ECLI:NL:GHSHE:2014:4990

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 november 2014
Publicatiedatum
28 november 2014
Zaaknummer
F 200.147.170_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met kinderen en wijziging hoofdverblijfplaats

In deze zaak gaat het om een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verkrijgen voor verhuizing met haar kinderen naar [plaats]. De moeder, die in hoger beroep is gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, heeft verzocht om toestemming om met de kinderen te verhuizen, zich daar te vestigen en hen in te schrijven op een school. De vader heeft verweer gevoerd en verzocht om de eerdere beschikking te bekrachtigen. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 oktober 2014, waarbij ook de Raad voor de Kinderbescherming als informant is gehoord.

De moeder en vader zijn op 28 oktober 2005 gehuwd en hebben samen twee kinderen, [zoon 1] en [zoon 2]. De rechtbank had eerder bepaald dat [zoon 1] zijn hoofdverblijf bij de vader heeft en [zoon 2] bij de moeder. De moeder kan zich niet verenigen met de eerdere beslissing van de rechtbank die haar verzoek om verhuizing afwees. Het hof heeft de belangen van beide ouders en de kinderen afgewogen, waarbij het belang van de moeder om met haar kinderen naar [plaats] te verhuizen, zwaarder weegt dan de belangen van de vader en de kinderen.

Het hof concludeert dat de moeder een gerechtvaardigd belang heeft om haar leven opnieuw in te richten na de scheiding. De moeder heeft voldoende voorbereidingen getroffen voor de verhuizing en de impact op de kinderen is niet per definitie schadelijk. Het hof heeft besloten om de eerdere beschikking te vernietigen en de moeder vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing, evenals het verzoek om het hoofdverblijf van [zoon 1] bij de moeder te bepalen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 27 november 2014
Zaaknummer: F 200.147.170/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/04/126442 / FA RK 13-1613
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.M. Setiaman,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. S.J.C. Vaessen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond van 29 januari 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 24 april 2014, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat aan haar vervangende toestemming wordt verleend om met de kinderen van partijen naar [plaats] te verhuizen, zich daar met de kinderen te vestigen en om de kinderen aldaar in te schrijven op een school en te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [zoon 1] voortaan bij de moeder zal zijn en dat hij op haar adres zal worden ingeschreven.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 4 juni 2014, heeft de vader verzocht het verzoek van de moeder in hoger beroep af te wijzen en voornoemde beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2014. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Setiaman;
  • de vader, bijgestaan door mr. Vaessen;
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad), vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger raad], is ter zitting als informant gehoord.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 29 januari 2014;
  • een tweetal V6-formulieren met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 3 oktober 2014.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 28 oktober 2005 met elkaar gehuwd.
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
  • [zoon 1] (hierna: [zoon 1]), op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats],
  • [zoon 2] (hierna: [zoon 2]), op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats].
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.2.
Bij beschikking van 31 mei 2013 heeft de rechtbank Oost-Brabant tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 13 juni 2013 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover thans van belang, bepaald dat het aan die beschikking aangehechte en door de griffier gewaarmerkte convenant en ouderschapsplan deel uitmaken van die beschikking.
In het ouderschapsplan is bepaald dat [zoon 1] zijn hoofdverblijf bij de vader heeft en [zoon 2] zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft. Tevens is in de artikelen 2.6, 2.7 en 3 van het ouderschapsplan een zorgregeling opgenomen, zoals daarin en in de aangehechte bijlage is omschreven.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, het verzoek van de moeder strekkende tot het verkrijgen vervangende toestemming voor verhuizing met de kinderen naar [plaats] en het verzoek van de moeder om het hoofdverblijf van [zoon 1] bij de moeder te bepalen, afgewezen.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De moeder heeft negen grieven aangevoerd. De vader heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
De grieven en weren, alsmede het door de raad ter zitting naar voren gebrachte standpunt, zullen hierna, bij de beoordeling van de verzoeken van de moeder, voor zover van belang nader aan de orde komen.
3.5.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.5.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van de kinderen in beginsel toestemming van de vader behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Conform vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing over een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle belangen af te wegen.
3.5.2.
In een geschil als het onderhavige dienen dan ook de navolgende omstandigheden en belangen te worden gewogen:
  • het recht en belang voor de verhuizende ouder om te verhuizen en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarigen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de mate waarin partijen in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de andere ouder en de minderjarigen op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de extra kosten van de omgang na de verhuizing;
  • de leeftijd van de minderjarigen, hun mening en de mate waarin zij geworteld zijn in hun omgeving of juist gewend zijn aan verhuizingen.
