Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 839241/rolnummer 12-6560)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
“vermindert zijn vordering ex artikel 7:297 BW”.
persoonlijk eigengebruik. Het begrip ‘eigen gebruik’ omvat ook het in gebruik geven aan een ander, bijvoorbeeld aan een vennootschap waarbij de verhuurder is betrokken, wanneer daardoor het eigen belang wordt gediend. Naar het oordeel van het hof doet zich hier een dergelijke situatie voor. NS Stations heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij door het (na verbouwing) in huur geven van het gehuurde aan Retailbedrijf haar eigen belang dient, zowel wat betreft haar zeggenschap (via Retailbedrijf) als wat betreft het financiële rendement, dat zal bestaan uit door Retailbedrijf aan NS Stations te betalen huur en uit de exploitatie-opbrengst, die indirect zullen bijdragen aan de winst van NS Stations.
dringendnodig heeft. Dat nog niet alle voor de realisatie van de plannen van NS Stations met betrekking tot de zuidhal vereiste vergunningen zijn verleend, is in het kader van de beoordeling van het gestelde dringend eigen gebruik niet van belang. Niet vereist is immers dat NS Stations aantoont dat alle benodigde vergunningen voor de voorgenomen verbouwing ook inderdaad zullen worden verleend. De beëindigingsvordering is slechts niet toewijsbaar als het voorgenomen gebruik op praktische en/of juridische gronden uitgesloten is. Dat daarvan sprake is, is niet gesteld of gebleken. Dat NS Stations het gehuurde (in tijd) niet direct nodig heeft en dat ook volgens haar eigen stellingen later met de verbouwing zal worden begonnen dan aanvankelijk de bedoeling was, wil nog niet zeggen dat geen sprake is van dringend eigen gebruik. Uit het door NS Stations gestelde leidt het hof af dat sprake is van een grote verbouwing, bestaande uit diverse onderdelen met diverse beslismomenten. NS Stations zal in dat kader vrij moeten kunnen beschikken over alle in de verbouwing betrokken gebouwen om aldus een adequate planning van de verbouwing in alle onderdelen te kunnen waarborgen. In die zin is sprake van het dringend nodig hebben voor eigen gebruik.
grief Vbetoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte in het kader van de belangenafweging de belangen van NS Stations heeft laten prevaleren boven zijn belangen. Naar het oordeel van het hof ziet [appellant] eraan voorbij dat de kantonrechter op goede gronden geen belangenafweging heeft gemaakt. Immers, in dit geval is sprake van een situatie als bedoeld in artikel 7:296 lid 4 BW waarin geen belangen mogen worden afgewogen.
grief VI, door hem abusievelijk grief V genoemd) komt [appellant] op tegen afwijzing van een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten en de daartoe door de kantonrechter gebezigde overweging dat [appellant] in het geheel geen feiten en omstandigheden heeft gesteld en dat dus geheel onduidelijk is gebleven of [appellant] wederom enig (horeca-)bedrijf zal gaan exploiteren en of van een verhuizing en van verhuis- en inrichtingskosten sprake zal zijn. In de toelichting op de grief stelt [appellant] dat de stationsrestauratie een zeer centraal punt is, dat hij ingeval van beëindiging van de huurovereenkomst er recht op heeft naar een herkenbaar punt te gaan, dat hij een elders aanslaande formule zal moeten bedenken, dat hij in dat geval een nieuwe horecaruimte moet gaan inrichten en moet voorzien van het juiste interieur, met alle kosten van dien, door hem uiteindelijk op basis van het in zijn opdracht door AW Horeca Adviseurs uitgebrachte rapport begroot op € 190.000,-.