ECLI:NL:GHSHE:2014:4652

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 november 2014
Publicatiedatum
11 november 2014
Zaaknummer
HD 200.132.778_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij de verkoop van een tweedehands motor

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen [geïntimeerde] naar aanleiding van de verkoop van een tweedehands motor, type Honda CBR 1000RR. De motor werd door [geïntimeerde] te koop aangeboden met de beschrijving 'Nieuw staat (betaald)' en 'Zeer mooie goed onderhouden zwarte fireblade'. [appellant] heeft de motor op 27 februari 2010 gekocht voor € 7.100,=, maar na de aankoop bleek de motor diverse gebreken te vertonen die de geschiktheid voor gebruik op de openbare weg in twijfel trokken. Na inspecties door Motor Service [plaats 1] en [Expertisebureau] werd vastgesteld dat de motor niet veilig was om mee te rijden, wat leidde tot de vordering van [appellant] om de koopovereenkomst te ontbinden wegens non-conformiteit.

In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellant] afgewezen, omdat hij niet in staat was de feiten die aan zijn vorderingen ten grondslag lagen te bewijzen. [appellant] heeft vervolgens zes grieven aangevoerd in het hoger beroep, waarbij hij vernietiging van het eindvonnis en toewijzing van zijn vorderingen bepleit. Het hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] niet betwist dat de motor op het moment van onderzoek gebreken vertoonde, maar hij betwist dat deze gebreken ook op het moment van de verkoop aanwezig waren.

