ECLI:NL:GHSHE:2014:4744

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 november 2014
Publicatiedatum
18 november 2014
Zaaknummer
HD 200.129.407_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepknipperij in huurwoning: grond voor ontbinding en ontruiming?

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Stichting Woonveste tegen twee huurders, [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2], naar aanleiding van een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. Woonveste vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, omdat in de woning een professionele hennepknipperij zou zijn aangetroffen. De politie had op 18 september 2012 een onderzoek ingesteld en vond in de kelder van de woning materialen die duiden op hennepteelt, waaronder gedroogde hennepresten en een hennepcutter. Woonveste stelde dat deze bevindingen voldoende grond vormden voor de ontbinding van de huurovereenkomst, omdat de huurders zich niet als goede huurders hadden gedragen.

De huurders betwistten de aantijgingen en stelden dat de kelder alleen voor opslag werd gebruikt. De kantonrechter had in eerste aanleg geoordeeld dat de gestelde tekortkomingen niet bewezen waren en de vorderingen van Woonveste afgewezen. Woonveste ging in hoger beroep, waarbij zij de grieven aanvoerde dat het geschil in volle omvang ter beoordeling aan het hof moest worden voorgelegd.

Het hof overweegt dat indien vaststaat dat in een gehuurde woning een professionele hennepknipperij wordt geëxploiteerd, dit een tekortkoming van de huurder oplevert die in beginsel rechtvaardigt dat de huurovereenkomst wordt ontbonden. Het hof oordeelt dat Woonveste voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat er een hennepknipperij aanwezig was. De huurders hebben recht op het leveren van tegenbewijs, en het hof heeft hen in de gelegenheid gesteld om dit te doen. De zaak is verwezen naar de rol voor het opgeven van getuigen en verdere procedurele stappen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.129.407/01
arrest van 18 november 2014
in de zaak van
Stichting Woonveste,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als Woonveste,
advocaat: mr. M.L.W. Weerts te 's-Hertogenbosch,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] ,
advocaat: mr. G.C.L. van de Corput te Breda,
op het bij exploot van dagvaarding van 1 mei 2013 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, kanton 's-Hertogenbosch van 21 februari 2013, gewezen tussen Woonveste als eiseres en [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] als gedaagden.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 859783/7, rolnr. 12-9805)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
3.1.1.
De rechtsvoorgangster van Woonveste heeft met ingang van 1 april 1992 aan [geïntimeerde 1] verhuurd: de woning [adres 1] te [woonplaats] . [geïntimeerde 2] is is gehuwd met [geïntimeerde 1] en is van rechtswege medehuurster.
3.1.2.
Op 18 september 2012 heeft de politie regio Brabant-Noord een onderzoek ingesteld in de woning van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] . Een proces-verbaal van bevindingen is door Woonveste als productie 5 bij akte d.d. 21 januari 2013 in het geding gebracht. In dat proces-verbaal is onder meer vermeld:
- dat tijdens de doorzoeking van de woning in een ruimte gelegen tussen de garage en de
woning een luik werd aangetroffen;
- dat na opening van het luik een kelderruimte werd aangetroffen;
- dat in de kelderruimte onder meer zijn aangetroffen:
- gedroogde hennepresten;
- tafels en stoelen;
- een weegschaal;
- 10 plastic bakken met resten van gedroogde hennep;
- een hennepcutter met resten van hennep;
- een pot met 14 knipschaartjes met resten van gedroogde hennep;
- dat gezien de aangetroffen materialen de aangetroffen kelderruimte werd gebruikt als
knipruimte voor het verwerken van hennep.
3.1.3.
Woonveste vorderde in eerste aanleg de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde. Zij heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat bij gelegenheid van voormeld politieonderzoek een (professionele) hennepknipperij in de gehuurde woning is aangetroffen, alsmede twee kilo gedroogde hennep, twee vuurwapens en een bedrag van € 20.000,- aan contant geld. Volgens Woonveste zijn voormelde feiten en omstandigheden toereikend om te concluderen dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] zich niet als goed huurders hebben gedragen en het gehuurde hebben gebruikt in strijd met de (woon)bestemming van het gehuurde.
3.1.4.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben betwist dat door hen in de kelder van de woning een (professionele) hennepknipperij was ingericht. Zij stellen dat de kelder alleen voor opslag werd gebruikt. Verder hebben zij betwist dat zij gedroogde hennep, een weegschaal en wapens aanwezig hebben gehad. Met betrekking tot het aangetroffen bedrag van € 20.000,- hebben zij aangevoerd dat het geld afkomstig is van een erfenis.
3.1.5.
