ECLI:NL:GHSHE:2014:4773

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 november 2014
Publicatiedatum
18 november 2014
Zaaknummer
HD 200.129.365_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij inschrijving van een eenmanszaak en gebruik van bankrekening door derden

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een appellant die een eenmanszaak heeft ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en zijn bankrekening ter beschikking heeft gesteld aan derden. De Stichting WonenBreburg heeft de appellant aangeklaagd wegens oplichting, nadat huurders van woningen die door WonenBreburg worden verhuurd, brieven ontvingen waarin werd aangegeven dat zij hun huurbetalingen naar een nieuw rekeningnummer moesten overmaken. De appellant, die als katvanger werd gebruikt, betwistte de aansprakelijkheid voor de schade die WonenBreburg had geleden. Het hof oordeelde dat de appellant, ondanks zijn claim dat hij niet verantwoordelijk was, wel degelijk betrokken was bij de handelingen die tot de schade hebben geleid. Het hof concludeerde dat de appellant onrechtmatig had gehandeld door zijn bankpas en pincode aan derden te verstrekken, wat leidde tot de fraude. Het hof vernietigde het eerdere vonnis, maar bepaalde dat de appellant alsnog een bedrag van € 4.172,42 aan WonenBreburg moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd de appellant in de proceskosten van het hoger beroep verwezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.129.365/01
arrest van 18 november 2014
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant],
advocaat: mr. M.D. van Bruggen te Breda,
tegen
de Stichting WonenBreburg,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als WonenBreburg,
advocaat: mr. E.F. Sandijck te Middelburg,
op het bij exploot van dagvaarding van 13 juni 2013 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda van 13 maart 2013, gewezen tussen [appellant] als gedaagde en WonenBreburg als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 732868 cv expl 12-5898)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord met vier producties;
Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
- WonenBreburg verhuurt woningen gelegen aan de [straatnaam 1] en [straatnaam 2]
in [woonplaats].
- Door diverse huurders van die woningen is WonenBreburg er op attent gemaakt dat zij op of omstreeks 20 juni 2012 brieven hebben ontvangen, welke huis aan huis zijn verspreid, waarin onder meer het volgende is medegedeeld:
“Wegens fraudegevoeligheid en een lopend onderzoek jegens onze directie en raad van bestuur zijn wij genoodzaakt alle betaling via een nieuwe en veilige betaalweg te laten lopen. Als gevolg van dit onderzoek is het rekeningnummer wat aan u bekend is voor onbepaalde tijd buiten werking gezet. Met daarbij de melding dat alle automatische incasso’s zijn stopgezet.
U dient het maandelijkse huurtermijn zelf over te maken op rekening nummer [rekeningnummer] van [eenmanszaak] te [woonplaats] (dit is onze nieuwe stichting voor veilig handelen ,tijdelijk ter beschikking gesteld door de overheid)”
- [eenmanszaak] te [woonplaats] is een eenmanszaak, waarvan [appellant] enig eigenaar is.
- WonenBreburg heeft aangifte bij de politie gedaan van oplichting. [appellant] is vervolgens op 29 november 2012 door de politie als verdachte verhoord.
- WonenBreburg heeft conservatoir beslag gelegd op de bankrekening van [eenmanszaak].
3.2.
WonenBreburg heeft op grond van onrechtmatige daad schadevergoeding gevorderd van [appellant].
[appellant] heeft alle stellingen van WonenBreburg betwist. Hij erkent dat hij door derden als katvanger is gebruikt. Die derden hebben hem bewogen een eenmanszaak bij de Kamer van Koophandel te doen inschrijven onder de naam [eenmanszaak]. [appellant] erkent zijn bankpas met pincode (ten name van [eenmanszaak]) aan deze derden te hebben afgestaan. Hij leidt hieruit af dat hij niet zelf aansprakelijk is voor de door WonenBreburg geleden schade.
Bij vonnis waarvan beroep is de vordering toegewezen.
3.3.
[appellant] heeft in hoger beroep zeven grieven aangevoerd (er zijn twee grieven genummerd VI). [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van WonenBreburg.
3.4.
In
grief Ibetoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte heeft vastgesteld dat het rekeningnummer genoemd in de aan de huurders verspreide brief ([rekeningnummer]) toebehoort aan [eenmanszaak] te [woonplaats].
