3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
Bital houdt zich onder meer bezig met de handel in technische apparatuur, de fabricage van -, de handel in -, en de verwerking en toepassing van bouwmaterialen en dakbedekkingsmaterialen. BRIM houdt zich onder meer bezig met de verkoop van gronden die krachtens het bestemmingsplan van de gemeente [gemeente] zijn bestemd voor de vestiging van bedrijven.
BRIM heeft bij akte van 4 juli 1978 aan Revon B.V. (hierna: Revon) verkocht en geleverd het grootste gedeelte (namelijk 5360 m2) van het perceel grond dat destijds kadastraal werd aangeduid met nummer [perceelnummer 1]. Het niet geleverde deel van perceel [perceelnummer 1] had een omvang van 880 m2. Revon kreeg van BRIM een recht van koop van dit perceelsgedeelte.
Perceel [perceelnummer 1] is nadien gewijzigd in percelen met de nummers [perceelnummer 2], [perceelnummer 3] (nog later [perceelnummer 6]), [perceelnummer 4] en [perceelnummer 5]. Perceel [perceelnummer 5] is door Revon bebouwd met drie bedrijfshallen. Perceel [perceelnummer 4], groot 590 m2, is niet door Revon bebouwd. Perceel [perceelnummer 3] betreft het deel met een oppervlakte van 880 m2 ten aanzien waarvan Revon niet de eigendom maar een recht van koop had verkregen.
Perceel [perceelnummer 3] werd vanaf 1978 door autosloper [de autosloper] gebruikt voor het opslaan, slopen en pletten van auto’s. [de autosloper] gebruikte daarnaast een naastgelegen strook met een oppervlakte van ongeveer 220 m2 van het op 4 juli 1978 in eigendom aan Revon overgedragen perceel [perceelnummer 4].
[de autosloper] is in 1984 met zijn autosloperij vertrokken van perceel [perceelnummer 3] en van de aangrenzende strook op perceel [perceelnummer 4].
In 1985 is de grond die door [de autosloper] voor zijn autosloperij is gebruikt zintuiglijk onderzocht, waarna die grond met een puinlaag is bedekt.
In 1994 is een verkennend bodemonderzoek van de door [de autosloper] gebruikte grond uitgevoerd. Daarbij is naar voren gekomen dat de grond voornamelijk op het zuidelijke deel met minerale olie was verontreinigd. De puinlaag is toen niet onderzocht.
In 1995 heeft de heer [vertegenwoordiger van Revon] namens Revon aan BRIM medegedeeld dat Revon de koopoptie in verband met perceel [perceelnummer 3] wilde uitoefenen.
In oktober 1998 heeft ingenieursbureau Oranjewoud B.V. een nader bodemonderzoek uitgevoerd en een plan van aanpak opgesteld. Onder de “Conclusies van het onderzoek” is weergegeven:
“Hoofdzakelijk ter plaatse van het zuidelijk gelegen terreingedeelte is zintuiglijk olie waargenomen waarbij sprake is van enkele spots. Plaatselijk zijn hier in de grond sterk verhoogde gehalten aan minerale olie aangetroffen. De horizontale en verticale omvang van de verontreiniging is op het terrein, op basis van zintuiglijke waarneming vastgesteld.
Op de locatie is geen sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging.
Ter plaatse van de gehele onderzoekslocatie is vanaf het maaiveld puin aangetroffen. De dikte van deze puinlaag varieert van 10 tot 40cm. Tijdens het bodemonderzoek is gebleken dat deze laag verhoogde gehalten bevat aan zware metalen, PAK en minerale olie. Het gehalte aan minerale olie op het zuidelijk terreingedeelte overschrijdt de grenswaarde voor hergebruik. Dit gedeelte van de puinlaag is niet geschikt voor hergebruik. De puinlaag op het noordelijke terreingedeelte dient, alvorens een definitieve afvoerbestemming kan worden bepaald, te worden onderzocht op minimaal het gehalte aan minerale olie. Hierop kan de definitieve bestemming worden bepaald.
Er is geen sprake van uitloging van verontreiniging in het puin en de grond naar het grondwater.
De onderzoeksresultaten geven in de huidige situatie, volgens de Wet bodembescherming, geen aanleiding tot het instellen van een vervolgonderzoek en sanering van de locatie.”