Het hof oordeelt dat de bewijslast bij [appellant] ligt en dat hij met de overgelegde bewijsmiddelen voorshands bewijs heeft geleverd dat de motor op het moment van verkoop gebreken vertoonde. Het hof laat [geïntimeerde] toe tot het leveren van tegenbewijs tegen dit voorshands bewezen geachte feit. De zaak wordt aangehouden voor het horen van getuigen en verdere beslissingen worden aangehouden. Het hof verklaart [appellant] niet ontvankelijk in het hoger beroep tegen het tussenvonnis van 12 december 2012.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.132.778/01
arrest van 11 november 2014
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats 1] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. R.H.A. Julicher te Venray,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. W.S. van Weert te Eindhoven,
op het bij exploot van dagvaarding van 23 augustus 2013 ingeleide hoger beroep van de vonnissen van de rechtbank Oost-Brabant, locatie kanton Eindhoven van 12 december 2012 en 30 mei 2013, gewezen tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerde] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 846232 CV EXPL 12-11778/12-3242)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met productie;
- de memorie van antwoord met productie;
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[geïntimeerde] heeft een motor te koop gezet op marktplaats met de omschrijving “() Nieuw staat (betaald)”. “Zeer mooie goed onderhouden zwarte fireblade”
[appellant] heeft op de advertentie gereageerd en op 27 februari 2010 een proefrit met de motor gemaakt. Nadat ook [vriend appellant] een proefrit had gemaakt, heeft [appellant] die dag de motor, type Honda CBR 1000RR met kenteken [kenteken] en framenummer [framenummer] , van [geïntimeerde] gekocht. [appellant] heeft de koopsom van € 7.100,= contant betaald.
Na de koop is [appellant] naar Motor Service [plaats 1] gereden. Daar heeft een monteur na visuele inspectie van de motor op 27 februari 2010 meegedeeld dat de motor zichtbaar sporen van schadeherstel had. Op 11 maart 2010 heeft Motor Service [plaats 1] bij een algehele inspectie van de motor [appellant] geadviseerd er niet mee te rijden omdat dit levensgevaarlijk kan zijn vanwege onder meer spoorafwijking (wielen niet in lijn). Motor Service [plaats 1] heeft zijn bevindingen van deze inspectie neergelegd in een schriftelijke verklaring van 18 maart 2010 (productie 3 bij dagvaarding in eerste aanleg).
De motor is vervolgens op 7 mei geïnspecteerd door [Expertisebureau] Expertise (hierna: [Expertisebureau] ). Een expertiserapport van 7 mei 2010 van [Expertisebureau] (productie 4 bij dagvaarding in eerste aanleg) luidt (onder meer):
“Bij inspectie stelden wij vast dat beide wielen niet in lijn lopen gezien de sporen die op de voorband zichtbaar zijn. Bij nader onderzoek stelden wij diverse onvolkomenheden/defecten vast, zoals; gebroken hoofdframe, beschadigde radiateur, stuurdemper, kuipsteun. Tevens stelden wij vast dat de motor van een nieuwe laklaag is voorzien. (…) Gezien onze bevindingen zoals gebroken frame en defecte stuurdemper zijn wij van mening dat het niet verantwoord is dat deze motor aan het verkeer deelneemd.”
Bij brieven van 9 april 2010 en 15 juni 2010 aan [geïntimeerde] (productie 6 en 7 bij dagvaarding in eerste aanleg) heeft (de gemachtigde van) [appellant] meegedeeld dat [appellant] de koop ongedaan wilde maken en is [geïntimeerde] verzocht de motor terug te nemen en de koopsom terug te betalen.
Bij brief van 6 april 2012 (productie 8 bij dagvaarding in eerste aanleg) is [geïntimeerde] - onder toezending van een conceptdagvaarding - gesommeerd om de gebreken aan de motor te (doen) herstellen binnen 10 werkdagen, bij gebreke waarvan de koopovereenkomst werd vernietigd op basis van dwaling c.q. bedrog. [geïntimeerde] heeft aan deze sommatie niet voldaan.
3.2.
[appellant] vordert – kort samengevat – primair de koopovereenkomst te ontbinden wegens non-conformiteit, subsidiair deze te vernietigen wegens dwaling of bedrog, en om [geïntimeerde] te veroordelen tot terugbetaling van de koopsom en € 904,= aan buitengerechtelijke kosten. Meer subsidiair vordert [appellant] om [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van de kosten van herstel ten bedrage van € 5.122,08 en € 768,= aan buitengerechtelijke kosten. In alle gevallen vordert [appellant] om [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van € 267,75 aan kosten expert, € 662,11 aan kosten verzekeringspremie en € 120,= + € 8,= per maand vanaf datum dagvaarden aan motorrijtuigenbelasting en in de proceskosten.
3.3.
Bij het bestreden tussenvonnis heeft de kantonrechter het door [geïntimeerde] gevoerde verjaringsverweer verworpen en partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over zijn voorlopig oordeel dat er een deskundigenbericht nodig is om te achterhalen of er ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst sprake was van gebreken aan de motor die meebrengen dat rijden met de motor levensgevaarlijk is, zoals [appellant] stelt en [geïntimeerde] gemotiveerd betwist.
Bij het bestreden eindvonnis is de kantonrechter terug gekomen op zijn voorlopig oordeel. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [appellant] de feiten die hij aan zijn vorderingen ten grondslag heeft gelegd niet kan bewijzen. De vorderingen van [appellant] zijn afgewezen.
3.4.
[appellant] heeft zes grieven aangevoerd tegen het bestreden eindvonnis. Geen van de grieven betreft het tussenvonnis. In het hoger beroep van het tussenvonnis is [appellant] dan ook niet ontvankelijk.
Met de grieven bepleit [appellant] vernietiging van het eindvonnis en het alsnog toewijzen van zijn vorderingen. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.5.
