In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van de kinderalimentatie na een echtscheiding. De man, appellant, heeft verzocht om de eerder vastgestelde alimentatie voor de minderjarige kinderen te verlagen naar € 25 per kind per maand, met ingang van 8 augustus 2013. De vrouw, verweerster, heeft verzocht de eerdere beschikking van de rechtbank te bekrachtigen en het hoger beroep van de man af te wijzen. De mondelinge behandeling vond plaats op 21 oktober 2014, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren.
De rechtbank had eerder bepaald dat de man een bijdrage van € 57,50 per kind per maand moest betalen, maar de man stelde dat zijn financiële situatie was veranderd door het verlies van zijn baan en dat hij nu een WW-uitkering ontving. Hij voerde aan dat hij niet meer kon betalen dan € 25 per kind per maand. De vrouw betwistte dit en stelde dat de man ook inkomsten genereerde uit aikidolessen, wat hij ontkende.
Het hof heeft de draagkracht van beide ouders beoordeeld en vastgesteld dat de man, gezien zijn inkomen uit de Ziektewet, een beschikbare draagkracht had van € 90 per maand. Het hof oordeelde dat de man zijn verzoek tot verlaging van de alimentatie niet voldoende had onderbouwd en dat de vrouw's verweer tegen de verlaagde alimentatie gegrond was. Uiteindelijk heeft het hof de kinderalimentatie vastgesteld op € 90 per maand, oftewel € 45 per kind per maand, met ingang van 8 augustus 2013. De proceskosten werden gecompenseerd, aangezien partijen gewezen echtgenoten zijn.