De grief faalt. Uit de inhoud van de brief blijkt dat het genoemde rekeningnummer is toegekend aan [eenmanszaak], en voldoende staat vast dat [eenmanszaak] de eenmanszaak van [appellant] is. [appellant] erkent ook dat, nadat de eenmanszaak bij de KvK was ingeschreven, een bankrekening is geopend en dat hij de bankpas daarvan heeft afgegeven aan de derden.
Enige aanwijzing dat de bankrekening met nummer [rekeningnummer] niet van [appellant], althans van [eenmanszaak] is, wordt niet gesteld. Een verklaring van de bank dat deze bankrekening niet ten name van [appellant] of [eenmanszaak] staat, heeft [appellant] niet overgelegd.
Overigens heeft WonenBreburg conservatoir beslag gelegd op de rekening van [eenmanszaak] bij de ING. De ING heeft in de buitengerechtelijke verklaring bevestigd dat het genoemde rekeningnummer van [appellant] is (prod. bij mva).
De grief faalt.
3.5.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat twee huurders een maandelijkse huurtermijn hebben overgemaakt op het rekeningnummer ten name van [eenmanszaak]. Ten aanzien van één huurder is die huurtermijn gestorneerd. Aan de andere huurder heeft WonenBreburg een bedrag van € 648,88, zijnde het bedrag dat door deze huurder op de rekening van [eenmanszaak] was overgemaakt, betaald.
In
grief IIbetoogt [appellant] dat WonenBreburg geen enkel bewijs heeft bijgebracht van haar stelling dat zij een huurder heeft gecompenseerd middels een betaling van € 648,88.
Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft de gemachtigde van WonenBreburg overeenkomstig de vaststelling door de kantonrechter verklaard dat een bedrag van € 648,88 is terugbetaald aan een met name genoemde huurder. Uit de aantekeningen van de griffier ter zitting van de gehouden comparitie na antwoord blijkt dat dit door [appellant] niet is tegengesproken. Ook in de memorie van grieven wordt de verklaring niet tegengesproken.
Anders dan in de grief wordt betoogd is derhalve geen sprake van een ‘blote stelling’ of van het ontbreken van bewijs.
De grief faalt derhalve.
3.6.
De grieven III en IVluiden:
Ten onrechte overweegt de kantonrechter in punt 3.4 van het bestreden vonnis dat
[appellant] door het verspreiden dan wel doen verspreiden van bedoelde brief onrechtmatig jegens WonenBreburg heeft gehandeld.
en
Ten onrechte overweegt de kantonrechter in punt 3.5 van het bestreden vonnis dat als het
al zo zou zijn dat [X.] de brieven heeft doen verspreiden en dat [appellant] daar niets van
wist, [appellant] heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid door terwijl hij zelf goed in
staat is zijn wil te bepalen, zonder dat [X.] dwang op hem heeft uitgeoefend, hem de
beschikking over alle gegevens inclusief pinpas en pincode van [eenmanszaak] te geven, steeds alle
post van [eenmanszaak] door te geven en niet te controleren wat [X.] ermee deed.
Het hof zal deze grieven, nu grief IV voortbouwt op hetgeen in grief III wordt betoogd, gezamenlijk behandelen.
3.6.1.
In de toelichting op de grief III betwist [appellant] dat hij betrokken is geweest bij de verspreiding van de brief. Het hof kan hem hier niet in volgen. [appellant] heeft zijn rol getypeerd als die van katvanger. Hij heeft uit de doeken gedaan dat hij betrokken is geweest bij de inschrijving van de eenmanszaak [eenmanszaak], het open van een bankrekening en de afgifte van pinpas en pincode aan derden. Deze feiten staan genoemd in de brief aan de huurders. Hierin ligt toereikend besloten dat [appellant] betrokken is geweest bij voorbereidingshandelingen die hebben geleid tot verspreiding van de brief. Hij heeft die verspreiding gefaciliteerd, mogelijk gemaakt. Aldus dient de overweging van de kantonrechter te worden gelezen.
3.6.2.
In de toelichting op grief IV wordt de vraag opgeworpen of de handelwijze van [appellant] wel als onzorgvuldig handelen (kennelijk in de zin van artikel 6:162 BW) valt aan te merken. En of [appellant] wel in staat was zijn wil te bepalen.
Naar het oordeel van het hof zijn de genoemde handelingen van [appellant] zonder meer als een onrechtmatige daad jegens WonenBreburg aan te merken. In de omstandigheid dat [appellant] niet rechtstreeks betrokken is geweest bij de verspreiding van de brief – zoals hij zelf stelt maar niet aannemelijk maakt - ligt niet besloten dat hij niet aansprakelijk is voor de schade die mede door zijn toedoen is veroorzaakt.