[appellant] stelt zich – tegen de achtergrond van de geschetste feiten – op het standpunt dat de motor niet voldoet aan de overeenkomst, althans dat hij bij de koop heeft gedwaald, dan wel is bedrogen. Bij nader onderzoek is gebleken dat aan de motor diverse gebreken kleven, in het bijzonder de door [Expertisebureau] geconstateerde gebreken als gevolg waarvan de motor niet geschikt is om te rijden, terwijl [geïntimeerde] in de advertentie schreef dat de motor als nieuw was en aan [appellant] (en zijn vrienden) bij de koop desgevraagd meedeelde dat de motor geen schade had. Uit nader onderzoek is [appellant] gebleken dat [geïntimeerde] de 7e eigenaar van de motor was en dat de 4e eigenaar de motor in 2008, na een verkeersongeval waarbij de motor ernstig beschadigd was geraakt, heeft ingeruild. Verder is [appellant] gebleken dat [Motoren] Motoren te [plaats 2] in mei 2009 voor [geïntimeerde] een kleine servicebeurt aan de motor uitvoerde en op de nota (productie 5 bij dagvaarding in eerste aanleg) de opmerking plaatste “motor heeft schade gehad? kuipdelen rechts staan onder spanning”.
3.6.
[geïntimeerde] betwist dat de motor op de dag dat hij hem aan [appellant] verkocht en leverde de door [Expertisebureau] geconstateerde gebreken had, althans dat hij op de hoogte was dan wel had kunnen zijn van de beweerde scheurvorming in het frame. Hij heeft met [Motoren] contact gehad over de door [appellant] aangehaalde opmerking op de nota van mei 2009 en daaruit kwam een mogelijke verklaring voor het onder spanning staan van de kuipdelen, die hem geen aanleiding gaf tot nader onderzoek. [geïntimeerde] heeft zelf zonder problemen ongeveer 2500 km met de motor gereden. [appellant] en zijn vriend [vriend appellant] hebben op 27 februari 2010 een proefrit gemaakt en vonden de motor ook fijn rijden. Geen van hen heeft iets aan de motor opgemerkt. [appellant] heeft twee weken gebruik van de motor gemaakt voordat Motor Service [plaats 1] op 11 maart 2010 adviseerde er niet mee te rijden vanwege een spoorafwijking. De schade aan het frame kan mogelijk ook na aankoop veroorzaakt zijn door een wheely. [geïntimeerde] ontkent dat de motor op 27 februari 2010 niet geschikt was voor normaal gebruik als motor op de openbare weg en dat hij iets heeft verzwegen. Zo [appellant] al gedwaald heeft dient dat voor zijn rekening te blijven nu hij een tweede hands motor kocht en geen keuring heeft laten uitvoeren alvorens tot koop over te gaan, aldus nog steeds [geïntimeerde] .
3.7.
Het hof stelt vast dat [geïntimeerde] niet betwist dat [appellant] mocht verwachten dat de motor geschikt was voor gebruik op de openbare weg, noch dat de motor op het moment dat [Expertisebureau] die onderzocht de in het rapport van [Expertisebureau] vermelde gebreken had en daardoor ongeschikt was voor dat gebruik. Wat [geïntimeerde] gemotiveerd weerspreekt is dat de motor op het moment van koop en levering (27 februari 2010) deze door [Expertisebureau] geconstateerde gebreken vertoonde. Ook betwist [geïntimeerde] dat hij kennis had van de gebreken.
3.8.
In deze zaak komt het aan op de vraag of de motor op 27 februari 2010 de genoemde gebreken bezat die hem ongeschikt maakten voor gebruik op de weg. Op [appellant] rust de bewijslast van die door [geïntimeerde] betwiste stelling. Met de bewijsmiddelen die [appellant] in het geding heeft gebracht acht het hof dit bewijs voorshands geleverd.
Zo heeft de 4e eigenaar verklaard dat het frame van de motor in 2008 ernstig beschadigd is geraakt aan de kappen, het voorwiel, de voorvork en het frame. De motor is door die eigenaar in beschadigde staat ingeruild en kennelijk daarna weer in het verkeer gebracht. [geïntimeerde] acht het onaannemelijk dat de motor zonder behoorlijk herstel vervolgens nog ruim 3000 kilometer zonder ongelukken zou hebben kunnen rijden, maar dat de volgende eigenaar de schade aan het frame heeft hersteld is gesteld noch gebleken. Uit de brief van 18 maart 2010 van Motor Service [plaats 1] blijkt dat al op de dag van levering van de motor aan [appellant] zichtbare sporen van schadeherstel zijn geconstateerd. Daarmee staat niet vast dat de later geconstateerde gebreken al op datum levering aanwezig waren, maar die constatering correspondeert wel met de vraag (“motor heeft schade gehad ?”) die [Motoren] Motoren te [plaats 2] op de nota plaatste nadat hij de motor in mei 2009 voor [geïntimeerde] een servicebeurt had gegeven. Daarbij merkte [Motoren] Motoren toen ook op dat de kuipdelen onder spanning stonden, en die opmerking past bij het door Motorservice [plaats 1] op 18 maart 2010 en door [Expertisebureau] op 7 mei 2010 vastgestelde schadebeeld. Volgens verklaring van Motorservice [plaats 1] heeft de motor vanaf 11 maart 2010 bij haar gestald gestaan. Zo [appellant] de schade zelf zou hebben veroorzaakt (en slecht hersteld) zoals [geïntimeerde] aanvoert, dan zou dat hebben moeten gebeuren in de periode die ligt tussen 27 februari (datum levering) en 11 maart 2010. Dat acht het hof voorshands niet erg waarschijnlijk, maar bovenal doet dat niet af aan het feit dat Motor Service [plaats 1] op datum levering al constateerde dat er sprake was van (eerder) schadeherstel.
3.9.
[geïntimeerde] zal worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen het voorshands bewezen geachte feit dat de motor op 27 februari 2010 de door [Expertisebureau] geconstateerde gebreken bezat, welke de motor ongeschikt maken voor het deelname aan het verkeer.
Indien [geïntimeerde] in het opgedragen tegenbewijs slaagt, falen de grieven en zal het bestreden eindvonnis (onder verbetering van gronden) worden bekrachtigd.
Zo [geïntimeerde] er niet in slaagt het tegenbewijs te leveren, liggen de vorderingen van [appellant] in beginsel voor toewijzing gereed nu het enkele feit dat [geïntimeerde] zelf geen kennis had van de gebreken (zoals hij aanvoert) niet betekent dat de tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst niet aan hem kan worden toegerekend.
3.10.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De uitspraak

Het hof:
verklaart [appellant] niet ontvankelijk in het hoger beroep tegen het tussenvonnis van 12 december 2012;
laat [geïntimeerde] toe tot tegenbewijs tegen het voorshands bewezen geachte feit dat de motor op 27 februari 2010 de door [Expertisebureau] geconstateerde gebreken bezat, welke de motor ongeschikt maken voor het deelname aan het verkeer;
bepaalt, voor het geval [geïntimeerde] bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. J.C.J. van Craaikamp als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 25 november 2014 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van [geïntimeerde] tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.Th. Begheyn, S. Riemens en J.C.J. van Craaikamp en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 11 november 2014.