Bij brief van 6 april 1999 heeft de heer [vertegenwoordiger van Revon] namens Revon aan BRIM medegedeeld dat hij akkoord gaat met de verkoop van perceel [perceelnummer 3] tegen een prijs van f 60.000,00 exclusief BTW aan Aliso B.V. onder meer onder de voorwaarde dat voorafgaande aan de overdracht dit perceel met een aangrenzend strookje grond zodanig wordt gesaneerd dat deze gronden geschikt zijn voor bedrijfsdoeleinden.
Bij brief van 15 april 1999 is door de heer [vertegenwoordiger van Revon] aangegeven dat hij akkoord gaat met genoemde verkoop onder de voorwaarde dat in overleg met Aliso B.V. de grondverontreinigingen zodanig verwijderd worden dat “de onderhavige gronden” geschikt zijn voor bedrijfsdoeleinden. Onderaan deze brieven is vermeld dat de heer [vertegenwoordiger van Revon] zijn voorstel graag door de Vergadering van Commissarissen van BRIM in april 1999 behandeld ziet.
De directie van BRIM heeft op 14 april 1999 aan de Raad van Commissarissen onder meer het volgende voorgelegd en voorgesteld.
“(…) In de notariële akte van 4 juli 1978, waarbij het bovenvermeld perceel aan Revon B.V. werd overgedragen, is met Revon overeengekomen, dat het perceel van ± 880 m2 geleverd zou gaan worden voor f 30,- per m2, excl. BTW. De heer [de autosloper] heeft het terrein eerst in 1984 verlaten!!
Het terrein bleek toen verontreinigd te zijn en met name dat gedeelte van het terrein, waar [de autosloper], voornoemd, steeds de sloopauto’s heeft geplet. De heer [vertegenwoordiger van Revon] van Revon B.V. wenste van zijn recht tot koop gebruik te maken, maar stelde daarbij de eis, dat de grond schoon zou worden opgeleverd. (…) Vervolgens is met de heer [vertegenwoordiger van Revon] van Revon onderhandeld om van de aankoop van het terrein af te zien, maar in een gesprek met de toenmalige directeur van de Brim zijn beide partijen woedend uit elkaar gegaan en is de zaak jaren blijven liggen.
De heer [vertegenwoordiger van Revon] van Revon wenste medio 1995 het terrein geleverd te zien. (…)
Een nader bodemonderzoek en plan van aanpak (…) leerde dat de kosten van sanering, waarbij “zowel de puinlaag als de olieverontreiniging worden verwijderd” worden geraamd op f 165.000,-. Overleg met de Milieudienst en de heer [vertegenwoordiger van Revon] van Revon heeft ertoe geleid, dat thans met een bedrag van f 65.500,- incl. BTW volstaan kan worden om het terrein zo op te leveren, dat een geschiktheidsverklaring voor de bouw kan worden afgegeven. Inmiddels heeft de heer [vertegenwoordiger van Revon] schriftelijk verklaard voor de ± 880m2 een bedrag te willen betalen van f 60.000,- excl. BTW en zijn recht tot koop te willen overdragen aan Aliso B.V., gevestigd aan [het adres].
Gezien bovenstaande en om uit de ontstane impasse te geraken, stellen wij u voor:
1. de ± 880 m2 aan [het adres] te verkopen aan Revon B.V. voor een bedrag van f 60.000,- excl. BTW
2. een bedrag van f 65.000,- incl. BTW beschikbaar te stellen voor het saneren van het terrein.
De verkoop dient plaats te vinden onder de u bekende Algemene Verkoopvoorwaarden (…). Voorts dient verwezen te worden naar het “nader onderzoek en plan van aanpak (…)” van Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. (…). Nadrukkelijk zij hierbij opgemerkt, dat de oliehoudende grond wordt gesaneerd tot ½ (I+S)-waarde en dat de rest(puin) blijft zitten. Dit rapport en de hiervoor vermelde opmerking dient in de te zijner tijd te verlijden notariële akte te worden benoemd en geacht te worden daarvan woordelijk deel uit te maken.(…)”.
De Raad van Commissarissen hebben op 21 april 1999 conform voormeld voorstel besloten.
