd onder verdachte het navolgende goed inbeslaggenomen:
- een mes, kleur bruin, type vouwmes.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van de politieambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 2] d.d. 11 mei 2009, doorgenummerde pagina’s 22-23, voor zover - zakelijk weergegeven – inhoudende:
(p. 22)
Ik, verbalisant [verbalisant 3] zie dat de collega [verbalisant 4] ter hoogte van perceel 61 A, een negroïde man staande heeft gehouden. De andere collega genaamd [verbalisant 5] zag ik naast een negroïde vrouw staan. Ik verbalisant [verbalisant 2] ben direct naar de collega [verbalisant 4] en de negroïde man gelopen. Ik, [verbalisant 3] ben naar de negroïde vrouw gelopen en heb haar aangesproken. De vrouw die mij later opgaf te zijn genaamd, [slachtoffer 2] van [geboortedatum slachtoffer 2], verklaarde mij dat ze door de negroïde man, die zojuist staande was gehouden, in haar hand was gestoken. Ik, [verbalisant 3] zag dat de vrouw in een van de vingers van de linkerhand een diepe snijwond had.
5.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 19 november 2014
Op 11 mei 2011 was ik bij [slachtoffer 2] in de woning aan de [adres] te Breda. Wij hadden ruzie. Ik had een zakmes in mijn hand. Dat mes kan in- en uitgeklapt worden. Het was een scherp mes met een lemmet van ongeveer 7 centimer. Met dat mes raakte zij aan haar vinger gewond.
Bewijsmiddelen 02-811370-12
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van de politieambtenaar [verbalisant 7] d.d. 14 juli 2012, doorgenummerde pagina’s 628-630, voor zover - zakelijk weergegeven – inhoudende:
(p. 628)
Op zaterdag 14 juli 2012 werd door mij verbalisant de geluidsopname beluisterd van de melding die bij de 112 Alarmcentrale te Driebergen is binnengekomen terzake dit onderzoek. Door mij is deze melding woordelijk uitgewerkt. Het aanvangstijdstip van de melding betreft (naar het hof begrijpt, in samenhang met de bewijsmiddelen 2 en 3, woensdag 11 juli 2012 te) 23:41:23 uur.
Daar waar de zin aanvangt met een "P" is de politiemedewerker van de meldkamer aan het woord. Daar waar de zin aanvangt met een "M" is de melder aan het woord.
P: Meldkamer politie.
M: Ja politie...uh...mes gestoken...uh...met...uh...uh...Breda Breda Noord
P: In welke straat?
M: Uh...[adres 2] uh...[huisnummer].
P: Wacht even, welke? [adres 2]?
M: Ja.
M: [huisnummer].
P: [huisnummer]. Is er iemand gewond?
M: Ik zou snel komen want er is allemaal bloed.
P: Luister, wie.. .wie bent u gewond? Of is iemand anders gewond.
M: Ja...we zijn allemaal...uh...ongeluk
P: Wie is er? Dat nummer klopt niet meneer.
M: De eigenaar...uh...en ik...uh..ik kan niet praten...veel bloed.
(p. 629)
P: Wie is er allemaal? Hoeveel personen zijn daar?
M: Ja 2 person...
P: Blijf even aan de lijn...he...blijf aan de lijn!
M: Is goed.. .is goed.. .is goed. Hij..'s....uh...is zwaargewond...bij de buik.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van de politieambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 9] d.d. 15 juli 2012, doorgenummerde pagina’s 634-635, voor zover - zakelijk weergegeven – inhoudende:
(p. 634)
Ik, [verbalisant 9], heb op donderdag 12 juli 2012, samen met verbalisant [verbalisant 10] als getuige gehoord [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 1].
Op zaterdag 14 juli 2012 werd mij, verbalisant [verbalisant 9], gevraagd of ik de geluidsopname van een melding gedaan op zondag 8 juli 2012 (…) wilde beluisteren om te horen of de stem van de melder dezelfde stem betrof als de stem van [verdachte]. (…)
Ik, verbalisant [verbalisant 9], heb ook de geluidsopname van de melding op woensdag 11 juli 2012, betreffende de melding van het incident TGO [naam onderzoek], beluisterd en ik herkende hieruit ook de stem van [verdachte]. Ik herkende zijn stem aan de manier waarop hij sprak.
(…) Tijdens het verhoor sprak hij erg zacht, tijdens de melding op 8 juli 2012 sprak hij met een normaal volume en tijdens de melding op 11 juli 2012 hoorde ik paniek/stress in zijn stem.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van de politieambtenaar [verbalisant 11] d.d. 12 juli 2012, doorgenummerde pagina’s 649-651, voor zover - zakelijk weergegeven – inhoudende:
(p. 649)
Op woensdag 11 juli 2012 was ik, verbalisant, samen met collega [verbalisant 12] belast met de surveillance binnen het politie district Breda. Ik was in uniform gekleed en ik reed, als bijrijder mee, in een opvallend dienstvoertuig.
