Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1],wonende te [woonplaats],
[geïntimeerde 2],wonende te [woonplaats],
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 894956/317 CV EXPL 13-3594)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
I tot en met IVkeren zich tegen de overwegingen van de kantonrechter dat niet is komen vast te staan dat sprake is van een wijziging van de woonbestemming als bedoeld in artikel 6.4 van de algemene voorwaarden, dat niet is aangetoond dat [geïntimeerde 1] wist of heeft moeten weten van de aanwezigheid van de drugs in het gehuurde, dat geen feiten en omstandigheden zijn gesteld of gebleken die erop duiden dat [geïntimeerde 1] tekort is geschoten in de plicht ervoor te zorgen dat anderen die zij in de woning laat verblijven geen overtredingen van de Opiumwet begaan en dat de gestelde hoeveelheden drugs van betrekkelijk geringe omvang zijn.
grief Vbestrijdt Area de overweging van de kantonrechter dat de gevolgen van een ontbinding niet alleen voor [geïntimeerde 1] maar ook maatschappelijk dermate ongewenst zijn dat dit aan toewijzing van de gevorderde ontbinding in de weg moet staan.