ECLI:NL:GHSHE:2014:4624

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 november 2014
Publicatiedatum
7 november 2014
Zaaknummer
20-002123-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van hennepteelt, diefstal van stroom en manipulatie van een elektriciteitsmeter met brandgevaar

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, voor het telen van hennep, diefstal van stroom en het manipuleren van een elektriciteitsmeter, wat leidde tot brandgevaar in de woning en omliggende panden. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De verdachte heeft in de periode van 28 maart 2012 tot en met 17 juni 2012 opzettelijk hennepplanten geteeld en stroom gestolen, waarbij hij de elektriciteitsmeter heeft gemanipuleerd, wat resulteerde in brandgevaar voor de inventaris van de woning en levensgevaar voor omwonenden. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Daarnaast zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een forensisch klinische behandeling en een ambulante behandeling. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze partij ook als verdachte wordt beschouwd in een ander onderzoek.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002123-13
Uitspraak : 6 november 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 17 juni 2013 in de strafzaak met parketnummer
12-715241-12 tegen:

[verdachte],

geboren te Vught [in 1983],
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is de verdachte ter zake van:
-
feit 1:opzettelijk telen van hennepplanten;
-
feit 2:diefstal van stroom;
-
feit 3, primair:opzettelijk beschadigen van een elektriciteitswerk en een stoornis in de gang of werking van een elektriciteitswerk veroorzaken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is;
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals die in het vonnis staan vermeld.
Tevens heeft de rechtbank de benadeelde partij [naam benadeelde partij] niet-ontvankelijk
verklaard in haar vordering.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en het volgen van een klinische en ambulante behandeling (één en ander zoals in het reclasseringsrapport van 22 september 2014 is vermeld), en een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de ten laste gelegde feiten, maar heeft alleen een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 23 december 2011 tot en met 17 juni 2012 te Terneuzen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [naam straat]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer enkele honderden, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 december 2011 tot en met 17 juni 2012 te Terneuzen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) hoeveelhe(i)d(en) stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam energieleverancier], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij in of omstreeks de periode van 23 december 2011 tot en met 17 juni 2012 in de gemeente Terneuzen, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen opzettelijk een elektriciteitswerk, te weten een zogenaamde elektriciteitsmeter, voor de stroomvoorziening in de woning gelegen aan de [naam straat] heeft vernield en/of beschadigd en/of een stoornis in de gang en/of in de werking van die elektriciteitsmeter en/of voor de stroomvoorziening heeft veroorzaakt, en/of (een) ten opzichte van die zogenaamde elektriciteitsmeter en/of die stroomvoorziening genomen veiligheidsmaatregel(en) heeft verijdeld, door toen opzettelijk de elektriciteit buiten de elektriciteitsmeter om te leiden en/of de hoofdbeveiliging te verzwaren, waardoor brand is ontstaan in die woning, zodanig dat daardoor gemeen gevaar voor (de inventaris van) die woning en/of belendende woningen is ontstaan en/of levensgevaar voor één of meer in die woning en/of in die belendende woningen aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 23 december 2011 tot en met 17 juni 2012 in de gemeente Terneuzen, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen zich aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat een elektriciteitswerk, gelegen in de woning aan de [naam straat] te Terneuzen is vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, waardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemene nutte en/of gemeen gevaar voor goederen is ontstaan, doordat hij de stroom had doorgelust onder de meter door, waardoor kortsluiting en/of overbelasting is ontstaan in de elektrische installatie, tengevolge waarvan brand is ontstaan in die woning;
meer subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 23 december 2011 tot en met 17 juni 2012 in de gemeente Terneuzen, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld en/of nagelaten doordat hij de stroom had doorgelust onder de meter door, waardoor kortsluiting en/of overbelasting is ontstaan in de elektrische installatie, tengevolge waarvan brand is ontstaan in de elektrische installatie, ten gevolge waarvan het (mede) aan zijn schuld te wijten is dat de (gehele) woning is uitgebrand/afgebrand, althans verder is uitgebrand/afgebrand en/of er gemeen gevaar voor goederen is ontstaan te weten voor de woning van [B] en de woningen van de naburige bewoners en levensgevaar voor een ander of anderen, te weten de bewoners van die naburige woningen, te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Partiële vrijspraak medeplegen feiten 1, 2 en 3
