ECLI:NL:GHSHE:2014:5074

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 december 2014
Publicatiedatum
2 december 2014
Zaaknummer
HD 200.105.374_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding in verband met betegeling van badkamer

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep over schadevergoeding in verband met de betegeling van een badkamer. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J. Smolders, heeft de zaak aangespannen tegen de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. B. Steeghs. De procedure is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof, waarin de geïntimeerde in de gelegenheid is gesteld om de factuur van een bouwbedrijf nader te onderbouwen. De appellant heeft betwist dat de facturen zijn betaald en heeft vragen gesteld over de specificaties van de kosten. Het hof heeft in eerdere arresten aangegeven dat er onduidelijkheid bestaat over de herstelkosten en de gebruikte materialen, wat heeft geleid tot de beslissing om een deskundigenonderzoek te gelasten. Tijdens een comparitie zullen beide partijen hun standpunten verder toelichten en de mogelijkheid van een minnelijke regeling onderzoeken. De comparitie is gepland voor 16 december 2014, waarbij de raadsheer-commissaris, mr. R.R.M. de Moor, de leiding zal hebben. Het hof heeft verder bepaald dat partijen hun bescheiden uiterlijk twee weken voor de zittingsdatum moeten indienen. De uitspraak van het hof is gedaan op 2 december 2014, en verdere beslissingen zijn aangehouden tot na de comparitie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.105.374/01
arrest van 2 december 2014
in de zaak van
[appellant],
h.o.d.n. [tegel en- natuursteenwerken] Tegel en- Natuursteenwerken,
wonende en zaakdoende te [woon en- zaaksplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. J. Smolders te Tilburg,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. B. Steeghs te 's-Hertogenbosch,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 12 februari 2013 en 3 juni 2014 in het hoger beroep van de door de rechtbank Breda (thans geheten rechtbank West-Brabant-Zeeland) onder zaaknummer 232916/HA ZA 11-552 gewezen vonnissen van 29 juni 2011 en 1 februari 2012.

12.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 3 juni 2014;
- de akte na tweede tussenarrest zijdens [geïntimeerde] met productie 29;
- de antwoordakte na tweede tussenarrest zijdens [appellant] .
Partijen hebben arrest gevraagd.