[appellant] stelt dat hij in goed vertrouwen heeft gehandeld en wijst op zijn leeftijd (20/21 jaar).
Naar het oordeel van het hof kunnen deze verweren [appellant] niet baten. Elke meerderjarige behoort te weten dat hij pinpas en pincode niet behoort af te geven. In het maatschappelijk verkeer (met name door de banken en op televisie) is daarvoor voldoende aandacht gevraagd.
Door deze waarschuwingen te negeren had [appellant] behoren te begrijpen dat derden misbruik konden gaan maken van deze rekening, temeer nu hij blijkens zijn stellingname bij conclusie van antwoord besefte dat hij onder dwang handelde en als katvanger werd gebruikt. Aldus heeft hij de fraude door derden gefaciliteerd en handelt [appellant] in strijd de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt. Mede gelet op deze aard van de gedraging van [appellant] staat de hierna toe te wijzen schade in zodanig verband daarmee dat ze aan [appellant] kan worden toegerekend. Zijn leeftijd brengt evenmin mee dat zijn handelwijze hem niet kan worden toegerekend.
3.6.3.
De grieven falen.
3.7.
Grief Vbetreft de overweging (3.6) waarin de kantonrechter oordeelt dat WonenBreburg haar vordering voor wat betreft de hoogte van de schade toereikend heeft onderbouwd.
3.7.1.
[appellant] betwist in de eerste plaats het gestelde aantal uren dat medewerkers van WonenBreburg aan de zaak zouden hebben besteed, alsmede het uurtarief. De kantonrechter heeft ter zake € 2.223,46 toegewezen, overeenkomstig de schatting door WonenBreburg gemaakt (prod. 3 bij inl. dagv.).
Naar het oordeel van het hof heeft WonenBreburg toereikend uiteengezet welke werkzaamheden zijn gemoeid om (verdere) schade te voorkomen nadat zij op de hoogte raakte van de brieven aan de huurders. Voorts heeft WonenBreburg een omschrijving gegeven van het aantal bestede uren, in totaal 32. Het hof acht dit aantal uren aannemelijk en niet onredelijk.
Dit is anders voor het uurtarief. De goedkoopste kracht die werd ingezet verdient volgens WonenBreburg € 50,63 per uur (naar het hof begrijpt bruto inclusief vakantietoeslag e.d.). Bij een 36-urige werkweek is dit bijna € 95.000,- per jaar. De meestverdienende is bekostigd met € 92,73 per uur ofwel € 173.590,-. Dergelijke hoge tarieven voor werknemers behoeven een nadere toelichting, die WonenBreburg evenwel niet heeft gegeven.
Het hof zal daarom een schatting maken van deze kosten en deze bepalen op € 1.500,-. In zoverre slaagt de grief.
3.7.2.
De grief keert zich verder tegen de kosten gemaakt voor het leggen van het conservatoir beslag en wat daarbij komt ad € 2.023,54 (gespecificeerd in de inleidende dagvaarding). Naar het oordeel van het hof heeft WonenBreburg deze kosten in redelijkheid kunnen maken. De grief faalt in zoverre.
3.8.
De grieven VI(de eerste en de tweede) keren zich tegen het toegewezen schadebedrag en de proceskostenbeslissing. Deze grieven bouwen voort op de voorgaande grieven en hebben aldus geen zelfstandige betekenis. [appellant] is met recht in de proceskosten van de eerste aanleg verwezen, omdat hij heeft te gelden als de in het ongelijk gestelde partij.
3.9.
[appellant] zal op dezelfde grond ook in de proceskosten van het hoger beroep worden verwezen.

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, maar alleen voor zover daar [appellant] is veroordeeld om aan WonenBreburg € 4.895,88 te betalen;
en in zoverre opnieuw recht doende:
veroordeelt [appellant] om aan WonenBreburg te betalen (€ 648,88 + € 1.500,- + € 2.023,54 =)
€ 4.172,42 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 5 juli 2012 tot aan de dag der voldoening;
bekrachtigt het vonnis voor het overige;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van WonenBreburg worden begroot op € 683,- aan griffierecht en op € 632,- aan salaris advocaat;
en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.B. den Hartog Jager, P.P.M. Rousseau en R.J.M. Cremers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 18 november 2014.