ECLI:NL:GHSHE:2014:4657

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 november 2014
Publicatiedatum
11 november 2014
Zaaknummer
HD 200.150.609_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke incassokosten in B2B-relatie; matiging van gevorderde vergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van P. Services B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de kantonrechter de vordering van P. Services B.V. tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten heeft toegewezen, maar tot een lager bedrag dan gevorderd. P. Services B.V. had in opdracht van de geïntimeerde, [geïntimeerde] Schilderwerken, uitzendkrachten ter beschikking gesteld en had hiervoor facturen verzonden die onbetaald waren gebleven. De overeenkomst tussen partijen bevatte bepalingen over de vergoeding van incassokosten, waarbij een percentage van 15% van de verschuldigde hoofdsom was vastgesteld. P. Services B.V. vorderde in hoger beroep een bedrag van € 13.116,82, inclusief buitengerechtelijke incassokosten van € 1.805,50.

Het hof oordeelt dat de gevorderde vergoeding in beginsel voor toewijzing in aanmerking komt, maar dat er termen zijn om deze te matigen. Het hof komt tot de conclusie dat de onderbouwing van de gevorderde kosten niet volledig is en dat het bedrag van € 1.253,29, dat door P. Services B.V. is onderbouwd, redelijker is. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vordering van P. Services B.V. toe tot een bedrag van € 12.564,61, vermeerderd met rente en kosten. De geïntimeerde wordt veroordeeld in de kosten van beide instanties.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.150.609/01
arrest van 11 november 2014
in de zaak van
P. Services B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
hierna aan te duiden als P. Services B.V.,
advocaat: mr. I.A. van Rooij te Tilburg,
tegen
[geïntimeerde], h.o.d.n. [geïntimeerde] Schilderwerken,
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde],
niet verschenen,
op het bij exploot van dagvaarding van 27 mei 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van
3 april 2014, gewezen tussen P. Services B.V. als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 2858407 / 14-2363)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep, met grieven en een productie;
- het tegen [geïntimeerde] verleende verstek.
Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
P. Services B.V. heeft op basis van een op 10 mei 2013 tussen partijen gesloten overeenkomst in opdracht en voor rekening van [geïntimeerde] in de periode september en oktober 2013 uitzendkrachten ter beschikking gesteld, ter zake waarvan zij aan [geïntimeerde] facturen heeft verzonden van in totaal € 12.036,65.
[geïntimeerde] heeft de facturen onbetaald gelaten.
Artikel 4 lid 11 van de op de overeenkomst tussen partijen van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepaalt, dat alle gerechtelijke en buitengerechtelijke (incasso)kosten, evenals eventuele storneringskosten, die de payroll-onderneming maakt als gevolg van de niet-nakoming door de opdrachtgever van diens verplichtingen op grond van artikel 4, geheel ten laste komen van de opdrachtgever en dat de vergoeding ter zake van buitengerechtelijke kosten wordt gefixeerd op 15% van de verschuldigde hoofdsom inclusief BTW en rente (met een minimum van € 500,- per vordering), tenzij de payroll-onderneming aantoonbaar meer kosten heeft gemaakt.
3.2.1.
In de onderhavige procedure vordert P. Services B.V. om – bij uitspraak uitvoerbaar bij voorraad – [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van € 13.116,82 (bestaande uit de hoofdsom van € 12.036,65 plus de rente berekend tot en met 18 februari 2014 van € 352,13 plus de buitengerechtelijke invorderingskosten van € 1.805,50 minus de reeds gedane betalingen van € 1.077,46), vermeerderd met de contractuele rente van 10% per jaar over een bedrag van € 10.959,19 vanaf 19 februari 2014 tot aan de dag der uiteindelijke voldoening, subsidiair vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:120 BW j° artikel 6:119a BW over de diverse facturen genoemd in de inleidende dagvaarding, vanaf de vervaldata, minus de genoemde betalingen, eveneens tot aan de dag der uiteindelijke voldoening, alles met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
3.2.2.
Aan deze vordering heeft P. Services B.V., voor zover voor in hoger beroep van belang, in eerste aanleg het volgende ten grondslag gelegd.