3.5.3.
Met in achtneming van bovengenoemde omstandigheden en belangen overweegt het hof het volgende.
3.5.4.
Het hof stelt vast dat de moeder er belang bij heeft om met de kinderen naar [plaats] te verhuizen om daar met haar nieuwe partner te gaan samenwonen.
Het hof stelt vast dat de moeder binnen een afzienbare termijn met de kinderen zal moeten verhuizen, nu zij – zoals onbetwist is gesteld – niet onbeperkt in een vakantiewoning kunnen blijven wonen. Hoewel de vader (wellicht terecht) heeft aangevoerd dat in [huidige woonplaats] voldoende huur- en koopwoningen beschikbaar zijn, heeft de moeder verklaard dat zij juist afstand wil nemen van de vader en de kleine gemeenschap waarin zij thans woont. Er wordt volgens de moeder in [huidige woonplaats] veel geroddeld over het gezin, waarbij men partij voor de vader heeft gekozen. De vader heeft dit erkend. Anders dan de vader stelt, acht het hof derhalve niet aannemelijk dat de moeder enkel met het oog op de belangen van haar nieuwe partner voor een verhuizing naar [plaats] heeft gekozen. Dit geldt te meer nu de moeder, overigens evenals haar nieuwe partner, werkzaam is in [plaats]. Relevant (doch niet doorslaggevend) acht het hof in dit kader verder dat de nieuwe partner van de moeder vier kinderen heeft die allen in [plaats] wonen en met wie hij intensief contact heeft.
Voorts is het hof van oordeel dat inmiddels, thans ruim tweeëneenhalf jaar na het ontstaan van de relatie van de moeder en bijna twee jaar na het besluit van de moeder en haar nieuwe partner om met elkaar verder te gaan, gesproken kan worden van een voldoende bestendige relatie.
De vader stelt naar het oordeel van het hof terecht dat de wijze waarop de moeder aan de vader en de kinderen kenbaar heeft gemaakt naar [plaats] te willen verhuizen, niet de schoonheidsprijs verdient. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is evenwel gebleken dat de moeder (inmiddels) de verhuizing naar [plaats] voor haarzelf en de kinderen voldoende heeft voorbereid. Zij heeft onderzoek gedaan naar mogelijkheden van speciaal onderwijs en extra begeleiding voor [zoon 1] (en mogelijk ook voor [zoon 2]). Het hof is van oordeel dat de moeder terecht heeft aangevoerd dat [plaats], meer dan [huidige woonplaats], voor de kinderen veel te bieden heeft, onder meer voor wat betreft onderwijs (afgestemd op de specifieke behoeftes van met name [zoon 1]) en sport.
Nu voor de vader een verhuizing buiten [huidige woonplaats] niet bespreekbaar is gebleken, vreest de moeder dat zij voor altijd in [huidige woonplaats] zal moeten blijven wonen. Het hof is van oordeel dat de vader dit van de moeder in alle redelijkheid niet kan verlangen, temeer nu in het ouderschapsplan een zinsnede is opgenomen waaruit blijkt dat ten tijde van het uiteengaan voor partijen, een verhuizing van een van de ouders buiten (een straal van 20 kilometer van) [huidige woonplaats] in beginsel nog tot de mogelijkheden behoorde.
3.5.5.
Het voorgaande neemt niet weg dat de vader en de kinderen er belang bij hebben dat het contact tussen hen zoveel mogelijk gewaarborgd wordt en dat de vader in de gelegenheid wordt gesteld invulling te (blijven) geven aan de op hem rustende zorgtaken.
Het hof stelt vast dat de huidige contactregeling in het geval van een verhuizing van de kinderen naar [plaats], niet in stand kan blijven. Zo zal de vader niet langer of minder vaak de kinderen doordeweeks na school kunnen opvangen. De moeder heeft echter aan de vader ter overleg een alternatieve zorgregeling voorgelegd, waarbij zij heeft getracht het eventuele verlies van doordeweekse contacten, op andere momenten te compenseren. Ter zitting van het hof is voorts de mogelijkheid besproken om het omgangsweekend ten opzichte van de huidige situatie met een nacht en een ochtend te verlengen, namelijk tot maandagochtend. Voorts is ter zitting gebleken dat de vader ook (minimaal één dag per week) werkzaamheden in [plaats] heeft. Hij zou zijn werkzaamheden in [plaats] kunnen combineren met een doordeweeks contactmoment met de kinderen. Bovendien is de afstand tussen [huidige woonplaats] en [plaats] naar het oordeel van het hof niet zodanig dat de vader niet meer in staat zal zijn om betrokken te blijven bij de sporten van de kinderen. Tot slot heeft de moeder voorgesteld de extra kosten van het contact tussen de vader en de kinderen, voor haar rekening te nemen.