Op bovengenoemde dag, datum, omstreeks 23.43 uur, kregen wij de melding van de politiemeldkamer te Tilburg om te gaan naar de [adres 2] te Breda. In de woning zou iemand gestoken zijn in de buik.
Op woensdag 11 juli 2012, omstreeks 23.47 uur, kwam ik, verbalisant, samen met collega [verbalisant 12] aan op de [adres 2] ter hoogte van perceel [huisnummer]. Ik zag dat de woning een flatwoning betrof. Ik zag direct dat de centrale toegangsdeur werd geopend. Ik zag in de hal een manspersoon staan. Ik zag dat deze man een ontbloot bovenlichaam had. Ik zag tevens dat de borst van deze manspersoon bebloed was.
Ik zag dat de manspersoon (het hof begrijpt: verdachte) voor mij een woonkamer in liep. Ik ben de manspersoon gevolgd. Ik zag op de vloer diverse rode vlekken liggen, gezien de melding ging ik, verbalisant, er vanuit dat dit bloed was. Ik ben de woonkamer verder ingelopen.
Ik keek naar links, ik zag daar plots een andere manspersoon zitten. Ik keek deze manspersoon op zijn rug, deze manspersoon zat met zijn rug in mijn richting. Ik zag dat deze manspersoon op een tweepersoonsbankje zat. Ik ben om de bank een heengelopen. Ik zag dat deze manspersoon met zijn handen bij zijn buik zat en dat de kleding rood was en nat. Gezien de melding ging ik, verbalisant, er vanuit dat de natte rode plekken bloed was.
OPMERKING VERBALISANT: in mijn verder bevindingen zal ik de manspersoon welke de deur heeft geopend de jongere man noemen. De manspersoon welke ik in de woonkamer in de bank trof noem ik de oudere man.
Ik zag dat de oudere man zijn handen voor de buik hield. Ik heb de oudere man aangesproken en gevraagd wat er gebeurd was. Ik hoorde en zag dat de oudere man niet aanspreekbaar was.
(p. 650)
Ik heb het t-shirt van de oudere man vastgepakt en iets omhoog getrokken. Ik zag in zijn buik in eerste instantie twee (2) kleine sneetjes zitten. Ik zag op een gegeven moment dat de ambulance voor de woning stopte en ik zag iets later dat er twee ambulancebroeders de woning in kwamen. Zij hebben direct eerste hulp verleend aan de oudere man. Ik zag kort hierna dat er nog twee ambulancebroeders de woning in kwamen gelopen. Ik zag dat zij direct doorliepen naar de jongere man om daar de eerste hulp te verlenen.
Ik zag dat de oudere man met de ambulance werd vervoerd naar het Amphia ziekenhuis locatie Molengracht te Breda.
Op het politiebureau Breda Mijkenbroek heb ik gezocht in diverse politie systemen naar de hoofbewoner van de [adres 2] te Breda. Dit bleek volgens de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA systeem) te zijn:
[slachtoffer 1]
Geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] te [geboorteplaats slachtoffer 1]
(p. 651)
Vervolgens ben ik in het Herkenningssysteem (HES) op zoek gegaan naar [slachtoffer 1]. Ik zag dat deze in ons systeem voor kwam. Ik zag tevens dat er een foto beschikbaar was van de [slachtoffer 1].
Ik herkende [slachtoffer 1] als zijnde de oudere man welke ik bloedend aangetroffen had in de woning [adres 2] te Breda.
4.
Het relaasproces-verbaal van de politieambtenaar[verbalisant 13] d.d. 8 februari 2013, doorgenummerde pagina’s 9-51, voor zover - zakelijk weergegeven – inhoudende:
(p. 11)
[slachtoffer 1] was niet aanspreekbaar en werd na het verlenen van eerste hulp door een ambulance overgebracht naar het Amphia ziekenhuis te Breda.
(p. 12)
In het ziekenhuis aangekomen werd het slachtoffer[slachtoffer 1] vanwege zijn ernstige verwondingen geopereerd. Hij is niet meer in staat geweest een verklaring af te leggen. In de loop van donderdag 12 juli 2012, omstreeks 09:25 uur overleed het slachtoffer in het ziekenhuis.
5.
Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut met als onderwerp “Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood”, zaaknummer 2012.07.12.170, doorgenummerde pagina’s 141-146 [3] , opgemaakt op 16 juli 2012 door NFI-deskundige forensische pathologie A. Maes, arts en patholoog, inhoudende - zakelijk weergegeven – als verklaring van de deskundige:
(p. 143)
1. Overledene:
Ontvangen van Forensische Technische Ondersteuning Regiopolitie Brabant-Zuid-oost
Datum ontvangst 13 juli 2012
Naam [slachtoffer 1]
Geboortedatum Geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] te [geboorteplaats slachtoffer 1], [geboorteland slachtoffer 1]
De overledene is overleden in het Amphia Ziekenhuis te Breda op 12 juli 2012. Het lichaam werd mij aangewezen en daarna overhandigd (…)
5. Resultaten
Bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum slachtoffer 1], is het navolgende gebleken:
(p. 144)
Er waren links aan de romp zes scherprandige perforatieopeningen met het aspect van een steekletsel, alle met onderhuidse bloeduitstortingen.