Bij brief van 23 april 1999 heeft BRIM aan Revon medegedeeld dat de Raad van Commissarissen van BRIM heeft besloten aan Revon of nader te noemen meester te verkopen het op de bij die brief gevoegde tekening aangegeven terrein van ± 880 m2. Daarbij heeft BRIM vermeld dat BRIM, in overleg met de koper van de grond, de grondsanering zodanig zal verwijderen dat de geschiktheidsverklaring voor de bouw kan worden afgegeven. Ook is vermeld dat in de te verlijden notariële akte moet worden verwezen naar voormeld nader onderzoek van bureau Oranjewoud B.V. en de opmerking dat de oliehoudende grond wordt gesaneerd tot ½ (I+S)-waarde en dat de rest(puin) blijft zitten.
Bij koopovereenkomst van 10 mei 1999 hebben de heer [vertegenwoordiger van Revon] en Revon als verkopers aan Bital als koper verkocht:
A de percelen [perceelnummer 4] en [perceelnummer 5], en
B het kooprecht in verband met meergenoemd perceel grond van 880 m2, [perceelnummer 3].
In de koopovereenkomst is vermeld dat het koper bekend is dat de westelijke strook grond van het verkochte A, voorzien van puinverharding, is verontreinigd en dat als onderdeel van koop B BRIM zich heeft verplicht deze strook grond te saneren zoals is omschreven in de brief van BRIM van 23 april 1999.
Bij brief van 16 mei 1999 heeft de [vertegenwoordiger van Revon] namens Revon aan BRIM bevestigd dat de drie hallen aan [het adres] [nummer b], [nummer c] en [nummer d] en het kooprecht van het hiernaast gelegen perceel grond, groot 880 m2, verkocht zijn aan Bital. Daarbij heeft hij vermeld:
“Zoals met u overeengekomen zal de N.V. BRIM ca 1100 m2 grond schoonmaken conform uw brief van 23 april 1999 (…)”.
Bij brief van 28 mei 1999 heeft BRIM aan Bital medegedeeld dat BRIM van de heer [vertegenwoordiger van Revon] heeft begrepen dat die het recht van koop op ± 880 m2 grond aan [het adres] aan Bital heeft overgedragen, een en ander voor de prijs en onder de voorwaarden en bepalingen, zoals gesteld in de door BRIM aan Revon B.V. gerichte brief van 23 april 1999.
Op 5 juli 2009 is de akte van levering tussen enerzijds [vertegenwoordiger van Revon] en Revon en anderzijds Bital gepasseerd. Bij deze akte zijn aan Bital de percelen [perceelnummer 4] en [perceelnummer 5] geleverd en het kooprecht op perceel [perceelnummer 3] gecedeerd.
Eveneens op 5 juli 1999 is de akte van levering tussen BRIM en Bital gepasseerd. Die akte betreft de levering van het perceel grond [perceelnummer 3] groot 880 m2, nader te noemen in de akte “het verkochte en/of het registergoed”. De koopsom bedraagt f 60.000,00 exclusief BTW. De akte vermeldt onder meer het volgende.
“Staat van het verkochte, risico, baten en lasten
(…)
4. Het verkochte wordt op heden geheel ontruimd, vrij van huur, pacht of ander gebruiksrecht aan koper afgeleverd. Vanaf het tijdstip van ondertekening van deze akte draagt koper het risico van het verkochte.
BRIM zal in overleg met koper, de grondsanering zodanig zal verwijderen dat de geschiktheidsverklaring voor de bouw kan worden afgegeven.
(…)
Verontreinigings-onderzoek
8.Bij deze wordt verwezen naar: “het nader onderzoek en plan van aanpak bodemverontreiniging bedrijfsterrein [het adres] te [plaats]” (…)
Het is koper bekend en nadrukkelijk zij hierbij opgemerkt dat de oliehoudende grond wordt gesaneerd tot ½ (I+S)-waarde en dat de rest(puin) blijft zitten.
De inhoud van dit rapport is koper bekend en vormt een geheel met deze koopovereenkomst.
Bedoeld rapport wordt geacht woordelijk in deze akte te zijn opgenomen en daarvan deel uit te maken.”
Bij brief van 8 mei 2007 heeft BRIM aan de heer [vertegenwoordiger van Bital], die namens Bital optreedt, het volgende medegedeeld.
“Naar aanleiding van uw brief van 6 april 2007 (…) breng ik u graag de afspraken in herinnering die zijn gemaakt in het gesprek op 30 maart 2007 tussen u en de heren [vertegenwoordiger van Afdeling Milieu] en [vertegenwoordiger van Afdeling Milieu] (afdeling Milieu), [vertegenwoordiger afdeling Projectmanagement] (afdeling Projectmanagement), [naam] en ondergetekende (N.V. BrIM).
