ECLI:NL:GHSHE:2014:5082

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 december 2014
Publicatiedatum
2 december 2014
Zaaknummer
HD 200.122.476_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor brand in woning en deskundigenonderzoek

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om de aansprakelijkheid voor een brand in een woning. De procedure werd gevoerd door de WA-verzekeraar van de bewoner, die formeel als partij was betrokken. Echter, buiten medeweten van deze formele partij werd er met succes incidenteel appel ingesteld. Het hof had eerder, in een tussenarrest van 17 juni 2014, de inschakeling van een deskundige gewenst geacht en partijen de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de persoon en de specifieke deskundigheid van de te benoemen deskundige. Partijen kwamen overeen dat de heer [deskundige], verbonden aan I-TEK B.V., als deskundige zou worden benoemd.

De centrale vraag die aan de deskundige werd voorgelegd, was of op basis van de overgelegde verklaringen, rapporten en foto’s met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat de brand was veroorzaakt door het gedrag van [geïntimeerde]. Het hof gaf aan dat de deskundige ook de bruikbaarheid van de verschillende onderzoeksrapporten moest beoordelen. De deskundige werd verzocht om een schriftelijk en met redenen omkleed rapport in te dienen, waarin hij zijn conclusies duidelijk uiteenzette.

Het hof bepaalde dat de kosten van het deskundigenonderzoek op € 5.808,= inclusief btw werden vastgesteld, en dat beide partijen de helft van dit bedrag zouden voldoen. De zaak werd vervolgens naar de rol van 31 maart 2015 verwezen in afwachting van het deskundigenbericht. Het hof hield iedere verdere beslissing aan, totdat het deskundigenrapport was ontvangen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.122.476/01
arrest van 2 december 2014
in de zaak van

1.[appellant],

2. [appellante],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten in het principaal appel,
geïntimeerden in het incidenteel appel,
verder: in mannelijk enkelvoud [appellant],
advocaat: mr. J.P. de Man te Rosmalen,
tegen
[geïntimeerde],weduwe van
[echtgenoot],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het incidenteel appel,
verder: [geïntimeerde],
advocaat: mr. M. Bouman te Eindhoven.
als vervolg op het tussenarrest van dit hof van 17 juni 2014 in het hoger beroep van het door de rechtbank Breda onder zaaknummer/rolnummer 214938/HA ZA 10-233 tussen partijen gewezen vonnis van 7 november 2012.

6.Het verdere verloop van het geding

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 17 juni 2014;
  • de akte na tussenarrest van [appellant] van 15 juli 2014 met een productie;
  • de antwoordakte na tussenarrest van [geïntimeerde] van 12 augustus 2014.
[appellant] wenste daarna opnieuw een akte te nemen. [geïntimeerde] heeft hier bezwaar tegen gemaakt, waarop de nadere akte van [appellant] op de rol is geweigerd zodat deze niet tot de gedingstukken behoort. Partijen hebben daarna arrest gevraagd.

7.De verdere beoordeling

In het principaal appel en in het incidenteel appel
7.1
In het tussenarrest van 17 juni 2014 heeft het hof de inschakeling van een deskundige gewenst geacht en partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de persoon en de specifieke deskundigheid van de te benoemen deskundige en over de vraagstelling die aan deze deskundige zal worden voorgelegd.
7.2
Partijen zijn het eens over de persoon van de te benoemen deskundige, te weten de heer [deskundige], verbonden aan I-TEK B.V. te [vestigingsplaats].
Het hof zal het voorstel van partijen volgen en de heer [deskundige] tot deskundige benoemen.
7.3
Met betrekking tot de vraagstelling aan de deskundige heeft het hof in rechtsoverweging 4.12 van het tussenarrest van 17 juni 2014 aangegeven dat het gaat om de vraag of op basis van de verklaringen, rapporten en foto’s die in deze procedure zijn overgelegd (en het nog over te leggen en/of door de deskundige op te vragen rapport van [schade-expert] van 25 januari 2008) met voldoende mate van zekerheid althans waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat de brand is veroorzaakt door het gedrag van [geïntimeerde] zoals in de daaraan voorafgaande rechtsoverwegingen is omschreven.
[appellant] kan zich vinden in deze vraagstelling en refereert zich voor het overige aan het oordeel van het hof. [geïntimeerde] heeft elf vragen voorgesteld waarvan tien vragen betrekking hebben op de kwaliteit van het door technisch onderzoeker [technisch onderzoeker] verrichte onderzoek en diens deskundigheid en een op het rapport van technisch expert [technisch expert].
7.4
In het onderzoek door de deskundige dient centraal te staan de vraag of de oorzaak van de brand kan worden vastgesteld. Daarbij spelen de verschillende onderzoeksrapporten een belangrijke rol, zoals blijkt uit de door het hof voorgenomen vraagstelling. Die rapporten zijn evenwel niet zelf het voorwerp van een kwaliteitsonderzoek, zoals de vraagstelling van [geïntimeerde] suggereert. Het hof zal daarom uitgaan van de voorgenomen vraagstelling en daaraan een meer algemeen geformuleerde vraag over de bruikbaarheid van de verschillende rapporten toevoegen. Het staat de deskundige intussen vrij om expliciet in te gaan op een of meer van de door [geïntimeerde] vermelde vragen, wanneer hij dat bij de beantwoording van de hem door het hof gestelde vragen noodzakelijk en/of wenselijk oordeelt.
7.5
Met betrekking tot de beschikbare stukken merkt het hof nog het volgende op. In het tussenarrest van 17 juni 2014 is melding gemaakt van een rapport van de heer [schade-expert] van 25 januari 2008 dat in de procedure nog niet is overgelegd (r.o. 4.5) en van daarbij behorende foto’s waarvoor hetzelfde geldt (r.o. 4.11). Het hof gaat ervan uit dat partijen de deskundige van deze bescheiden zullen voorzien.
7.6
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

8.De uitspraak

Het hof:
in het principaal appel en in het incidenteel appel
8.1
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de volgende vragen:
Kan naar uw oordeel op basis van de verklaringen, rapporten en foto’s die in deze procedure zijn overgelegd (en het rapport van [schade-expert] van 25 januari 2008 met bijbehorende foto’s) met voldoende mate van zekerheid althans waarschijnlijkheid worden vastgesteld dat de brand is veroorzaakt door het gedrag van [geïntimeerde] zoals in het tussenarrest van 17 juni 2014 is omschreven (r.o. 4.10 en 4.11)?
In hoeverre bieden de rapporten van [technisch onderzoeker] van 3 december 2007, van [schade-expert] van 25 januari 2008 en van [technisch expert] van 26 mei 2009 - met het oog op de beantwoording van de eerste vraag - inhoudelijk bruikbare en vaktechnisch gezien correct verwerkte informatie?
Wat acht u verder nog van belang om op te merken?
8.2
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vraag/vragen:
de heer [deskundige],
I-TEK B.V.,
[adres] [vestigingsplaats],
[postbus],
tel. [telefoonnummer]
gsm [gsm]
e-mail [e-mail]
8.3
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
8.4
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van € € 5.808,= inclusief btw, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat ieder van partijen de helft van genoemd voorschot van € 5.808,= inclusief btw, derhalve € 2.904,= inclusief btw, zal voldoen na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
8.5
benoemt mr. B.A. Meulenbroek tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
8.6
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 31 maart 2015 in afwachting van het deskundigenbericht;
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenbericht naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellant];
8.7
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.A. Meulenbroek, O.G.H. Milar en M.G.W.M. Stienissen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 2 december 2014.