Er waren in relatie met letsels A en B klievingen in de onderste rib links voor met perforatie van het middenrif en perforatie van de linkerleverkwab. Er was steeds begeleidende bloeduitstorting naast de steekkanalen. In relatie met C en E was er perforatie van het middenrif en de linkerleverkwab. In relatie met F waren er gehechte perforatieopeningen in de dikke darm. Vermoedelijk waren in relatie met letsel D het middenrif, de milt en de dikke darm geraakt.
6.
Interpretatie van resultaten
Bij sectie was er sprake van een toestand na medische interventie met o.a. een grote operatiewond, twee drainopeningen en enkele infusen. Daarbij was o.a. de milt operatief verwijderd en was de dikke darm gehecht. Er waren links aan de romp zes scherprandige letsels. Het gevolg van bij leven opgelopen uitwendig inwerkend scherprandig perforerend geweld met het aspect van bij leven opgelopen steekletsels. De letsels zijn het gevolg van meermalen steken met een scherprandig
(p. 145)
voorwerp zoals steken met een of meer messen. Gezien de torpedovorm van enkele steekletsels kunnen ze passen bij steken met een eenzijdig snijdend mes. In de steekkanalen waren de lever en de dikke darm meermalen geraakt. Het overlijden wordt door het massale bloedverlies zondermeer verklaard als gevolg van functieverlies van vitale organen en weefselschade door zuurstofgebrek (hypovolemische shock), opgelopen door bovengenoemde steekletsels.
(p.146)
7. Conclusie
[slachtoffer 1], 56 jaar oud geworden, is overleden als gevolg van verwikkelingen van meermalen bij leven opgelopen uitwendig inwerkend scherprandig perforerend geweld (steken) op het lichaam.
6.
De verklaring van een arts, verbonden aan de Spoedeisende Hulp Amphia Ziekenhuis, naar aanleiding van medisch onderzoek betreffende [verdachte], doorgenummerde pagina’s 186-188, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(p. 188)
Vraag:
Welk letsel heeft u waargenomen bij bovengenoemd persoon?
Antwoord:
3 steekwonden (waarvan 2 oppervlakkig) borstkast waardoor klaplong
7.
Het proces-verbaal van de politieambtenaren [verbalisant 14] en [verbalisant 15] d.d. 18 juli 2012, doorgenummerde pagina’s 21-25 [4] , Forensisch Technisch Onderzoek, voor zover - zakelijk weergegeven – inhoudende:
(p. 21)
Naar aanleiding van een geweldsdelict aan de [adres 2] te Breda op 11 juli 2012, waarbij één persoon aan zijn verwondingen overleed werd 12 juli 2012, op verzoek van het hoofd van de divisie recherche, een onderzoek ingesteld op de plaats delict.
(p. 24)
Wij, verbalisanten, zagen dat de rechterkeukenlade niet geheel gesloten was. Deze werd door ons verder geopend. Wij zagen dat in de keukenlade onder andere een broodmes met een houten heft lag, en een kleiner kartelmes met een zwart kunststof heft. Het lemmet van beide messen zag er ogenschijnlijk schoon uit en visueel werd daarop door ons geen bloed gezien. Met een tetrabasetest werd het lemmet van genoemde messen onderzocht op de aanwezigheid van een minimale (latente) hoeveelheid bloed. Bij dat onderzoek werd op het lemmet van het kartelmes een positieve indicatie verkregen op de aanwezigheid van bloed. Dit kartelmes werd veiliggesteld [AAEX5586NL]. Op de voorzijde van de rechterkeukenlade bevond zich een opgedroogde waterige vlek. Met een tetrabasetest werd op die vlek een positieve indicatie verkregen op de aanwezigheid van bloed. Deze vlek werd bemonsterd en veiliggesteld [AAEX5587NL].
8.
Het proces-verbaal van de politieambtenaren [verbalisant 16] en [verbalisant 17] d.d. 25 augustus 2012, Forensisch Technisch Onderzoek, doorgenummerde pagina’s 31-33 [5] , voor zover - zakelijk weergegeven – inhoudende:
(p. 32)
Hierbij wordt door ons verbalisanten het navolgende gerelateerd:
Op donderdag 19 juli 2012 werd er in het kader van Team Grootschalig Onderzoek (TGO) [naam onderzoek] een doorzoeking gehouden in de woning aan de [adres 2] te [postcode] Breda. Deze doorzoeking vond plaats naar aanleiding van een steekincident in voornoemde woning, waarbij een persoon overleed en een persoon gewond raakte.
Door ons verbalisanten werd in het kader van deze doorzoeking een onderzoek ingesteld naar sporen, waarbij gebruik werd gemaakt van luminol. (…)
Door ons verbalisanten werd in de woning, voorafgaande het onderzoek met luminol, een visueel onderzoek ingesteld.
Hierbij werd in de afvoer van de spoelbak in de keuken, met tetrabase een positieve reactie verkregen op de aanwezigheid van bloed.
