ECLI:NL:GHSHE:2014:4592

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 november 2014
Publicatiedatum
4 november 2014
Zaaknummer
HD 200.140.088_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex artikel 234 Rv. Proceskostenveroordeling alsnog uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Belangenafweging.

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 november 2014, betreft het een incident ex artikel 234 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in een hoger beroep tussen SKS Netherlands B.V. en een geïntimeerde partij. SKS, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Erkel, had in eerste aanleg een proceskostenveroordeling gekregen, maar deze was niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.J.M. van de Voort, verzocht het hof om deze proceskostenveroordeling alsnog uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, omdat hij vreesde dat hij zijn kosten niet zou kunnen verhalen op SKS, die in financiële problemen zou verkeren.

Het hof beoordeelt de belangen van beide partijen. SKS betwist de financiële problemen en stelt dat de onderbouwing van de vordering van de geïntimeerde niet voldoende is. Het hof oordeelt dat de belangen van de geïntimeerde zwaarder wegen, omdat hij recht heeft op de proceskostenveroordeling en er geen concrete onderbouwing is voor het verhaalsrisico dat SKS stelt. Het hof wijst de vordering van de geïntimeerde toe en verklaart de proceskostenveroordeling alsnog uitvoerbaar bij voorraad.

De kosten van het incident worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De hoofdzaak wordt verwezen naar de rol voor beraad op 18 november 2014, waarbij verdere beslissingen worden aangehouden. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 november 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.140.088/01
arrest van 4 november 2014
gewezen in het incident ex artikel 234 Rv in de zaak van
SKS Netherlands B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
hierna aan te duiden als: SKS,
advocaat: mr. S. Erkel te Enschede,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
hierna aan te duiden als: [geïntimeerde],
advocaat: mr. D.J.M. van de Voort te Deurne,
op het bij exploot van dagvaarding van 28 november 2013, zoals dat is hersteld bij exploot van 24 december 2013, ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch gewezen vonnis van 28 augustus 2013 tussen SKS als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak/rolnr. C/01/255460/HA ZA 12-988)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het tussenvonnis van 10 april 2013.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het herstelexploot van 24 december 2013;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord tevens houdende incidentele vordering strekkende tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis in eerste aanleg ex artikel 234 Rv met producties van [geïntimeerde];
- de memorie van antwoord in het incident ex artikel 234 Rv van SKS;
- akte inhoudende bezwaar tegen gefourneerde procesdossier van [geïntimeerde].
Partijen hebben arrest gevraagd in het incident.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
In het bestreden vonnis zijn de vorderingen van SKS afgewezen en is SKS in de proceskosten veroordeeld, aan de zijde van [geïntimeerde] tot de dag van de uitspraak begroot op € 6.596,--. Deze proceskostenveroordeling is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [geïntimeerde] had dit niet gevorderd.
3.2.
De vordering in het incident strekt ertoe dat de proceskostenveroordeling op de voet van het bepaalde in artikel 234 Rv alsnog uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. [geïntimeerde] stelt daartoe dat hij deze proceskosten al heeft moeten maken en dat hij het risico loopt dat er niets meer is te verhalen op SKS indien hij deze niet zo spoedig mogelijk kan incasseren omdat hij heeft vernomen dat SKS in financiële problemen verkeert. Een poging om de proceskosten verhaald te krijgen op SKS door bankbeslag is volgens [geïntimeerde] mislukt.
3.3.
