ECLI:NL:GHSHE:2014:5079

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 december 2014
Publicatiedatum
2 december 2014
Zaaknummer
HD 200.122.374_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor diefstal van elektriciteit bij hennepteelt

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om de aansprakelijkheid van [appellant] voor diefstal van elektriciteit in verband met een hennepkwekerij. Het hof behandelde het hoger beroep van [appellant] tegen de eerdere vonnissen van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De procedure omvatte meerdere getuigenverklaringen en een tussenarrest waarin het hof [appellant] had gelast om getuigenverklaringen over te leggen. Tijdens de enquête verklaarden verschillende getuigen over de betrokkenheid van [appellant] bij de hennepkwekerij, maar het hof oordeelde dat de verklaringen niet voldoende waren om zijn aansprakelijkheid aan te nemen. Het hof concludeerde dat Endinet B.V. niet was geslaagd in het bewijs van de aansprakelijkheid van [appellant] op grond van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof vernietigde de eerdere vonnissen van de rechtbank en verklaarde [appellant] niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen een van de vonnissen. Tevens werd Endinet veroordeeld in de proceskosten van [appellant]. Het arrest werd uitgesproken op 2 december 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.122.374/01
arrest van 2 december 2014
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. G.H. Hermanides te Eindhoven,
tegen
Endinet B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. B. Sommen te Eindhoven,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 22 oktober 2013 in het hoger beroep van de door de rechtbank 's-Hertogenbosch onder zaaknummer 218655/HAZA 10-2205 gewezen vonnissen van 21 september 2011, 15 februari 2012 en 7 november 2012.

6.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 22 oktober 2013;
- het proces-verbaal van de enquête van 21 januari 2014;
- de akte van Endinet van 4 februari 2014 ( op de akte staat bij kennelijke
verschrijving 4 februari 2013), met één productie, genummerd 33;
- het proces-verbaal van voortzetting van enquête d.d. 13 maart 2014;
- het proces-verbaal van de contra-enquête van 24 juni 2014;
  • de memorie na enquête van Endinet;
  • de antwoordmemorie na enquête van [appellant].
Partijen hebben arrest gevraagd.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof Endinet toe gelaten feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat [appellant] in de periode van 2 mei 2007 tot 21 maart 2008 zodanig betrokken is geweest bij de hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit in het pand [straatnaam 1][huisnummer A] te [plaats 1] dat hij daarvoor aansprakelijk kan worden gehouden.
7.2.
Het hof heeft [appellant] in het tussenarrest gelast de bij de rechter-commissaris in zijn strafzaak in hoger beroep afgelegde getuigenverklaringen, waarop het hof in de strafzaak mede zijn uitspraak van 29 november 2012 heeft gebaseerd, over te leggen en deze uiterlijk twee weken voor het verhoor aan de raadsheer-commissaris en de wederpartij toe te zenden en, mocht Endinet niet tot het doen horen van getuigen overgaan, Van de [appellant] gelast de hier genoemde stukken op de rol van 19 november 2013 bij akte in het geding te brengen.
7.3.
Van den [appellant] heeft voornoemde getuigenverklaringen overgelegd aan het hof en aan Endinet doen toekomen, echter niet uiterlijk twee weken voorafgaande aan de enquête op 21 januari 2014, maar kort daarvoor. Endinet heeft daar evenwel geen bezwaar tegen gemaakt. De getuigenverklaringen maken onderdeel uit van de processtukken.
7.4.1.
Op 21 januari 2014 heeft Endinet onder anderen als getuige doen horen [getuige 2] (hierna: [getuige 2]). Ten aanzien van mogelijke betrokkenheid van [appellant] bij de hennepkwekerij op de [straatnaam 1][huisnummer A] te [plaats 1] heeft [getuige 2] verklaard: dat [appellant] de hennepkwekerij mee heeft opgezet, dat [appellant] hem ([getuige 2]) heeft gevraagd te helpen bij de kwekerij, dat [appellant] achter de schermen bleef, dat de hennepkwekerij al draaide en dat hij ([getuige 2]) de kwekerij niet mee heeft opgezet, dat zijn werkzaamheden vooral het opruimen na een oogst en het zetten van nieuwe stekjes betroffen, dat hij met cash geld van [appellant] of [mede-gedaagde/X.] elektriciteitsrekeningen van Endinet op het postkantoor heeft betaald, en dat [appellant] of [mede-gedaagde/X.] hem daartoe een acceptgiro kaart van Endinet mee gaven.
7.4.2.
Op 13 maart 2014 heeft Endinet onder anderen [politieagent] (hierna: [politieagent]), agent van politie, als getuige doen horen. Ten aanzien van de hennepkwekerij op de [straatnaam 1][huisnummer A] te [plaats 1] heeft [politieagent], als getuige, verklaard:

Bij deze kwekerij ben ik zelf geweest. Ik heb daar op heterdaad betrapt dhr. [getuige 2] en een poolse meneer [A.].”
7.4.3.
Voorts heeft Endinet op 13 maart 2014 doen horen [mede-gedaagde] (hierna: [mede-gedaagde]). Ten aanzien van de hennepkwekerij op de [straatnaam 1][huisnummer A] te [plaats 1] heeft [mede-gedaagde], als getuige, verklaard dat hij niet bij de hennepkwekerij betrokken is geweest en voorts

ik heb twee blanco contracten moeten ondertekenen voor de heer [appellant]. Omdat er iets niet goed was heb ik later nog twee blanco contracten getekend voor [appellant].”
Deze blanco contracten betroffen, zo heeft [mede-gedaagde] verklaard, huurcontracten voor een kwekerij in [plaats 2]. Dit weet hij, zo verklaart hij, omdat [appellant] hem had gezegd dat hij de [straatnaam 2] zou krijgen.
[mede-gedaagde] heeft voorts verklaard dat het hierna opgenomen citaat van hetgeen hij op 3 december 2008 voor de politie heeft verklaard klopt.
“U toont mij een kopie huurovereenkomst met [mede-gedaagde/X.], inzake pand [straatnaam 1][huisnummer A], waaronder mijn handtekening staat.
U vraagt mij of dit mijn handtekening is.
Ik kan daarover verklaren dat het door u getoonde huurcontract [straatnaam 1][huisnummer A] hetzelfde is wat ik met [appellant] ( [appellant]) en [koper pand/Y.] heb ondertekend.
De twee getoonde handtekeningen zijn van mij.
De handgeschreven teksten, getallen en andere handtekening stonden er niet op.
De andere handtekening zou van de verhuurder moeten zijn.
Veder stonden in het door u getoonde contract er ook geen data op.
(…)”
Op 18 oktober 2011 heeft [mede-gedaagde] voor de rechter-commissaris in de strafzaak tegen [appellant] in hoger beroep verklaard, dat hij bij [appellant] thuis, in aanwezigheid van [appellant] en [koper pand/Y.] blanco huurcontracten heeft ondertekend en dat toen is afgesproken dat hij 10.000 euro zou krijgen als een hennepkwekerij ontdekt zou worden en hij bij de politie zou verklaren dat het zijn hennepkwekerij was. Voorts heeft [mede-gedaagde] verklaard dat hij de verantwoordelijkheid voor de hennepkwekerij op de [straatnaam 2] in [plaats 2] op zich heeft genomen.
7.4.4.
Op 7 november 2011 heeft [koper pand/Y.] voor de rechter-commissaris in de strafzaak tegen [appellant] in hoger beroep verklaard dat hij nooit blanco huurcontracten aan [mede-gedaagde] heeft gegeven.
7.4.5.
In contra-enquête gehouden op 24 juni 2014 heeft [appellant] - die, anders dan Endinet stelt, geen partijgetuige is nu de bewijslast op Endinet rust - als getuige, verklaard:

Ik ben nooit eigenaar geweest van [straatnaam 1][huisnummer A] te [plaats 1]. Ik heb geen blanco huurcontracten door de heer [mede-gedaagde] laten ondertekenen, ook geen niet blanco huurcontracten. Ik heb [getuige 2] niet gevraagd bij een hennepkwekerij op de [straatnaam 1] te helpen. [getuige 2] liegt wanneer hij zegt dat ik hem een hennepkwekerij op de [straatnaam 1][huisnummer A] heb laten zien. Ik heb niets met de [straatnaam 1] te maken. Ook de electriciteitsaansluiting heeft nooit op mijn naam gestaan.”
[appellant] heeft voorts verklaard aan niemand een acceptgirokaart te hebben meegegeven om aan Endinet de elektriciteitsrekening te betalen.
7.4.6.
Voorts heeft [appellant] in contra-enquête op 24 juni 2014 doen horen [mede-gedaagde/X.] (hierna: [mede-gedaagde/X.]). Ten aanzien van de onderhavige hennepkwekerij heeft [mede-gedaagde/X.], als getuige, verklaard:

Ik ben eigenaar van [straatnaam 1][huisnummer A] te [plaats 1]. Ik ben dat sinds 2004 denk ik. In de tijd van de hennepkwekerij in maart 2008 stond de electriciteitsaansluiting op naam van [mede-gedaagde]. Ondanks dat de electriciteitsaansluiting op naam van [mede-gedaagde] stond heb ik de rekening van 7256 euro betaald omdat Endinet de electriciteitsmeter had meegenomen moest de rekening betaald worden om weer elektriciteit en gas in huis te krijgen. Nadat ik de rekening heb betaald heeft Endinet weer een electriciteitsmeter geplaatst en hadden we weer elektriciteit en gas in het pand. Er zaten meer huurders in het pand en die konden niet zonder elektriciteit en gas blijven. Als deze huurders niet in het pand hadden gezeten, had ik de rekening niet betaald. Voor wat betreft de hennepkwekerij heb ik, nadat deze al was ontdekt, zelf de politie gebeld om te vragen wat er aan de hand was. De politie heeft mij verteld dat er twee mensen zijn aangehouden althans dat denk ik. De namen van de aangehouden personen zijn geloof ik [getuige 2] en de andere naam weet ik niet meer, maar het was een Poolse man. Ik weet niets over eventuele betrokkenheid van dhr. [appellant] bij deze hennepkwekerij.
Voor zover ik mij herinner heb ik via dhr. [getuige 2] [mede-gedaagde] als huurder gekregen. Ik heb geen idee hoe [getuige 2] en de Poolse man die ik noemde in mijn pand op de [straatnaam 1] zijn gekomen, ik vermoed via [mede-gedaagde] (…)[getuige 2] zelf is nooit huurder van mij geweest.(…).
Ik hoor u vragen waarom de electriciteitsmeter op naam van 1 van de huurders staat, dat doe ik altijd als er iets is moeten ze het zelf regelen.”
Op 18 oktober 2011 heeft [mede-gedaagde/X.] voor de rechter-commissaris in de strafzaak tegen [appellant] in hoger beroep verklaard:

Ik kende [mede-gedaagde] niet voordat hij bij mij kwam huren. [getuige 2] had mij benaderd of ik iets te huur had voor [mede-gedaagde]. Ik heb twee huurcontracten gesloten met [mede-gedaagde]. Twee, omdat ik op een gegeven moment ben overgestapt op een ander huurcontract. Ik weet nog dat de ondertekening van het tweede huurcontract met [mede-gedaagde] als volgt verliep: ik heb het contract opgesteld, het contract meegegeven aan [getuige 2] en ondertekend teruggekregen. Ik had het contract opgesteld op mijn naam als verhuurder en [mede-gedaagde] als huurder. (…) U zegt mij dat [mede-gedaagde] verklaart dat hij blanco huurcontracten ondertekende. (…)Kijk ,ik weet niet of [mede-gedaagde] blanco contracten heeft ondertekend, maar ik heb in ieder geval geen blanco contracten meegegeven. (…).
7.5.1.
De overige getuigen hebben met betrekking tot de [straatnaam 1][huisnummer A] niets dat ter zake dienend is verklaard.
7.5.2.
Het hof is van oordeel dat voorgaande verklaringen in onderling verband niet voldoende zijn om betrokkenheid van [appellant] bij de onderhavige hennepkwekerij aan te nemen.
7.5.3.
[mede-gedaagde] heeft weliswaar verklaard dat het door de politie getoonde huurcontract dat hij met [mede-gedaagde/X.] heeft gesloten, welk contract het hof overigens niet bij de stukken heeft aangetroffen, hetzelfde is als de blanco contracten die hij met [appellant] en [koper pand/Y.] heeft gesloten, maar tegenover deze verklaring staat de verklaring van [mede-gedaagde/X.]. [mede-gedaagde/X.] heeft verklaard geen blanco huur contracten met [mede-gedaagde] te hebben afgesloten.
7.5.4
De verklaring van [getuige 2] is op zichzelf, nu deze niet wordt ondersteund door andere verklaringen, niet voldoende, om betrokkenheid van [appellant] bij de onderhavige hennepkwekerij aan te nemen, ook niet in samenhang met hetgeen Endinet ter ondersteuning van haar beroep op art. 6:166 BW heeft aangevoerd.
7.5.5.
Gezien het voorgaande is het hof van oordeel dat Endinet niet is geslaagd in het aan haar opgedragen bewijs en zal het hof de vordering van Endinet jegens [appellant] afwijzen. Daarmee slaagt grief 4, welke grief is gericht tegen de hoofdelijke veroordeling van [appellant].
7.5.6.
Grief 3 met betrekking tot de proceskosten, slaagt ook. Endinet zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [appellant] in eerste aanleg en hoger beroep.
7.5.7.
Het hof zal de vonnissen van 21 september 2011 en 7 november 2012 voor zover tussen partijen gewezen vernietigen.
[appellant] zal, nu tegen dat vonnis geen grieven zijn gericht, niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep tegen het vonnis van 15 februari 2012.
7.5.8.
Het eindarrest wordt thans mede gewezen door mr. J.M. Brandenburg in plaats van mr. P.M. Huijbers-Koopman die geen vast lid meer is van dit gerecht.

8.De uitspraak

Het hof:
vernietigt de vonnissen van 21 september 2011 en 7 november 2012, door de rechtbank
’s Hertogenbosch onder rolnummer 218655/HA ZA 10-2205 tussen partijen gewezen;
verklaart [appellant] niet ontvankelijk in zijn beroep tegen het vonnis van 15 februari 2012;
veroordeelt Endinet in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van [appellant] worden begroot op € 1.188,00 aan verschotten en op € 904,00 aan salaris advocaat in eerste aanleg en op € 775,17 aan verschotten en op € 3.129,00 aan salaris advocaat voor het hoger beroep;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, P.M.A. de Groot-van Dijken en Y.L.L.A.M. Delfos-Roy en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 2 december 2014.