9.
Het deskundigenrapport van The Maastricht Forensic Institute, doorgenummerde pagina’s 216-227 [6] , opgemaakt op 13 maart 2013 door Forensisch DNA-onderzoeker dr. P.J. Herbergs, forensisch DNA-onderzoeker, inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van de onderzoeker:
(p. 219)
1.2
Ontvangen materiaal
Ontvangen item : Mes, zie hieronder
SIN nummer Beschrijving item
AAEX5586NL Mes
SIN nummer Beschrijving item
RAAJ0515NL Bemonstering wangslijmvlies uit referentiemonster
wangslijmvlies van [verdachte], geboren op[geboortedatum].
AACZ043NL#01 DNA-werkextract van referentiemonster spier van [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum slachtoffer 1]
(p. 220)
1.3
Vraagstelling
Het in artikel 138a van het Wetboek van Strafvordering bedoelde DNA-onderzoek te verrichten op het in bovenvermelde tabel omschreven celmateriaal.
Van dit voorwerp dient indien mogelijk celmateriaal te worden afgenomen ter vaststelling van het bijbehorende DNA-profiel, waarna het verkregen profiel dient te worden vergeleken met dat van aangehouden of nog aan te houden verdachten en van derde-betrokkenen in dit onderzoek. Indien geen overeenkomsten worden gevonden dient het profiel te worden opgeslagen in de DNA-databank en te worden vergeleken met de daar aanwezige profielen.
(p. 221)
2. Bevindingen
2.1
Analyse van bemonsteringen met wattenstaafjes van een mes (AAEX5586NL)
Het mes is onderzocht op de aanwezigheid van bloed.
De snijvlakken van het mes zijn ten slotte met een wattenstaafje bemonsterd.
(p. 225)
2.1.5
Analyse van bemonstering met een wattenstaafje van een zijkant van het mes (20121205.001-05-00-00)
Het snijvlak is aan één zijde over het gehele oppervlak met een wattenstaafje bemonsterd. De tetrabase test reageerde negatief.
Er is een partieel DNA-profiel aangetoond.
Het DNA-profiel is gelijk aan het DNA-profiel van verdachte [verdachte]. De verdachte kan donor zijn van celmateriaal in de bemonstering. De berekende frequentie van het mannelijk DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat een willekeurig gekozen man hetzelfde DNA-profiel heeft als het DNA-profiel verkregen van het celmateriaal in de bemonstering is kleiner dan één op één miljard.
(p. 226)
2.1.6
Analyse van bemonstering met een wattenstaafje van een zijkant van het mes (20121205.001-05-00-00)
Het snijvlak is aan één zijde over het gehele oppervlak met een wattenstaafje bemonsterd. De tetrabase test reageerde negatief.
In twee analyses met NGM Select is een DNA-mengprofiel aangetoond van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man.
Van de 26 aangetoonde DNA-kenmerken zijn er 21 gelijk aan het DNA-profiel van de verdachte. De overige- 5 DNA-kenmerken zijn gelijk aan het DNA-profiel van het slachtoffer. Verdachte[verdachte] en slachtoffer [slachtoffer 1] kunnen donor zijn van celmateriaal in de bemonstering, waarbij er in dat geval meer celmateriaal van de verdachte in de bemonstering aanwezig is dan van het slachtoffer.
10.
Het herzien rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, doorgenummerde pagina’s 181-187 [7] , opgemaakt op 9 november 2012 door NFI-deskundige dr. B. Kokshoorn, inhoudende - zakelijk weergegeven – als verklaring van de deskundige:
(p. 183)
1. Te onderzoeken materiaal
Tabel 1 Overzicht te onderzoeken materiaal
SIN Omschrijving
AAEX5586NL een mes met kunststof heft, keukenlade rechts
AAEX5587NL een bemonstering van een keukenlade

2.Eerder onderzocht materiaal

De DNA-profielen van het in tabel 2 vermelde materiaal zijn betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
Tabel 2 Overzicht eerder onderzocht materiaal
SIN Omschrijving
AACZ0463NL een referentiemonster van het slachtoffer [slachtoffer 1]
(geboren op [geboortedatum slachtoffer 1])
RAAJ0515NL een referentiemonster van de verdachte [verdachte] (geboren op [geboortedatum])
(p. 184)
4. Vraagstelling
De officier van justitie mr. K. Weijers van het arrondissementsparket Breda heeft op 25 juli 2012 verzocht om een onderzoek naar biologische sporen en een DNA-onderzoek te verrichten.
5.1
Onderzoek naar biologische sporen
Bemonsteringen zoals vermeld in Tabel 1
Bloed
De bemonsteringen zijn onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij is in de bemonsteringen AAEX5587NL van een keukenlade bloed aangetroffen. In de overige bemonsteringen is geen bloed aangetroffen.