Aangezien [geïntimeerde] weigerachtig is gebleven om de facturen te betalen, heeft P. Services B.V. haar vordering ter incasso aan een advocaat uit handen gegeven, die buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht. Als gevolg van de noodzakelijke buitengerechtelijke werkzaamheden is voor P. Services B.V. vermogensschade ontstaan die gedaagde op basis van artikel 4 lid 11 van de op de overeenkomst tussen partijen van toepassing zijnde algemene voorwaarden verschuldigd is. Daarin staat dat de opdrachtgever, in deze [geïntimeerde], in dat geval de door hem veroorzaakte incassokosten verschuldigd is ten belope van 15% van de verschuldigde hoofdsom, derhalve € 1.805,50. Deze kosten houden integraal verband met serieuze pogingen van P. Services B.V. de kwestie in der minne te regelen en [geïntimeerde] tot betaling te dwingen. De werkzaamheden hielden in het aanleggen en het bestuderen van het dossier, overleg met P. Services B.V. en haar raadsman, uitgebreide correspondentie met [geïntimeerde], het opstellen van een verzoek tot faillietverklaring en het doen van een verhaalonderzoek.
Subsidiair is [geïntimeerde] in elk geval buitengerechtelijke invorderingskosten verschuldigd op basis van de Wet Normering Buitengerechtelijke Incassokosten (WIK). Deze wet is echter bedoeld voor transacties met consumenten en niet voor transacties tussen ondernemers. Het Rapport Voorwerk II behoort niet meer te worden toegepast tussen ondernemers. De rechter dient slechts te toetsen of hetgeen is overeengekomen ten aanzien van de kosten onredelijk is. Dat is niet het geval. Een percentage van 15% is een veelgebruikt percentage in algemene voorwaarden, het is een gebruikelijk percentage in de branche en in ieder geval niet onredelijk hoog.
Meer subsidiair is als gevolg van de noodzakelijke buitengerechtelijke werkzaamheden voor P. Services B.V. vermogensschade ontstaan die op basis van artikel 6:96 BW lid 2 onder c BW voor rekening van [geïntimeerde] dient te komen, aldus steeds P. Services B.V.
3.2.3.
[geïntimeerde] heeft de vorderingen in eerste aanleg erkend, zij het dat hij zich erop beroepen heeft dat een te hoog bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd is en dat de incassokosten volgens de WIK toegewezen dienen te worden.
3.3.3.
In het eindvonnis van 3 april 2014 heeft de kantonrechter onder meer overwogen dat de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, getoetst wordt aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II, dat op grond van dit rapport een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten kan worden toegekend, dat het gevorderde bedrag hoger is dan in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde, en door de kantonrechter redelijk geachte, tarief en dat de gevorderde kosten zullen worden toegewezen tot dit tarief.
De kantonrechter heeft [geïntimeerde] – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad – veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 12.206,69, vermeerderd met de contractuele rente van 10% per jaar over € 10.959,19 vanaf 19 februari 2014 tot aan de dag der voldoening en [geïntimeerde] in de proceskosten veroordeeld.
3.4.
P. Services B.V. heeft in hoger beroep één grief aangevoerd. P. Services B.V. heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot, kort gezegd, toewijzing van de vorderingen als hiervoor onder 3.2.1. vermeld.
Hierna zal bij de bespreking van de grief blijken in hoeverre de vorderingen van P. Services B.V. toewijsbaar zijn.
3.5.
P. Services B.V. betoogt in haar grief dat de kantonrechter ten onrechte op basis van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten rekening heeft gehouden met een lager bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten dan de gevorderde € 1.805,50. P. Services B.V. voert daartoe het volgende aan.
P. Services B.V. heeft hoge kosten moeten maken teneinde haar vorderingen te incasseren. Er zijn diverse sommatiebrieven gestuurd, er is herhaaldelijk contact geweest met [geïntimeerde] over de betalingen, er zijn betalingsregelingen besproken en er is een faillissementsrekest opgesteld. Uit de als productie 1 bij de dagvaarding in hoger beroep overgelegde kostenstaat blijkt dat P. Services B.V. aan haar raadsman € 1.046,20 exclusief BTW verschuldigd is ten aanzien van buitengerechtelijke kosten en hier komen de kosten van het incassobureau nog bij.