13.De verdere beoordeling

13.1.
Bij genoemd tussenarrest is [geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld de factuur van [bouwbedrijf] nader te onderbouwen bij nadere akte na tweede tussenarrest, bijvoorbeeld mede door overlegging van een offerte of bestek of nadere toelichting op de diverse door [bouwbedrijf] (en/of diens onderaannemers) uitgevoerde werkzaamheden. Tevens is bepaald dat [appellant] hier op zal mogen reageren bij antwoordakte na tussenarrest.
13.2.
Het hof zal eerst, alvorens de door partijen ingediende aktes worden besproken, enkele verschrijvingen in het tweede tussenarrest herstellen. Waar in onderdeel 10.14.1 van het tweede tussenarrest sprake is van een door [appellant] overgelegde offerte betreft het productie
5bij de memorie van grieven. Voorts staat in onderdeel 10.14.4. van het tweede tussenarrest dat [vloertechnisch adviesbureau] de schade ter zake niet heeft begroot
“behoudens de thans niet meer relevante kosten voor stucwerk ad € 700,=”, doch de laatste zinsnede is onjuist. [vloertechnisch adviesbureau] heeft weliswaar de kosten van het slopen en afvoeren van het tegelwerk begroot op € 700,=, maar de overige kosten niet. De overweging waarmee onderdeel 10.4.4. afsluit, namelijk dat nader onderzoek noodzakelijk is blijft aldus onverkort van toepassing.
13.3.
[geïntimeerde] heeft in het kader van de door het hof verzochte nadere onderbouwing als productie 29 bij akte een verklaring overgelegd van de heer [getuige] van [bouwbedrijf] . Uit die verklaring blijkt dat de bij de facturen van 30 december 2010 gedeclareerde werkzaamheden en materiaalkosten (onder meer productie 21 bij inleidende dagvaarding) op basis van nacalculatie tot stand zijn gekomen. Verder worden in de verklaring de verrichte werkzaamheden opgesomd (onder meer het verwijderen van twee lagen tegels alsook het zagen van de tegels alsook het verwijderen en later weer terug plaatsen van sanitair, meubilair, verlichting e.d.) en wordt melding gemaakt van het inschakelen van een onderaannemer, die € 2.518,50 inclusief het gebruikelijke opslagpercentage in rekening heeft gebracht.
13.4.
[appellant] heeft bij antwoordakte betwist dat door [geïntimeerde] de facturen van [bouwbedrijf] zijn betaald, gesteld dat de factuur van de onderaannemer, voorzien van een deugdelijke specificatie ontbreekt, en betwist dat de door hemzelf op basis van de verklaring van [getuige] becijferde honderd manuren alleen zijn besteed aan herstel van het tegelwerk. In dat verband heeft [appellant] onder meer opgemerkt dat de beide lagen tegels in één keer weggehakt hadden kunnen worden, dat de door [bouwbedrijf] opgesomde werkzaamheden als ‘voegen’, ‘inwassen’ en ‘opnieuw afkitten’ werkzaamheden zijn die iedereen moet doen die betegelt en dat [bouwbedrijf] een duurdere methode heeft gebruikt door het op maat zagen van de tegels.
13.5.
Het hof acht, gezien de nog steeds bestaande onduidelijkheid ter zake de herstelkosten en de in het kader van herstel gebruikte materialen - anders dan de nieuwe tegels, productie 20 bij inleidende dagvaarding - op dit punt het reeds aangekondigde deskundigenonderzoek noodzakelijk. Het hof zal echter eerst een comparitie van partijen gelasten, waarbij partijen tevens in de gelegenheid zijn zich uit te laten over aantal en de persoon van de te benoemen deskundige(n) alsmede over de aan de deskundige(n) te stellen vragen.
Ter bevordering van een efficiënte gang van zaken op deze comparitie worden partijen uitgenodigd uiterlijk twee weken voor de comparitie hun schriftelijk voorstel over de te benoemen deskundige(n) en de te stellen vragen aan de hierna te noemen raadsheer-commissaris en de wederpartij te doen toekomen.
13.6.
Het hof acht voorshands, mede gezien de omvang van de gevorderde vergoeding, het verschil tussen beide standpunten en de aard van de herstelwerkzaamheden overigens de benoeming van ‘slechts’ één deskundige geïndiceerd. Reeds dan bestaat immers al het reële risico dat de kosten van onderzoek die van het verschil tussen beide standpunten ruim zullen overstijgen. Nu voorts [appellant] gehouden is de kosten van herstel uitgaande van algehele vervanging te vergoeden aan [geïntimeerde] (zie onderdeel 10.13.2 van het tweede tussenarrest) en het deskundigenonderzoek noodzakelijk is om de hoogte van de verschuldigde schadevergoeding vast te stellen ligt het in de rede dat beide partijen op de voet van artikel 195 Rv ieder de helft zullen dragen van het nog vast te stellen voorschot ter zake de door de deskundige(n) te begroten kosten.
13.7. Tijdens de comparitie zal [appellant] tevens mogen toelichten waarom de kosten van het zagen van de tegels niet tot de herstelkosten mogen worden gerekend. In de als productie 1 bij inleidende dagvaarding overgelegde offerte van [appellant] wordt immers ook gerept van (jolly) zagen, terwijl voorts een onderdeel van de klachten van [geïntimeerde] is geweest, als ook door [vloertechnisch adviesbureau] vastgesteld, dat de zaagkant van de tegels rafelig is.
13.8. [geïntimeerde] dient ten behoeve van bespreking ter comparitie op voorhand een betaalbewijs van de rekeningen van [bouwbedrijf] over te leggen, alsook een afschrift van de rekening van de onderaannemer, voorzien van specificatie of toelichting.
13.9.
Partijen dienen bescheiden waarop zij ter comparitie een beroep wensen te doen uiterlijk twee weken voor de zittingsdatum toe te zenden aan de advocaat van de wederpartij en aan de raadsheer-commissaris. Daartoe behoren in elk geval de onder 13.8 vermelde bescheiden die [geïntimeerde] dient toe te zenden.
13.10.
De comparitie zal tevens dienen om te onderzoeken of partijen geheel of ten dele tot een minnelijke regeling kunnen komen.
13.11.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
14. De uitspraak
Het hof:
bepaalt dat [appellant] en [geïntimeerde] ieder in persoon en vergezeld van hun advocaten, zullen verschijnen voor mr. R.R.M. de Moor als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum, met het hiervoor vermelde doel;
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 16 december 2014voor opgave van de verhinderdata van partijen en hun advocaten op de maandagen, woensdagen en donderdagen in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van de comparitie zal vaststellen;
bepaalt dat partijen bescheiden waarop zij ter comparitie een beroep wensen te doen uiterlijk twee weken voor de bepaalde zittingsdatum toe dienen te zenden aan de advocaat van de wederpartij en aan de raadsheer-commissaris;
bepaalt tevens dat [geïntimeerde] de in onderdeel 13.8 genoemde stukken uiterlijk twee weken voor de bepaalde zittingsdatum toe dient te zenden aan de advocaat van [appellant] en aan de raadsheer-commissaris;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, R.R.M. de Moor en Y.L.L.A.M. Delfos-Roy en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 2 december 2014.