(p. 185)
Alle bemonsteringen zijn met spoornummer #01 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
Mes AAEX5586NL
Biologische contactsporen
Het mes is bemonsterd gericht op het verzamelen van celmateriaal van diegene(n) die het mes heeft/hebben gehanteerd en van perso(o)n(en) die met het mes in aanraking is/zijn gekomen. Hierbij zijn de volgende bemonsteringen veiliggesteld voor een DNA-onderzoek:
- AAEX5586NL#02 bemonstering van de snijrand van het lemmet,
- AAEX5586NL#03 bemonstering van het heft van het mes.
De bemonsteringen AAEX5586NL#02 en #03 zijn onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij is geen bloed aangetroffen in de bemonsteringen.
5.2
DNA-onderzoek
De veiliggestelde bemonsteringen zijn onderworpen aan een DNA-onderzoek.
(p.186)
5.3
Resultaten, interpretatie en conclusie
In tabel 3 staat vermeld van wie het celmateriaal in het onderzochte sporenmateriaal op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek afkomstig kan zijn. Dit betekent tevens dat in het desbetreffende sporenmateriaal (op basis van het vergelijkend DNA-onderzoek) geen aanwijzingen zijn verkregen voor de aanwezigheid van celmateriaal van de andere persoon van wie in deze zaak een DNA-profiel is vergeleken. In de laatste kolom staat vermeld wat de berekende frequentie of matchkans is van het DNA-profiel van het celmateriaal in het desbetreffende sporenmateriaal. Ofwel, wat de kans is dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel.
Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN Beschrijving DNA-profiel/ Berekende frequentie of
Matchkans DNA-profiel
Bemonsteringen
AAEX5587NL#01 [verdachte] kleiner dan één op één miljard
Mes AAEX5586NL
AAEX5586NL#03 [verdachte] kleiner dan één op één miljard
11.
De ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 19 november 2014 afgelegde verklaring van verdachte:
Ik was op 11 juli 2011 bij [slachtoffer 1] in de woning aan de [adres 2] te Breda. Ik noem hem ook wel [bijnaam slachtoffer 1]. Daar was ik samen met hem. Ten tijde van het steekincident was ik ook in de woning aanwezig.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 02-666130-11 subsidiair ten laste gelegde en in de zaak met parketnummer 02-811370-12 impliciet subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Parketnummer 02-666130-11
hij op 11 mei 2011 te Breda opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 2], met een mes in de vinger heeft gesneden/gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Parketnummer 02-811370-12
hij op 11 juli 2012 te Breda opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen met een mes ter hoogte van diens buikstreek en linkerzij gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] op 12 juli 2012 is overleden;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
A.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Parketnummer 02-666130-11
B.
Door de raadsman is bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van mishandeling van [slachtoffer 2]. Daartoe is aangevoerd dat:
  • verdachte heeft ontkend het ten laste gelegde te hebben begaan;
  • de verklaring van [slachtoffer 2] onbetrouwbaar is om tot bewijs te kunnen worden gebezigd, nu haar verklaring wordt aangetast door het gebruik van verdovende middelen;
  • dat waarde gehecht dient te worden aan de verklaring die [slachtoffer 2] ten overstaan van de rechter-commissaris heeft afgelegd, waarbij zij verklaart dat verdachte haar per ongeluk heeft gesneden.
C.
Op grond van de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hiervoor is omschreven.
Naar het oordeel van het hof zijn de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 2], voor zover het hof deze heeft gebezigd tot het bewijs, in de kern consistent (verdachte was boos en heeft met een mes in de vinger van aangeefster gesneden/gestoken) en vinden zij in voldoende mate steun in de tot het bewijs gebezigde verklaring van verdachte. Tevens vinden zij steun in de waarnemingen van de verbalisanten die korte tijd na het incident ter plaatse zijn.
Voorts zijn uit het onderzoek ter terechtzitting geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2], voor zover deze tot het bewijs worden gebezigd, zou moeten worden getwijfeld. Het hof bezigt deze verklaringen dan ook tot het bewijs.
De omstandigheid dat aangeefster ten overstaan van de rechter-commissaris, enige tijd na het incident, heeft verklaard dat zij denkt dat verdachte haar per ongeluk heeft gesneden, doet niet af aan de omstandigheid dat verdachte haar heeft gestoken/gesneden en aan het oordeel van het hof dat op grond van het feitelijk handelen van verdachte, minst genomen in voorwaardelijke zin, sprake was van opzet.
Het overweegt ten slotte nog dat algemene ervaringsregels leren dat het snijden/steken met een mes in een vinger, als gevolg waarvan een diepe snijwond is ontstaan, pijn veroorzaakt.
De verweren worden verworpen.