Het dossier biedt naar het oordeel van het hof onvoldoende aanknopingspunten om ten aanzien van de ten laste gelegde feiten te kunnen vaststellen dat verdachte deze feiten samen met één of meer andere personen heeft gepleegd. Gelet hierop zal verdachte worden vrijgesproken van het telkens onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde medeplegen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 28 maart 2012 tot en met 17 juni 2012 te Terneuzen opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de [naam straat]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer enkele honderden hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 28 maart 2012 tot en met 17 juni 2012 te Terneuzen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, toebehorende aan [naam energieleverancier];
3. primair
hij in de periode van 28 maart 2012 tot en met 17 juni 2012 in de gemeente Terneuzen opzettelijk een stoornis in de gang en/of in de werking van een elektriciteitswerk, te weten een zogenaamde elektriciteitsmeter, voor de stroomvoorziening in de woning gelegen aan de [naam straat] heeft veroorzaakt en/of (een) ten opzichte van die zogenaamde elektriciteitsmeter genomen veiligheidsmaatregel(en) heeft verijdeld, door toen opzettelijk de elektriciteit buiten de elektriciteitsmeter om te leiden, waardoor brand is ontstaan in die woning, zodanig dat daardoor gemeen gevaar voor (de inventaris van) die woning en belendende woningen is ontstaan en levensgevaar voor één of meer in die belendende woningen aanwezige personen te duchten was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
1.
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
Diefstal;
3.
Opzettelijk beschadigen van een elektriciteitswerk en/of een stoornis in de gang of werking van een elektriciteitswerk veroorzaken en een ten opzichte van een elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel verijdelen, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander of anderen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De verdediging heeft naar voren gebracht dat zij zich kan vinden in oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf, met de daaraan te verbinden bijzondere voorwaarden.
Wat betreft de door de advocaat-generaal gevorderde taakstraf heeft de verdediging bepleit dat deze drastisch zal worden gematigd, aangezien verdachte bij oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde bijzondere voorwaarden een zwaar behandeltraject van niet geringe duur zal moeten volgen. De verdediging heeft verzocht om daarom te volstaan met oplegging van een taakstraf voor de duur van 100 uren, althans een taakstraf op te leggen voor het aantal uren dat het hof nodig acht.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van bijna drie maanden enkele honderden hennepplanten geteeld in een woning en ten behoeve van die hennepteelt een hoeveelheid stroom weggenomen. Om die stroom op illegale wijze af te nemen heeft verdachte de elektriciteitsmeter gemanipuleerd, waardoor brand is ontstaan in het pand, terwijl daarvoor gevaar voor goederen in dat pand en in naastgelegen panden en levensgevaar voor personen in de naastgelegen panden te duchten was.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • het gegeven dat het onder 1 bewezen verklaarde handelen van verdachte in relatie staat met de handel in softdrugs, welke handel (vaak) maatschappelijk onwenselijke effecten tot gevolg heeft;
  • de omstandigheid dat met het onder 2 bewezen verklaarde schade aan de energieleverancier is toegebracht;
  • de mate waarin het onder 3 bewezen verklaarde schade teweeg heeft gebracht, te weten de volledige sloop van het pand als gevolg van de ontstane brand;
  • de mate waarin het onder 3 bewezen verklaarde heeft geleid tot gevaar voor de omwonenden van het pand, die als gevolg van de brand midden in de nacht moesten worden geëvacueerd uit hun woningen;
  • de omstandigheid dat verdachte slechts heeft gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d.
  • de inhoud van het reclasseringsadvies van Novadic Kentron d.d. 22 september 2014;
  • de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof is van oordeel dat de ernst van de feiten op zich genomen oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van niet geringe duur rechtvaardigt, zoals de rechtbank ook heeft geoordeeld.
Ter terechtzitting in hoger beroep is uitgebreid stilgestaan bij de persoon van de verdachte. Gebleken is dat bij de verdachte sprake is van een forse persoonlijke problematiek en samenhangend daarmee van een reeds jarenlange afhankelijkheid van diverse middelen. Verdachte heeft in het kader van de schorsingsvoorwaarden een ambulante behandeling gevolgd en gebleken is dat deze thans zijn vruchten lijkt af te werpen, hoewel er nog steeds wel zorgen blijven bestaan over verdachte.
Op de terechtzitting van 5 augustus 2014 heeft A. Knipping, reclasseringswerker bij Novadic Kentron, één en ander toegelicht en geadviseerd tot een korte klinische opname. Vervolgens is de zaak aangehouden teneinde een indicatiestelling te verkrijgen en de reclassering nader te laten rapporteren over de mogelijkheden en de duur van een eventuele klinische opname alsmede over de behandelingen die verdachte klinisch dan wel ambulant zou moeten ondergaan en welke doelstellingen die behandelingen zouden moeten hebben.
Uit het reclasseringsrapport van 22 september 2014 is naar voren gekomen dat verdachte op tal van terreinen nog steeds hulp en behandeling behoeft, welke voor het welslagen van de behandeling in een klinische setting zou dienen plaats te vinden. Vanaf 6 november 2014 (heden), indien het arrest onherroepelijk is geworden, zou verdachte klinisch kunnen worden opgenomen voor het ondergaan van een forensisch klinische behandeling, met een verwachte duur van 3 tot 6 maanden, met aansluitend een ambulant traject van tenminste 12 maanden en ten hoogste 18 maanden.