Ingevolge artikel 4 lid 11 van de op de overeenkomst van partijen van toepassing zijnde algemene voorwaarden is de opdrachtgever, [geïntimeerde] in deze, bij gebreke van betaling een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd van 15% van de verschuldigde hoofdsom. Het percentage van 15% wordt in Nederland alom gebruikt in algemene voorwaarden en is gebruikelijk in de branche; het is in ieder geval niet onredelijk hoog. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten komt niet voor toepassing in aanmerking, omdat het niet is bedoeld voor transacties tussen ondernemers, zoals de onderhavige, aldus steeds P. Services B.V.
3.6.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
3.6.1.
In hoger beroep staat vast dat P. Services B.V. buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen; de vraag is alleen tot welk bedrag. P. Services B.V. pleit voor het bedrag dat volgt uit toepassing van de algemene voorwaarden, [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg gepleit voor het bedrag dat volgt uit de wet.
3.6.2.
De door P. Services B.V. gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten komt op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst in beginsel voor toewijzing in aanmerking. In het onderhavige geval acht het hof echter termen aanwezig om deze vergoeding op grond van het bepaalde in artikel 242 Rv te matigen. P. Services B.V. heeft haar vordering onderbouwd met producties, die zij heeft overgelegd als productie 1 bij de memorie van grieven. Deze producties staven de gevorderde vergoeding tot een bedrag van € 1.253,29 inclusief BTW. Dit bedrag blijft (ruim) beneden de gevorderde € 1.805,50. Naar het oordeel van het hof is toewijzing van de gevorderde vergoeding om die reden niet gerechtvaardigd. en dient het bedrag gematigd te worden tot het bedrag van € 1.253,29.
3.6.3.
P. Services B.V. heeft bewijs aangeboden van al haar stellingen met alle middelen rechtens. Naar het oordeel van het hof is dit niet een voldoende duidelijke aanduiding van één of meer specifieke feiten en omstandigheden. Het aanbod is dan ook onvoldoende gespecificeerd om ter zake dienend te kunnen zijn; reden waarom het hof het bewijsaanbod passeert.
3.6.4.
Conclusie is dat de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten dient te worden gematigd tot een bedrag dat hoger is dan het door de kantonrechter kennelijk gehanteerde bedrag van € 910,13 (€ 13.116,82 – € 12.206,69).
De grief slaagt in zoverre.
3.6.5.
Het (deels) slagen van de grief brengt mee dat het hof alsnog de in eerste aanleg gevoerde verweren dient te beoordelen. Het door [geïntimeerde] gevoerde verweer dat slechts € 935,36 kan worden toegewezen op grond van de WIK en het bijbehorende besluit faalt, omdat [geïntimeerde] geen consument is, hij met P. Services B.V. anders is overeengekomen en omdat P. Services B.V. heeft toegelicht dat zij meer kosten heeft gemaakt zoals hiervoor is overwogen. Het door [geïntimeerde] gevoerde verweer dat hij het gevorderde bedrag niet, althans niet in één keer kan voldoen faalt op de door de kantonrechter in het bestreden vonnis genoemde grond die het hof overneemt en tot de zijne maakt.
3.7.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden vonnis dient te worden vernietigd en dat de vordering van P. Services B.V. dient te worden toegewezen tot een bedrag van
€ 12.564,61 (€ 12.036,65 + € 352,13 + € 1.253,29 = € 13.642,07 – € 1.077,46).
3.8.
Het hof zal [geïntimeerde] als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij in de kosten van beide instanties veroordelen.
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van P. Services B.V. zullen worden vastgesteld op:
– explootkosten € 83,52
– griffierecht
€ 462,00
totaal verschotten € 545,52
en voor salaris advocaat/gemachtigde:
€ 300,00
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van P. Services B.V. zullen worden vastgesteld op:
– explootkosten € 79,15
– griffierecht
€ 1.920,00
totaal verschotten € 1.999,15
en voor salaris advocaat:
€ 632,00
4. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] om aan P. Services B.V. te betalen het bedrag van € 12.564,61, vermeerderd met de contractuele rente ad 10% per jaar over € 10.959,19 vanaf 19 februari 2014 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep, tot op heden begroot op € 545,52 aan verschotten en € 300,- aan salaris gemachtigde in eerste aanleg en op € 1.999,15 aan verschotten en € 632,- aan salaris advocaat in hoger beroep;
verklaart dit arrest in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. van Ham, Y.L.L.A.M. Delfos-Roy en I. Bouter en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 11 november 2014.