ECLI:NL:GHSHE:2014:51
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- P.C.G. Brants
- C.D.M. Lamers
- E.L. Schaafsma-Beversluis
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid in hoger beroep bij niet overleggen processtukken eerste aanleg
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om de ontvankelijkheid van de man in hoger beroep. De man had in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Breda aangevochten, maar had verzuimd om de benodigde processtukken uit de eerste aanleg over te leggen, ondanks herhaalde verzoeken van het hof om dit te doen. De mondelinge behandeling vond plaats op 3 december 2013, waarbij de man niet ter zitting verscheen. De vrouw had op 17 december 2013 haar incidenteel appel ingetrokken. Het hof overwoog dat de man, in strijd met artikel 34 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, niet de vereiste stukken had ingediend, wat essentieel is voor een goede rechtspleging. Het hof stelde vast dat de man driemaal de gelegenheid had gekregen om het verzuim te herstellen, maar dit niet had gedaan. Hierdoor was het hof niet in staat om zich adequaat voor te bereiden op de zaak. Het hof concludeerde dat de schending van de goede procesorde zodanig was dat niet-ontvankelijkheid van de man in het principaal beroep gerechtvaardigd was. De beslissing van het hof was dat het verzoek in het incidenteel appel werd afgewezen en dat de man niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn principaal beroep. Deze uitspraak werd gedaan op 16 januari 2014 door de rechters P.C.G. Brants, C.D.M. Lamers en E.L. Schaafsma-Beversluis.