Uitspraak
s-HERTOGENBOSCH
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 15 mei 2014, waarin een machtiging tot uithuisplaatsing van haar minderjarige zoon is verleend aan de Stichting Bureau Jeugdzorg Gelderland. De moeder, die samen met de vader het ouderlijk gezag over de zoon uitoefent, verzoekt het hof om de beschikking te vernietigen en de machtiging tot uithuisplaatsing niet te verlenen. De moeder heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat zij slechts één keer in de drie weken contact heeft met haar zoon en dat dit onvoldoende is om terugplaatsing mogelijk te maken. Ze heeft inmiddels een stabiele woonruimte en is bezig haar leven op orde te krijgen, maar voelt zich nog niet in staat om voor haar zoon te zorgen.
De stichting heeft in haar verweerschrift aangegeven dat de stabiliteit en duidelijkheid voor de zoon van groot belang zijn en dat de moeder in het verleden onvoldoende voortgang heeft geboekt ten aanzien van de gestelde voorwaarden voor terugplaatsing. Tijdens de mondelinge behandeling is de vader van de zoon ook gehoord, die aangeeft dat de uithuisplaatsing momenteel de enige oplossing is, maar dat hij ziet dat de moeder veel van de zoon houdt.
Het hof overweegt dat de moeder op dit moment niet in staat is om een veilige en stabiele opvoedingssituatie te bieden. De hulpverlening heeft tot nu toe onvoldoende effect gehad en de moeder heeft deze vaak voortijdig beëindigd. Het hof concludeert dat een terugplaatsing van de zoon bij de moeder thans niet verantwoord is en bekrachtigt de beschikking van de rechtbank.