De grondsanering waarover wordt gesproken in de brief van (…) 23 april 1999, heeft enkel betrekking op het perceel grond van ± 880 m2, nader aangegeven op situatietekening nr. 50159 en gelegen aan [het adres], op uw kaart aangegeven met perceel [perceelnummer 3].
Gezien de huidige inzichten (Wbb) kan nieuwbouw op deze locatie worden gerealiseerd. De halfverharding op het terrein is echter niet schoon, hetgeen kan leiden tot meerkosten met betrekking tot afzet van deze laag.
Ons voorstel is dan ook dat u het verschil van de werkelijke afzetkosten van de vervuilde toplaag en de kosten voor een niet-vervuilde toplaag in rekening mag brengen (€ 20,- p/ton). Totaal tonnage = oppervlakte x dikte x soortelijk gewicht; de massa bedraagt 400 ton. Dit betekent dat u een bedrag van maximaal € 8.000,00 in rekening kunt brengen.
Met betrekking tot de door u nader aangegeven percelen [perceelnummer 4] en [perceelnummer 5] bestaan voor de N.V. BrIM geen verplichtingen. Ten aanzien van de aanwezige bodemverontreiniging op deze percelen is met u afgesproken dat u de heer X. [vertegenwoordiger van Afdeling Milieu] van de vakdirectie Milieu een plan van aanpak zult toezenden waarin de aanpak met betrekking tot de bodemverontreiniging staat omschreven. Zodra de sanering is uitgevoerd conform het goedgekeurde plan van aanpak, kan een bodemgeschiktheidsverklaring worden afgegeven en kan ook hier nieuwbouw worden gerealiseerd (…)”
Intussen had Bital op 21 december 2006 haar percelen weer verkocht aan G&G Vastgoed Groep B.V. Daarbij heeft Bital zich jegens die koper verbonden de door die koper te maken saneringskosten voor de percelen [perceelnummer 3] en [perceelnummer 4] te betalen.
Bital heeft naar aanleiding van voormelde brief van 8 mei 2007 geen actie richting BRIM ondernomen.
G&G Vastgoed Groep B.V. heeft op enig moment opdracht gegeven saneringswerkzaamheden op de percelen [perceelnummer 3] en [perceelnummer 4] te verrichten. Deze werkzaamheden zijn begeleid door UDM-Midden B.V. in opdracht van Bital.
UDM-Midden B.V. heeft op 6 juni 2008 een “Evaluatierapportage bodemsanering locatie [het adres] ong. te [plaats] (…)” opgesteld. De gemeente [gemeente] heeft bodemgeschiktheidsverklaringen afgegeven zodat de percelen bebouwd konden worden.
Bij brief van 25 september 2008 heeft Bital aan BRIM een factuur ten bedrage van € 98.238,62 gestuurd in verband met voor haar rekening gekomen saneringskosten, verhoogd met door Bital geleden schade.
BRIM heeft in juni 2009 een bedrag van € 8.000,00 aan Bital betaald.
3.2.1.In de onderhavige procedure vorderde Bital in eerste aanleg in conventie veroordeling van BRIM tot betaling van € 90.238,62, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 25 oktober 2008 tot 15 juni 2009 over € 98.238,62 en vanaf 15 juni 2009 over € 90.238,62 en voorts tot betaling van buitengerechtelijke kosten vermeerderd met wettelijke handelsrente en tot betaling van proceskosten.
3.2.2.Aan deze vordering heeft Bital, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. BRIM heeft in het kader van de verkoop en levering van perceel [perceelnummer 3] aan Bital in 1999 jegens Bital de verbintenis op zich genomen om de kosten te dragen van een zodanige sanering van perceel [perceelnummer 3] én van de naastgelegen strook grond van circa 220 m2 op perceel [perceelnummer 4] dat daarop een geschiktheidsverklaring voor nieuwbouw kan worden afgegeven.
BRIM heeft zich daarna ten onrechte op het standpunt gesteld dat zij slechts tot het dragen van de kosten van zodanige sanering gehouden is ten aanzien van perceel [perceelnummer 3].
Bovendien zijn de kosten van de sanering, ook als alleen uitgegaan wordt van perceel [perceelnummer 3], aanzienlijk hoger geweest dan € 8.000,-- zodat BRIM ten onrechte met de betaling van dat bedrag heeft volstaan.
3.2.3.BRIM heeft in conventie gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.