SKS betwist dat zij in financiële problemen verkeert, terwijl haar van een (mislukt) bankbeslag door [geïntimeerde] niets is gebleken. Volgens SKS schendt [geïntimeerde] met de onderbouwing van zijn vordering de waarheidsplicht van artikel 21 Rv, is deze onderbouwing dermate vaag en algemeen dat [geïntimeerde] niet aan zijn stelplicht heeft voldaan en blijft onbegrijpelijk welk belang [geïntimeerde] heeft bij zijn vordering. Voor zover [geïntimeerde] een belang heeft bij zijn vordering, is dat in de visie van SKS beperkt omdat tussen de uitspraak in dit incident en de einduitspraak in de hoofdzaak weinig tijd zal zijn gelegen. SKS daarentegen heeft een werkelijk en wezenlijk belang te voorkomen dat de situatie ontstaat dat zij straks over een titel jegens [geïntimeerde] beschikt, maar met een verhaalsrisico wordt geconfronteerd. Volgens SKS doet dat grotere dan normale risico zich hier voor omdat [geïntimeerde]:
- blijkens de onderbouwing van zijn incidentele vordering de waarheid niet nauw neemt,
- blijkens zijn optreden in eerste aanleg vaardig is in het ontlopen van de vaststelling van aansprakelijkheid, en
- blijkens de omvang van zijn memorie van antwoord tot het uiterste gaat om betalingsverplichtingen buiten de deur te houden.
3.4.
Het hof stelt voorop dat de incidentele vordering betrekking heeft op de veroordeling van SKS tot betaling aan [geïntimeerde] van een bedrag van € 6.596,--. Een zodanige veroordeling kan in beginsel uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
3.5.
Bij de beoordeling van een vordering op de voet van artikel 234 Rv moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van degene die de veroordeling verkreeg zwaarder weegt dan het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand totdat op het rechtsmiddel is beslist. De kans van slagen van het rechtsmiddel dient daarbij in de regel buiten beschouwing te blijven.
3.6.
Op grond van het vonnis is voor het hof uitgangspunt dat [geïntimeerde] recht heeft op betaling van de in dat vonnis gegeven proceskostenveroordeling. Aangezien het de veroordeling tot betaling van een geldsom betreft, mag verder worden verondersteld dat [geïntimeerde] het vereiste belang heeft bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Aan de stelling van [geïntimeerde] dat hij belang heeft bij een spoedige incasso van zijn vordering omdat SKS in financiële problemen verkeert, gaat het hof voorbij omdat deze – niet, althans onvoldoende, onderbouwde – stelling door SKS wordt betwist.
Aan het belang van [geïntimeerde] doet niet af het verweer van SKS dat [geïntimeerde] slechts een beperkt belang heeft omdat tussen de uitspraak in dit incident en de einduitspraak in de hoofdzaak weinig tijd zal zijn gelegen. Het hof onderschrijft dit namelijk niet zonder meer omdat de duur van een procedure in hoger beroep – door bijvoorbeeld de mogelijkheid van bewijslevering – onzeker is, terwijl in het onderhavige geval bovendien geldt dat dit incident zich niet leent voor het geven van een prognose over de duur van het vervolg van deze procedure.
3.7.
Tegenover het belang van [geïntimeerde] stelt SKS dat zij belang heeft te voorkomen dat zij met een verhaalsrisico wordt geconfronteerd dat groter is dan normaal. SKS onderbouwt deze stelling enkel met een verwijzing naar de processuele opstelling van [geïntimeerde]. SKS laat na het gestelde verhaalsrisico te concretiseren aan de hand van de financiële positie van [geïntimeerde]. Dat er sprake is van enig verhaalsrisico staat daarom niet vast.
3.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het gestelde belang van [geïntimeerde] bij de gevorderde uitvoerbaarverklaring zwaarder weegt dan het gestelde belang van SKS bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist. Het hof zal de vordering dan ook toewijzen. Omdat [geïntimeerde] in eerste aanleg heeft nagelaten uitvoerbaarverklaring van de proceskostenveroordeling te vorderen, zullen de kosten van dit incident op na te melden wijze worden gecompenseerd.
In de hoofdzaak
3.9.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor beraad. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
verklaart het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 28 augustus 2013 alsnog uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het incident aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 18 november 2014 voor beraad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en M.G.W.M. Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 november 2014.