ECLI:NL:GHSHE:2014:5000

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 november 2014
Publicatiedatum
28 november 2014
Zaaknummer
F 200.143.766-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en vaststelling van kinderalimentatie in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep inzake kinderalimentatie. De man, appellant, had in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 17 december 2013, aangevochten. In die beschikking was bepaald dat de man een bijdrage van € 190,= per maand moest betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van zijn dochter, geboren in 2004. De man was het niet eens met deze beslissing en verzocht het hof om de kinderalimentatie te verlagen naar € 25,= per maand met ingang van 9 oktober 2013.

De vrouw, verweerster, verzocht het hof om het beroep van de man ongegrond te verklaren en de eerdere beschikking te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 oktober 2014, waarbij beide partijen werden bijgestaan door hun advocaten, werd de inkomenssituatie van de man besproken. De man had zijn draagkracht becijferd en stelde dat hij in staat was om de lagere alimentatiebedragen te betalen. De vrouw betwistte de berekeningen van de man niet en verklaarde zich akkoord met de voorgestelde bedragen.

Het hof oordeelde dat de man inderdaad in staat was om de lagere bedragen te voldoen en vernietigde de eerdere beschikking met ingang van 9 oktober 2013. De kinderalimentatie werd vastgesteld op € 25,= per maand voor de periode van 9 oktober 2013 tot 17 juni 2014 en € 150,= per maand met ingang van 17 juni 2014. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg. De beschikking werd openbaar uitgesproken op 27 november 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 27 november 2014
Zaaknummer: F 200.143.766/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/176999 / FA RK 12-1438
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te
[woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. F.G.H.J. Niemarkt,
tegen
[de vrouw],
wonende te
[woonplaats],
verweerster,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. C.H.J.M. van Heugten.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 17 december 2013.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 17 maart 2014, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, kinderalimentatie ten behoeve van de minderjarige [de dochter] nader vast te stellen op € 25,= per maand met ingang van 9 oktober 2013.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 26 mei 2014, heeft de vrouw verzocht het beroep van de man ongegrond te verklaren met bekrachtiging van de bestreden beschikking en veroordeling van de man in de proceskosten van dit hoger beroep, althans dat het hof een beslissing neemt die het hof juist acht.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2014. Bij die gelegenheid zijn partijen, bijgestaan door hun advocaten, gehoord.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 2 oktober 2013;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 6 oktober 2014;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 9 oktober 2014.

3.De beoordeling

3.1.
Uit het inmiddels ontbonden geregistreerd partnerschap van partijen is geboren:
- [de dochter] (hierna: [de dochter]), op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats].
De man heeft [de dochter] erkend. [de dochter] heeft het hoofdverblijf bij de vrouw
.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een kinderalimentatie toegewezen en bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de dochter] moet voldoen een bedrag van € 190,= per maand met ingang van 1 januari 2013.
3.3.
De man kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. De grieven van de man zijn gericht op het inkomen waarvan de rechtbank is uitgegaan ter becijfering van zijn draagkracht.
Ter zitting van het hof heeft de man bevestigd dat zijn appel uitsluitend betrekking heeft op de periode vanaf 9 oktober 2013.
3.4.
De man heeft in hoger beroep onder overlegging van de daartoe benodigde schriftelijke bescheiden zijn inkomenssituatie becijferd in diverse periodes, welke becijfering het hof juist acht. Ter zitting van het hof heeft de man betoogd dat zijn draagkracht het toelaat om de volgende bijdragen aan de vrouw te voldoen ten behoeve van [de dochter]:
  • € 25,= per maand in de periode van 9 oktober 2013 tot 17 juni 2014;
  • € 150,= per maand met ingang van 17 juni 2014.
De vrouw heeft ter zitting de uitkomsten van de door de man in het geding gebrachte berekeningen niet betwist en heeft zich akkoord verklaard met de daaruit voortvloeiende bedragen aan kinderalimentatie zoals die door de man zijn becijferd.
Het hof zal dan ook de bestreden beschikking vernietigen met ingang van 9 oktober 2013 en de kinderalimentatie als volgt vaststellen.
Proceskosten
3.5.
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure ziet het hof geen aanleiding om af te wijken van de gebruikelijke regel die inhoudt dat de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking met ingang van 9 oktober 2013;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de dochter], geboren [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats], zal voldoen:
  • een bedrag van € 25,= per maand over de periode van 9 oktober 2013 tot 17 juni 2014;
  • een bedrag van € 150,= per maand met ingang van 17 juni 2014, voor wat de nog niet verschenen termijnen betreft te voldoen bij vooruitbetaling;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover het de periode van 1 januari 2013 tot 9 oktober 2013 betreft en de compensatie van de proceskosten in eerste aanleg;
compenseert de op dit hoger beroep gevallen proceskosten tussen partijen aldus, dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.C. van Dijkhuizen, C.D.M. Lamers en
M.C. Bijleveld-van der Slikke en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2014.