De kantonrechter heeft geoordeeld (onder 4.5 van het vonnis waarvan beroep) dat de gestelde toerekenbare tekortkoming van de verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst van de zijde van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] niet is komen vast te staan en, voor zover deze al in rechte zou komen vast te staan, geenszins de gevorderde ontbinding en ontruiming rechtvaardigt. De kantonrechter heeft om die reden de vorderingen van Woonveste afgewezen en Woonveste veroordeeld in de proceskosten.
3.1.6.
Woonveste kan zich met dit oordeel van de kantonrechter niet verenigen en is in hoger beroep gekomen.
3.2.
De grieven van Woonveste strekken ertoe dat het geschil in volle omvang ter beoordeling aan het hof wordt voorgelegd. Woonveste concludeert tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen met veroordeling van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] in de kosten van beide instanties.
3.3.
Het hof stelt bij de beoordeling van de grieven voorop dat, indien als vaststaand moet worden aangenomen dat in een gehuurde woning een professionele hennepknipperij wordt geëxploiteerd, dit een tekortkoming van de huurder in de nakoming van zijn huurdersverplichtingen oplevert, die in beginsel toewijzing van een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
In dit verband wordt verwezen naar hetgeen door dit hof is overwogen in een vergelijkbare zaak (hof ’s-Hertogenbosch 5 maart 2013 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ3510. In die uitspraak heeft het hof (onder 4.8) overwogen:
Een hennepknipperij zoals in dit geval door de politie is aangetroffen is niet in overeenstemming met de bestemming van het gehuurde en met de verplichting van [appellant] om zich als goed huurder te gedragen, zodat het handelen van [appellant] in strijd is met de tussen partijen gesloten huurovereenkomst en met genoemde wettelijke bepalingen (gedoeld wordt op de artikelen 7:213 en 7:214 BW, opm. hof)
. Een dergelijke inrichting voor de bewerking van hennepproducten hoort niet thuis in het gehuurde en de aanwezigheid daarvan betekent een tekortkoming van de kant van [appellant]. Met betrekking tot de consequenties daarvan stelt het hof voorop dat op grond van artikel 6:265 lid 1 BW iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Naar het oordeel van het hof levert het voorgaande een tekortkoming van [appellant] op in de nakoming van zijn uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen die niet zodanig gering is dat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde niet gerechtvaardigd is. De omstandigheid dat het in dit geval gaat om een knipperij zonder dat sprake was van diefstal van elektriciteit en van de met hennepkweek verbonden risico’s zoals vochtoverlast en kortsluiting, doet aan het voorgaande niet af. Naar het oordeel van het hof levert de aanwezigheid van de aangetroffen hennepknipperij een tekortkoming op waarop de uitzondering van de tenzij-clausule niet van toepassing is. Het hof neemt hierbij tevens in aanmerking dat het inmiddels algemeen bekend geacht mag worden dat verhuurders, met name woningcorporaties, streng tegen de aanwezigheid van kwekerijen, drogerijen en knipperijen voor hennep in de door hen verhuurde woningen optreden. Het hof acht dit beleid redelijk en aanvaardbaar, ook waar het gaat -zoals hier- om een onderdeel van het totale productieproces. Bij de effectieve preventie en bestrijding van (onderdelen van) het proces van hennepproductie in huurwoningen past nu eenmaal in beginsel een eenduidige en strenge handelwijze.
Deze overwegingen gelden ook als uitgangspunt voor de beoordeling van de onderhavige zaak.
3.4.
In de onderhavige zaak hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] betwist dat zij een hennepknipperij in de woning aanwezig hebben gehad. Ook hebben zij de aanwezigheid van gedroogde hennep en vuurwapens in hun woning betwist.
3.5.
Het hof is van oordeel dat Woonveste met het overleggen van het proces-verbaal van bevindingen van de politie, dat hiervoor samengevat is weergegeven onder 3.1.2 en met de bij het proces-verbaal gevoegde fotomap en situatietekening vooralsnog toereikend bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat op of omstreeks 18 september 2012 in het gehuurde een (professionele) hennepknipperij aanwezig was.
3.6.
Ingevolge artikel 151 lid 2 Rv hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] recht op het leveren van tegenbewijs. Zij hebben aangeboden bewijs te leveren en het hof zal hen in de gelegenheid stellen tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen geachte stelling van Woonveste als hiervoor is vermeld.
3.7.
Gelet op het hiervoor overwogene wordt thans als volgt beslist.

4.De uitspraak

Het hof:
laat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] toe tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen geachte stelling van Woonveste dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] op of omstreeks 18 september 2012 in het gehuurde een (professionele) hennepknipperij aanwezig hebben gehad;
bepaalt, voor het geval [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. N.J.M. van Etten als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 2 december 2014 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de maanden januari en februari 2015;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.M. Aarts, N.J.M. van Etten en M. Van Ham en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 18 november 2014.