Parketnummer 02-811370-12
D.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd:
dat niet uitgesloten kan worden dat het slachtoffer door een ander mes dan het kartelmes met het zwart kunststof heft dat in de keuken is aangetroffen, dodelijk is verwond;
dat de omstandigheid dat er DNA van verdachte op het mes is aangetroffen niet zegt dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Er waren - zoals hierna onder 3 is weergegeven - andere mensen in de woning aanwezig en die personen hebben verdachte gedwongen het mes aan te raken;
dat niet verdachte maar andere personen het ten laste gelegde hebben begaan. Verdachte en [bijnaam slachtoffer 1] zijn op de bewuste avond samen in de woning van [bijnaam slachtoffer 1] aanwezig geweest. Op een bepaald moment zijn verdachte en [bijnaam slachtoffer 1] overvallen door vijf personen waarvan twee personen binnen in de woning zijn geweest. Eén van deze twee personen heeft [bijnaam slachtoffer 1] met een mes verwond. Deze personen zijn [persoon 1] (bijnaam [bijnaam persoon 1]) [persoon 2], [persoon 3] (door verdachte ook wel [bijnaam persoon 3] genoemd) en [persoon 4]. Voornoemde vijf personen zijn met een groene Mazda naar de woning gekomen. Bovendien is volgens verdachte [persoon 5] (door de verdachte ook wel [bijnaam persoon 5] genoemd) betrokken geweest bij het steekincident. Deze zou geld van [bijnaam slachtoffer 1] overmaken naar de moeder van [bijnaam slachtoffer 1], maar dit geld zou daar nooit zijn aangekomen. Dit zou volgens verdachte het motief voor het steekincident geweest kunnen zijn.
E.
Het hof overweegt naar aanleiding van deze verweren het volgende.
Ad 1. Steekvoorwerp
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen blijkt dat op het snijvlak van het kartelmes met zwart kunststof heft DNA-kenmerken van zowel de verdachte als het slachtoffer [slachtoffer 1] is aangetroffen, terwijl zij allebei steekverwondingen hebben opgelopen. Anders dan de raadsman is het hof derhalve van mening dat voornoemd mes het steekvoorwerp is geweest waar het slachtoffer de bewuste nacht dodelijk is verwond. In dat verband neemt het hof in aanmerking dat de aanwezigheid van bloed in de afvoer van de spoelbak in de keuken erop wijst dat er een voorwerp met bloed in die spoelbak is afgespoeld. Het aantreffen van de waterige vlek met bloed op de keukenlade en de omstandigheid dat deze keukenlade opstond, vormen voor het hof aanwijzingen dat dit voorwerp na het steekincident en het afspoelen in de keukenlade is gelegd, alwaar het onderzochte mes (genoemd kartelmes met kunststof heft) is aangetroffen.
Ad 2. Steekvoorwerp in handen geweest van de verdachte?
Uit de hiervoor weergegeven onderzoeksresultaten van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat het spoor voorzien van SIN-zegel AAEX5586NL#03 - te weten: het heft van het mes - afkomstig kan zijn van verdachte. De kans dat een willekeurig gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel heeft als dat van het spoor is kleiner dan één op één miljard. Op het heft van het mes zijn geen DNA-kenmerken van een ander persoon dan van verdachte aangetroffen.
Voorts blijkt uit de hiervoor weergegeven onderzoeksresultaten van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat het spoor voorzien van SIN-zegel AAEX5587NL#01 - te weten: de bloedvlek op de keukenlade - afkomstig kan zijn van verdachte. De kans dat een willekeurig gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel heeft als dat van het spoor is kleiner dan één op één miljard.
Daarnaast heeft het Nederlands Forensisch Instituut het heft van het mes onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij is geen bloed aangetroffen in de bemonsteringen.
Op basis van het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof worden uitgesloten dat het DNA-materiaal op het heft van het mes een overdrachtsspoor van de bloedende verwondingen van verdachte is geweest. Naar het oordeel van het hof moet het DNA van verdachte daarom op een andere manier op het heft van het mes zijn terecht gekomen.
De verdachte heeft zowel bij de reconstructie als ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de bewuste avond door de daders werd gedwongen het mes vast te pakken. Zij hebben vervolgens het mes van hem afgepakt. Hierna hoorde verdachte het water van de kraan lopen en dacht hij dat de daders het mes afspoelden en dat zij het mes vervolgens in de keukenlade hebben gelegd.
Het hof is van oordeel dat het dossier voor voornoemde verklaring van verdachte geen aanknopingspunten biedt. In dit verband wijst het hof op het feit dat geen van de resultaten van het uitgevoerde technisch onderzoek, zoals hiervoor beschreven, in de richting van een ander dan verdachte als dader wijzen. Voorts acht het hof het uiterst onaannemelijk dat de daders, die in de lezing van verdachte hem het steekincident in de schoenen willen schuiven, het mes eerst door verdachte zouden laten aanraken, om vervolgens de sporen uit te wissen door het mes onder de kraan te doen en weer terug te leggen in de keukenlade. Het hof acht voornoemde verklaring van verdachte daarom onaannemelijk.
Gelet op de omstandigheden:
- dat op het heft van het mes waarmee het slachtoffer is gestoken alleen DNA-materiaal van verdachte is aangetroffen en;
- dat verdachte voor het aantreffen van zijn DNA-materiaal geen aannemelijke verklaring heeft gegeven,
is het hof van oordeel dat verdachte het steekwapen moet hebben gehanteerd.