Het hof concludeert op grond van het voorgaande dat een verhuizing van de kinderen naar [plaats] niet hoeft af te doen aan de intensiteit en kwaliteit van het contact tussen de vader en de kinderen.
De vader heeft nog aangevoerd dat door een verhuizing naar [plaats] het contact tussen de kinderen en hun grootouders in [huidige woonplaats] zal verminderen. Hoewel de kinderen belang hebben bij contact met hun grootouders, is het naar het oordeel van het hof de verantwoordelijkheid van de ouders om aan dit contact nader invulling te geven, waar de woonplaats van de kinderen ook moge zijn.
3.5.6.
Een verhuizing naar [plaats] zou met zich brengen dat de kinderen hun vertrouwde omgeving moeten verlaten.
De raadsmedewerker heeft ter zitting verklaard dat zij ter voorbereiding op de zitting van het hof, een gedragsdeskundige heeft geconsulteerd omtrent de vraag of, en zo ja tot welke leeftijd, de mate van geworteldheid een sterke contra-indicatie is voor een verhuizing naar een andere stad, zoals van [huidige woonplaats] naar [plaats]. Voor kinderen in de leeftijd van [zoon 1] en [zoon 2] hangt de impact van de verhuizing zeer van de context af, aldus de raadsmedewerker. Wanneer de ouders niet strijden, is het ‘gewoon’ een gebeurtenis in hun leven. Uit onderzoek is in elk geval niet gebleken dat voor kinderen in de leeftijd van [zoon 1] en [zoon 2], een verhuizing per definitie schadelijk is voor hun ontwikkeling.
Partijen zijn het er echter over eens dat de communicatie tussen hen te wensen overlaat. Hoewel dit een contra-indicatie kan zijn voor een verhuizing van de kinderen naar een andere stad, staat dat de verhuizing van de kinderen niet in de weg. Het is de verantwoordelijkheid van partijen te werken aan het verbeteren van hun relatie op ouderniveau. De ouders dienen, in het belang van de kinderen, te kunnen overleggen over zaken die de kinderen en het contact met de niet-verzorgende ouder aangaan. Partijen hebben aangegeven dat zij bereid zijn te investeren in het gezamenlijk ouderschap en dat zij de noodzaak hiervan ook inzien. Het hof vertrouwt erop dat partijen in het belang van hun kinderen hun verantwoordelijkheid in deze zullen nemen.
3.5.7.
Op grond van al het vorenoverwogene komt het hof tot het oordeel dat, hoewel aan de zijde van de moeder geen strikte noodzaak bestaat om naar [plaats] te verhuizen, zij er wel een gerechtvaardigd belang bij heeft om haar leven na de scheiding van de vader, opnieuw in te richten op een door haar gewenste manier. Dit belang weegt naar het oordeel van het hof zwaarder dan de hiervoor in overweging genomen belangen van de vader en de kinderen. Aan die belangen wordt naar het oordeel van het hof niet in onevenredige mate voorbij gegaan, indien aan de moeder vervangende toestemming zou worden verleend om met de kinderen naar [plaats] te verhuizen.
3.6.
Het hof is derhalve van oordeel dat het verzoek van de moeder om vervangende toestemming tot verhuizing met de kinderen naar [plaats], alsnog dient te worden toegewezen. Voorts is het hof van oordeel dat het verzoek van de moeder om het hoofdverblijf van [zoon 1] hij haar te bepalen, dient te worden toegewezen, nu daarmee de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie.
Tot slot dient ook het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor inschrijving van de kinderen op een school in [plaats], te worden toegewezen.
Het is het hof niet gebleken van (gegronde) bezwaren zijdens de vader tegen toewijzing voornoemde verzoeken, in het geval aan de moeder vervangende toestemming tot verhuizing met de kinderen naar [plaats] zou worden verleend.
3.7.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en beslissen als na te melden.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond van 29 januari 2014;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verleent aan de moeder vervangende toestemming om met de kinderen naar [plaats] te verhuizen en de kinderen in te schrijven op een school in [plaats];
wijzigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant d.d. 31 mei 2013 en het daaraan gehechte ouderschapsplan voor zover het betreft het hoofdverblijf van [zoon 1], geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats];
bepaalt het hoofdverblijf van [zoon 1] bij de moeder;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.C. van Dijkhuizen, O.G.H. Milar en J.H.J.M. Mertens-Steeghs en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2014.