Ter terechtzitting in hoger beroep op 23 oktober 2014 heeft eerdergenoemde Knipping toegelicht dat, na overleg met de hoofd behandelaar, de forensisch klinische behandeling bij nader inzien maximaal 9 maanden zou moeten duren, zodat de behandelaars bij eventuele tegenslagen tijdens de behandeling meer tijd hebben om verdachte te kunnen behandelen.
De verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep bereid en gemotiveerd verklaard om een behandeltraject te ondergaan zoals de reclassering voorstelt in het advies van 22 september 2014.
Hoewel het hof oog heeft voor de ernst van de feiten, acht het hof het thans van groot belang dat het ingezette behandeltraject van verdachte niet wordt doorkruist door het opleggen en aldus voorafgaand aan de klinische behandeling moeten ondergaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van niet geringe duur.
Al het voorgaande in aanmerking genomen, acht het hof in het onderhavige geval oplegging van een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met een proeftijd van drie jaren passend en geboden. Het hof komt hiermee tot een hogere straf dan de rechtbank heeft opgelegd en de straf die door de advocaat-generaal is gevorderd, omdat in die straf de ernst van de bewezen verklaarde feiten onvoldoende tot uitdrukking komt.
Nu het hof geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte zal opleggen maar in plaats daarvan een taakstraf, is het hof anders dan de raadsvrouwe van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten niet kan worden volstaan met een taakstraf van kortere duur dan de maximale duur van 240 uren.
Met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof zal, zoals ook door de reclassering is geadviseerd, aan de voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden verbinden dat verdachte een forensisch klinische behandeling zal moeten ondergaan en aansluitend daarop een ambulant traject zal volgen, één en ander zoals hierna in de beslissing is vermeld.
Om te bewerkstelligen dat verdachte meteen na het onherroepelijk worden van dit arrest zou kunnen aanvangen met zijn forensisch klinische behandeling, heeft het hof overwogen de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te bevelen. Het hof is echter niet gebleken dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zodat niet wordt voldaan aan de hiervoor geldende wettelijke vereisten. Gelet daarop kan het hof niet de dadelijke uitvoerbaarheid bevelen van de op te leggen bijzondere voorwaarden.
Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 309.950,40.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering, alsmede een nadere vordering van de sloop- en opruimingskosten van € 5.641,15.
De vordering is ter terechtzitting in hoger beroep op 5 augustus 2014 toegelicht door de advocaat van de benadeelde partij, onder verwijzing naar een brief van haar kantoorgenoot [naam advocaat], van 1 november 2014, bij welke toelichting zij ter terechtzitting op 23 oktober 2014 heeft gepersisteerd.
Daarbij is subsidiair verzocht de geleden schade te schatten, meer subsidiair is verzocht enkel de gevorderde sloop- en opruimkosten toe te wijzen, en uiterst subsidiair is verzocht een bedrag aan schadevergoeding toe te wijzen dat het hof rechtens juist acht.
De verdediging heeft de vordering inhoudelijk betwist.
Het hof overweegt het volgende.
Het hof stelt voorop dat een vordering in hoger beroep niet kan worden verhoogd, zodat de benadeelde partij in zoverre in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is voorts gebleken dat [naam benadeelde partij] door het openbaar ministerie als (mede)verdachte wordt beschouwd en als zodanig wordt vervolgd voor zijn beweerdelijk aandeel in de onderhavige zaak en bovendien dat in die zaak nog onderzoek plaatsvindt door de rechter-commissaris.
Voorts heeft de raadsvrouwe van verdachte de vaststelling van de omvang van de schade betwist en te kennen gegeven dat zij in een civiele procedure ten aanzien van die vaststelling een deskundigenonderzoek zal verzoeken. Voor een dergelijk onderzoek is in een strafprocedure echter geen plaats.
Gelet op al het voorgaande is het hof van oordeel dat een beoordeling van de vordering van de benadeelde partij – ook in haar subsidiaire, meer subsidiaire en uiterst subsidiaire vorm – een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 63, 161bis en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

- dat verdachte zich binnen drie keer 24 uur na het onherroepelijk worden van dit arrest zal melden bij FPA 'Coornhert', onderdeel van Reinier van Arkelgroep te
's-Hertogenbosch, teneinde een forensisch klinische behandeling te ondergaan voor de duur van 3 maanden tot 9 maanden, zolang de behandelaars en de reclassering dit nodig achten;
- dat verdachte aansluitend aan de forensisch klinische behandeling een ambulante behandeling zal ondergaan voor de duur van tenminste 12 maanden en uiterlijk 18 maanden bij de Forensische Psychiatrische Kliniek de Omslag te 's-Hertogenbosch, zolang de behandelaars en de reclassering dit nodig achten.
Geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij]

Verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde partij] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. R.R. Everaars-Katerberg, voorzitter,
mr. K. van der Meijde en mr. M.I.A. Schlaghecke-Bouman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Biljard, griffier,
en op 6 november 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.I.A. Schlaghecke-Bouman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.