Ad 3. Alternatieve scenario’s
Groep van vijf personen
Voor het bestaan van een alternatief scenario waarbij verdachte en het slachtoffer [slachtoffer 1] in de woning zijn overvallen door vijf personen waarvan twee personen binnen in de woning zijn geweest en één van deze twee personen de fatale geweldshandelingen heeft uitgevoerd, zoals door de verdediging gesuggereerd, vindt het hof in het dossier geen enkel aanknopingspunt.
Het hof merkt daarbij op dat tijdens het opsporingsonderzoek uitvoerig onderzoek is verricht naar dit alternatief scenario. Hieruit is naar het oordeel van het hof gebleken dat:
  • de door de verdachte genoemde personen tijdens verhoren betrokkenheid bij het strafbare feiten hebben ontkend;
  • er in de periode van 11 tot en met 12 juli 2012 geen telefonisch onderhoud is geweest tussen de door verdachte genoemde overvallers enerzijds en het slachtoffer en verdachte anderzijds;
  • er in de periode van 11 tot en met 14 juli 2012 geen telefonisch onderhoud is geweest tussen de door verdachte genoemde overvallers;
  • buurtbewoners op 11 juli 2012 hun personenauto hebben geparkeerd in het parkeervak dat verdachte had aangewezen als zijnde het parkeervak waar de overvallers hun groene Mazda hadden geparkeerd.
Naar ’s hofs oordeel is voornoemd alternatief scenario derhalve niet aannemelijk geworden. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
[bijnaam persoon 5]
Verdachte heeft voorts verklaard dat [bijnaam persoon 5] tussen op 11 juli 2012 tussen 18.00 uur en 19.00 uur in de woning van het slachtoffer is geweest, en voorts dat er op 11 juli 2012 telefonisch contact is geweest tussen het latere slachtoffer en [bijnaam persoon 5]. [bijnaam persoon 5] zou geld overmaken van [slachtoffer 1] naar de moeder van [slachtoffer 1] in [geboorteland slachtoffer 1]. Nu dat geld nooit is aangekomen, had [bijnaam persoon 5] een motief voor het steekincident, aldus verdachte.
Voor het bestaan van het alternatief scenario inhoudende dat [bijnaam persoon 5] betrokken is geweest bij het steekincident, zoals door de verdediging gesuggereerd, vindt het hof in het dossier eveneens geen aanknopingspunten. Ook naar dit scenario is uitvoerig onderzoek verricht. Uit het onderzoek is naar het oordeel van het hof gebleken dat:
  • [bijnaam persoon 5] ([persoon 5]) ten overstaan van de rechter-commissaris heeft ontkend in de woning van het slachtoffer te zijn geweest op 11 juli 2012;
  • mastgegevens er op wijzen dat [persoon 5] op 11 juli 2012 niet in de woning van [slachtoffer 1] is geweest, aangezien de telefoon van [persoon 5] op dat moment zendpalen te Oosterhout aanstraalt, terwijl de OV-kaart van [persoon 5] kort daarvoor is gebruikt voor een reisbeweging van Breda naar Oosterhout;
  • op 11 juli 2012 geen telefonisch onderhoud is geweest tussen [slachtoffer 1] en [persoon 5];
  • weliswaar uit het dossier kan worden afgeleid dat mogelijk sprake zou zijn van het overmaken van geld naar de moeder van [slachtoffer 1], maar dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat dat geld dan niet zou zijn aangekomen;
  • er in de periode van 11 tot en met 14 juli 2012 geen telefonisch onderhoud is geweest tussen de door verdachte genoemde overvallers, te weten tussen [bijnaam persoon 5] en één van de overige vier.
Naar ’s hofs oordeel is voornoemd alternatief scenario derhalve niet aannemelijk geworden. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
F.
Gelet op de omstandigheden:
  • dat het DNA-profiel van verdachte op het heft van het mes zat;
  • dat DNA-kenmerken van verdachte en [slachtoffer 1] op het lemmet zijn aangetroffen;
  • dat voornoemd het mes in de woning afgespoeld en wel in de keukenlade door de politie is aangetroffen;
  • dat verdachte tijdens het steekincident met [slachtoffer 1] in de woning aanwezig was;
  • een alternatief scenario waarbij een ander/anderen dan verdachte gestoken zou(den) hebben niet aannemelijk is geworden;
  • de resultaten van de sectie, waaruit naar voren komt dat [slachtoffer 1] is overleden als gevolg van verwikkelingen van meermalen bij leven opgelopen uitwendig inwerkend scherprandig perforerend geweld (steken) op het lichaam.
leidt het hof af dat het niet anders kan zijn dan dat het verdachte is geweest die [slachtoffer 1] dodelijk heeft verwond met het vooromschreven mes.
G.
Opzet
Tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk [slachtoffer 1] meermalen in diens buik en linkerzij heeft gestoken. Verdachte heeft [slachtoffer 1] zes keer met een mes in de buik gestoken en daarbij de lever en de dikke darm geraakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat iemand als gevolg van aldus uitgeoefend geweld de aanmerkelijke kans loopt zodanig ernstig letsel te bekomen, dat hij als gevolg daarvan het leven kan verliezen. Dit samenstel van gedragingen van verdachte was dan ook geëigend om het slachtoffer te doden. De verdachte moet daarvan, evenals ieder ander weldenkend mens, op de hoogte zijn geweest.
Het samenstel van gedragingen van verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op het in de bewezenverklaring omschreven gevolg, te weten het doden van het slachtoffer, dat het – behoudens contra-indicaties, waarvan in casu niet is gebleken – niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg heeft aanvaard.
Aldus heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van zijn bewezen verklaarde handelen zou sterven en is het opzet van verdachte minst genomen in voorwaardelijke zin daarop gericht geweest.
H.
Moord/doodslag
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit om de ander van het leven te beroven en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Aan het onderzoek ter terechtzitting zijn naar het oordeel van het hof geen aanwijzingen te ontlenen dat verdachte heeft gehandeld met een vooropgezet plan om [slachtoffer 1] van het leven te beroven.
Gelet op het vorenstaande acht het hof - met de advocaat-generaal en de raadsman - niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, zodat hij in zoverre zal worden vrijgesproken van het hem impliciet primair ten laste gelegde.
Op grond van dit één en ander acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn ook overigens geen feiten en/of omstandigheden naar voren gekomen die zouden moeten leiden tot andere oordelen dan hiervoor gegeven.
De verweren worden derhalve in alle onderdelen verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-666130-11 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 02-811370-12 impliciet subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van deze feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 11 juli 2012 [slachtoffer 1] meermalen met een mes gestoken, ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] op 12 juli 2012 in het ziekenhuis aan zijn verwondingen is overleden. Verdachte heeft daarmee een onomkeerbaar verlies teweeg gebracht en groot leed toegebracht aan onder meer de nabestaanden van het slachtoffer, die zich geconfronteerd zien met de gewelddadige dood van een dierbare.
Door te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan doodslag, een van de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. Door een dergelijk delict wordt de rechtsorde zeer ernstig is geschokt; het brengt in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid te weeg. Het hof houdt rekening met het gewelddadig karakter van dit feit.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Daarnaast rekent het hof verdachte zwaar aan dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van zijn vriendin [slachtoffer 2], eveneens met gebruikmaking van een mes. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte er bovendien geen blijk van gegeven het laakbare van dat handelen in te zien.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof allereerst gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 25 augustus 2014, waaruit blijkt dat verdachte eerder met justitie en politie in aanraking is geweest.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de omstandigheid dat verdachte zijn medewerking aan gedragskundig onderzoek heeft geweigerd. Aldus kan geen inschatting worden gemaakt van het risico op herhaling en kunnen ook geen aanknopingspunten worden gevonden voor begeleiding of behandeling om herhaling te voorkomen.
Ten slotte heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof heeft wat betreft de duur van deze straf aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd.
Alles overwegende acht het hof - met de advocaat-generaal - oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren passend en geboden.
Beslag
Het hof zal de teruggave aan verdachte gelasten van de voorwerpen, zoals die zijn genummerd onder 1 tot en met 10 op de aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Ten aanzien van de overige in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals die zijn genummerd onder 11 tot en met 35 op de aan dit arrest gehechte beslaglijst, kunnen geen personen als rechthebbenden worden aangemerkt en daarvan zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte
  • het in de zaak met parketnummer 02-666130-11 primair ten laste gelegde;
  • het in de zaak met parketnummer 02-811370-12 impliciet primair ten laste gelegde (moord);
heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte
  • het in de zaak met parketnummer 02-666130-11 subsidiair ten laste gelegde;
  • het in de zaak met parketnummer 02-811370-12 impliciet subsidiair (doodslag) ten laste gelegde
heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de aan dit arrest gehechte beslaglijst onder de nummers 11 tot en met 35.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, zoals vermeld op de aan dit arrest gehechte beslaglijst onder de nummers 1 tot en met 10.
Aldus gewezen door
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. P.J. Hödl , raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L. Voet, griffier,
en op 3 december 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
w.g. voorzitter, raadsheren en griffier.

Voetnoten

1.In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de regiopolitie Midden en West-Brabant, district Breda, registratienummer PL202D 2011093795, gesloten op 17 juni 2011, met bijlagen, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften en doorgenummerd van 1 t/m 49.
2.In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de regiopolitie Zeeland- West-Brabant, onderzoek TGO Cornelis, onderzoeksnummer 20TG12010, dossiernummer 2012148875, met bijlagen, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften en doorgenummerd van 1 tot en met 1581.
3.Dit deskundigenrapport is als bijlage opgenomen bij en de paginanummering verwijst naar:
4.Dit proces-verbaal is als bijlage opgenomen bij en de paginanummering verwijst naar:
5.Dit proces-verbaal van een luminolonderzoek is als bijlage opgenomen bij en de paginanummering verwijst naar:
6.Dit deskundigenrapport is als bijlage opgenomen bij en de paginanummering verwijst naar:
7.Dit deskundigenrapport is als bijlage opgenomen bij en de paginanummering verwijst naar: