ECLI:NL:GHSHE:2014:4561

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 november 2014
Publicatiedatum
4 november 2014
Zaaknummer
HD 200.142.310_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door foutieve aansluiting elektriciteitsmeter in huurcontract

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van [Bedrijf Assurantiën B.V.] tegen [Vastgoed bedrijf B.V.] over teveel betaalde energiekosten. De zaak is ontstaan uit een huurovereenkomst die in 1981 werd aangegaan, waarbij [Bedrijf Assurantiën B.V.] een kantoorruimte huurde van [Vastgoed bedrijf B.V.]. In 2010 werden de elektriciteitsmeters gescheiden, maar de meter op naam van [Bedrijf Assurantiën B.V.] registreerde ook het verbruik van gemeenschappelijke ruimtes. [Bedrijf Assurantiën B.V.] vorderde in eerste aanleg betaling van € 21.382,38 aan teveel betaalde energiekosten, maar de kantonrechter wees deze vordering af, omdat [Vastgoed bedrijf B.V.] niet onrechtmatig had gehandeld.

In hoger beroep voerde [Bedrijf Assurantiën B.V.] vier grieven aan, waarbij zij stelde dat de huurder erop mag vertrouwen dat de energiemeter correct is aangesloten. Het hof oordeelde dat [Vastgoed bedrijf B.V.] niet onrechtmatig had gehandeld, omdat de verantwoordelijkheid voor de aansluiting van de meters bij [Bedrijf Assurantiën B.V.] lag. Het hof bevestigde dat de huurder van een bedrijfsruimte ook de kosten voor gemeenschappelijke ruimtes kan dragen, en dat er geen bewijs was dat [Vastgoed bedrijf B.V.] op de hoogte was van de foutieve aansluiting.

Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde [Bedrijf Assurantiën B.V.] in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders en verhuurders in het kader van energiekosten en de aansluiting van meters.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.142.310/01
arrest van 4 november 2014
in de zaak van
[Bedrijf Assurantiën B.V.],
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
hierna aan te duiden als [Bedrijf Assurantiën B.V.],
advocaat: mr. R.A.C.J. van Kessel,
tegen
[Vastgoed bedrijf B.V.],
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [Vastgoed bedrijf B.V.],
advocaat: mr. M.C. Mulder,
op het bij exploot van dagvaarding van 14 februari 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 19 december 2013, gewezen tussen [Bedrijf Assurantiën B.V.] als eiseres en [Vastgoed bedrijf B.V.] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnr. 893553/13-4867)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord.
Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. [Bedrijf Assurantiën B.V.] heeft op grond van een mondeling huurovereenkomst vanaf 1981 een kantoorruimte gehuurd van de toenmalige eigenaar, thans [Vastgoed bedrijf B.V.], gelegen aan [het adres] te [plaats]. Vanaf 1992 is het appartement gelegen aan [het adres] te [plaats] op grond van een mondelinge huurovereenkomst aan het gehuurde toegevoegd (beide appartementen hierna: het gehuurde).
b. Het gehuurde is toegankelijk via een gemeenschappelijke ingang die naar het door [Bedrijf Assurantiën B.V.] gehuurde leidt en naar drie andere appartementen. Voorts is er in het pand onder meer een lift, een trappenhuis en een meterkast/CV-ruimte.
c. In het gehuurde bevonden zich twee elektriciteitsmeters met EAN-codenummers [1] en [2], waarvan één meter betrekking had op de gemeenschappelijke lift en trappenhuis.
d. In 2010 zijn voornoemde meters gescheiden, waarna het elektra voor het trappenhuis en de lift op de meter van [Vastgoed bedrijf B.V.] (EAN-code [2]) is aangesloten. De meter met EAN-code [1] is toen op naam van [Bedrijf Assurantiën B.V.] gezet.
e. De huurovereenkomst is per 1 juni 2012 geëindigd.
3.2.1.
In de onderhavige procedure vordert [Bedrijf Assurantiën B.V.], uitvoerbaar bij voorraad, [Vastgoed bedrijf B.V.] te veroordelen tot betaling van € 21.382,38 aan hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf april 1990 tot en met de dag van algehele voldoening en € 1.788,00 aan buitengerechtelijk kosten en voorts in de kosten van de procedure.
3.2.2.
Aan deze vordering heeft [Bedrijf Assurantiën B.V.], kort samengevat, in conventie het volgende ten grondslag gelegd.
Zij stelt dat zij over de periode 1990 tot en met april 2010 € 21.382,38 teveel aan elektra heeft betaald omdat de meters in het gehuurde foutief waren verbonden aan de verschillende ruimten in het pand. Als gevolg hiervan heeft zij tot april 2010 niet alleen elektra voor het gehuurde betaald, maar ook voor de gemeenschappelijke delen van het pand. Hierdoor heeft [Vastgoed bedrijf B.V.] onrechtmatig jegens haar gehandeld en is [Vastgoed bedrijf B.V.] aansprakelijk voor de door haar aldus geleden schade. [Vastgoed bedrijf B.V.] heeft nagelaten ervoor zorg te dragen dat de energiemeters in het gehuurde correct waren aangesloten en (slechts) het verbruik weergaven van het gehuurde. [Bedrijf Assurantiën B.V.] mocht erop vertrouwen dat zij slechts het elektraverbruik voor het gehuurde hoefde te betalen en niet voor gemeenschappelijke ruimten.
3.2.3.
[Vastgoed bedrijf B.V.] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Tevens heeft zij in reconventie gevorderd [Bedrijf Assurantiën B.V.] te veroordelen om aan haar de werkelijk gemaakte proceskosten alsmede de buitengerechtelijke kosten ad € 181,50 te betalen. Zij heeft hieraan ten grondslag gelegd dat [Bedrijf Assurantiën B.V.] door misbruik te maken van het procesrecht (te weten door de procedure nogmaals onnodig aanhangig te maken, terwijl de kantonrechter in het vonnis van 14 november 2012 al over de zaak heeft geoordeeld, zij het op een andere grondslag), onrechtmatig heeft gehandeld jegens [Vastgoed bedrijf B.V.], als gevolg waarvan [Vastgoed bedrijf B.V.] schade heeft geleden.
3.3.
In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter in reconventie geoordeeld dat de stellingen van [Vastgoed bedrijf B.V.] dat [Bedrijf Assurantiën B.V.] niet in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter van 14 november 2012 en dat zij in deze procedure dezelfde feiten aan de vordering ten grondslag heeft gelegd, onvoldoende zijn om misbruik van procesrecht aan te nemen. [Bedrijf Assurantiën B.V.] is vervolgens in haar vordering ontvangen.
De kantonrechter heeft in conventie, in r.o. 4.3 van het bestreden vonnis, overwogen dat, nu vaststaat dat in de periode van 1990 tot april 2010 beide elektriciteitsmeters op naam van [Bedrijf Assurantiën B.V.] stonden, vastgesteld moet worden dat op [Vastgoed bedrijf B.V.] in beginsel geen plicht rustte om (periodiek) met [Bedrijf Assurantiën B.V.] af te rekenen. Volgens de kantonrechter rustte op [Vastgoed bedrijf B.V.] evenmin de verplichting om zich van het verbruik en de kosten van het verbruik te vergewissen.
Verder heeft de kantonrechter het betoog van [Bedrijf Assurantiën B.V.] dat sprake is van een onrechtmatige daad beoordeeld in het kader van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betamelijk is, nu [Bedrijf Assurantiën B.V.] niet, althans onvoldoende, heeft onderbouwd op welk recht [Vastgoed bedrijf B.V.] inbreuk heeft gemaakt of met welke wettelijke plicht het gestelde doen of nalaten van [Vastgoed bedrijf B.V.] in strijd is.
Aan de hand hiervan heeft de kantonrechter - kort gezegd - in r.o. 4.6 geoordeeld dat niet kan worden gezegd dat sprake is van een doen of nalaten van [Vastgoed bedrijf B.V.] dat in strijd is met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, nu [Vastgoed bedrijf B.V.] voor 2010 niet wist of behoorde te weten dat de energiemeters nog op andere ruimten waren aangesloten.
De kantonrechter heeft de vordering in conventie afgewezen en [Bedrijf Assurantiën B.V.] in de proceskosten veroordeeld. In reconventie heeft de kantonrechter de vordering van [Vastgoed bedrijf B.V.] om [Bedrijf Assurantiën B.V.] te veroordelen in de door haar werkelijk gemaakte proceskosten afgewezen, omdat een dergelijke vergoeding reeds besloten ligt in de in conventie toegekende proceskostenvergoeding.
3.4.
[Bedrijf Assurantiën B.V.] heeft in hoger beroep vier grieven aangevoerd. [Bedrijf Assurantiën B.V.] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen.
3.5.
In grief 1 stelt [Bedrijf Assurantiën B.V.] - kort gezegd - dat een huurder op wiens naam de energiemeter staat, ervan uit mag gaan dat de energiemeter op een juiste manier is aangesloten en dat daarbij alléén het gebruik van de huurder zelf wordt gemeten en niet van de overige ruimten.
Het oordeel van de kantonrechter dat niet gezegd kan worden dat sprake is van een doen of nalaten van [Vastgoed bedrijf B.V.] dat in strijd is met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betamelijk is, acht [Bedrijf Assurantiën B.V.] onjuist (grief 2). [Bedrijf Assurantiën B.V.] stelt dat [Vastgoed bedrijf B.V.] wist dan wel behoorde te weten dat [Bedrijf Assurantiën B.V.] de rekening van de elektriciteit van de gemeenschappelijke ruimten betaalde, aangezien [Vastgoed bedrijf B.V.] voor 2010 immers geen elektriciteitnota’s ontving dan wel betaalde. Volgens [Bedrijf Assurantiën B.V.] komt het voor rekening en risico van [Vastgoed bedrijf B.V.] als verhuurder, dat de meters bij aanvang van de huurovereenkomst foutief waren aangesloten.
Grief 3 is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat hij het van belang heeft geacht, dat [Bedrijf Assurantiën B.V.] niet zou hebben aangetoond dat tussen haar en [Vastgoed bedrijf B.V.] zou zijn afgesproken dat [Bedrijf Assurantiën B.V.] de kosten van de gemeenschappelijke ruimten als huurder niet zelf zou dragen. [Bedrijf Assurantiën B.V.] stelt dat het aan [Vastgoed bedrijf B.V.] is om dit te bewijzen, aangezien het niet gebruikelijk is dat een huurder de elektriciteitskosten van de gemeenschappelijke ruimten zou moeten betalen.
Grief 4 betreft een bezemgrief.
[Vastgoed bedrijf B.V.] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.6.
Met de grieven heeft [Bedrijf Assurantiën B.V.] het geschil in conventie in volle omvang aan het hof voorgelegd. Het hof zal de grieven gezamenlijk behandelen en overweegt als volgt.
De kern van het geschil betreft de vraag of [Vastgoed bedrijf B.V.] als verhuurder onrechtmatig heeft gehandeld jegens [Bedrijf Assurantiën B.V.], nu achteraf is gebleken dat de elektriciteitsmeters zo waren aangesloten, dat op de elektriciteitsmeters ten name van [Bedrijf Assurantiën B.V.] tevens het elektriciteitsverbruik van de gemeenschappelijke ruimten geregistreerd werd, ten gevolge waarvan [Bedrijf Assurantiën B.V.] circa 20 jaar de afgenomen energie voor die ruimten heeft betaald.
De kantonrechter heeft het betoog van [Bedrijf Assurantiën B.V.] dat sprake is van een onrechtmatige daad beoordeeld in het kader van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt (artikel 6:162 lid 2 BW). Het hof zal ook op deze grondslag toetsen.
3.7.
Vast staat dat [Bedrijf Assurantiën B.V.] energiecontracten ten behoeve van het gehuurde rechtstreeks met de energiemaatschappij heeft gesloten en zij de nota’s aan de energiemaatschappij heeft voldaan. [Vastgoed bedrijf B.V.] was hierbij geen partij.
Dat de elektriciteitsmeters, naar achteraf blijkt, door de energiemaatschappij anders aangesloten zijn geweest dan [Bedrijf Assurantiën B.V.] thans wenselijk acht, kan, behoudens wellicht bijzondere omstandigheden, niet zonder meer aan [Vastgoed bedrijf B.V.] worden tegengeworpen.
Daartoe neemt het hof in aanmerking dat, anders dan geldt voor huur van woonruimte (artikelen 7:258 en 7:259 BW) de huurder van een bedrijfsruimte op zich kan nemen de kosten van de gemeenschappelijk ruimte te dragen, zoals [Bedrijf Assurantiën B.V.] in het verleden deed. De wetenschap bij [Vastgoed bedrijf B.V.] dat zij niet betaalde voor de elektra van de gemeenschappelijke ruimtes brengt derhalve nog niet met zich mee dat [Vastgoed bedrijf B.V.] wist dat die kosten integraal door [Bedrijf Assurantiën B.V.] werden gedragen. Ook was denkbaar dat die kosten werden gedragen door een andere bewoner van het complex of werden verdeeld over de bewoners. In dit licht wordt ook verworpen de stelling van [Bedrijf Assurantiën B.V.] dat de foutieve aansluiting (bedoeld is een andere aansluiting dan [Bedrijf Assurantiën B.V.] achteraf had verwacht; dat er sprake is van een fout kan het hof niet vaststellen) voor rekening en risico van [Vastgoed bedrijf B.V.] komt en niet voor [Bedrijf Assurantiën B.V.]. Bovendien, de enkele omstandigheid dat een bepaald feit voor rekening en risico van iemand komt, wil nog niet zeggen dat diegene onrechtmatig handelt.
De vraag hier is of [Vastgoed bedrijf B.V.] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [Bedrijf Assurantiën B.V.] door haar die kosten te laten dragen, althans die kosten heeft laten dragen onder omstandigheden die als onrechtmatig jegens [Bedrijf Assurantiën B.V.] zijn aan te merken.
Het hof is van oordeel dat dit niet het geval is. [Vastgoed bedrijf B.V.] heeft gemotiveerd weersproken dat zij op de hoogte was van de feitelijke aansluiting van de meters en dat zij de meters heeft aangesloten, althans heeft laten aansluiten, zoals gebeurd. Feiten en omstandigheden die meebrengen dat [Vastgoed bedrijf B.V.] op de hoogte was van een andere, niet evenredige draagplichtverdeling over de huurders (dan in het huur woonruimte gebruikelijk), zijn niet gesteld of gebleken. [Bedrijf Assurantiën B.V.] suggereert weliswaar (in de toelichting op grief 2) dat [Vastgoed bedrijf B.V.] ‘wat kan aanrotzooien’ en zich van de domme kan houden, maar dat daarvan sprake was wordt niet onderbouwd, zodat het hof daaraan voorbij gaat.
Wellicht dat [Vastgoed bedrijf B.V.] van de betreffende aansluiting als verhuurder op de hoogte kon of behoorde te zijn, maar dit brengt niet zonder meer met zich dat zij onrechtmatig heeft gehandeld jegens [Bedrijf Assurantiën B.V.], reeds omdat een andere draagplichtverdeling rechtens niet verboden is. De enkele omstandigheid dat [Vastgoed bedrijf B.V.] iets kon of behoorde te weten leidt nog niet tot de conclusie dat zij niet de zorgvuldigheid heeft betracht die in het maatschappelijk verkeer geldt. Voor het aannemen van een geschonden informatieplicht is meer vereist. Dat meerdere wordt niet gesteld en is ook niet kunnen blijken.
Van een huurder mag bovendien ook zorgvuldigheid en verantwoordelijkheid worden verwacht ter zake van de elektrameters in het door haar gehuurde en ten aanzien van de door haar aangegane energiecontracten. Het gaat immers om haar eigen belang. In feite probeert [Bedrijf Assurantiën B.V.] haar eigen onwetendheid af te wentelen op [Vastgoed bedrijf B.V.] (die ook onwetend was), hoewel ter zake de onderzoeksplicht op haar ([Bedrijf Assurantiën B.V.]) rust als contractspartij van de energiemaatschappij, als gebruiker van de meters en degene die betaalt voor de energie. De omstandigheid dat [Bedrijf Assurantiën B.V.] huurder was, maakt dit niet anders. Het hof kan in de gegeven omstandigheden geen onderzoeksplicht voor de verhuurder aannemen.
Het hof is derhalve met de kantonrechter van oordeel dat hetgeen [Bedrijf Assurantiën B.V.] heeft gesteld ontoereikend is om daaruit te kunnen afleiden dat [Vastgoed bedrijf B.V.] jegens haar een onrechtmatige daad heeft gepleegd die aan haar kan worden toegerekend.
De grieven falen voor zover daarin wordt uitgegaan van de premisse dat de energiemeters fout zijn aangesloten geweest, nu daarvoor geen gronden zijn aangevoerd. Zoals overwogen kan de draagplicht voor energiekosten betreffende gemeenschappelijk ruimten bij de huurder van een bedrijfsruimte worden gelegd.
In het verlengde hiervan is de omstandigheid dat [Vastgoed bedrijf B.V.] tijdens de looptijd van de huurovereenkomst niet bijdroeg aan de energiekosten voor de gemeenschappelijke voorzieningen niet van betekenis, nog daargelaten dat die kosten in het algemeen niet komen voor rekening van de verhuurder, maar veelal worden omgeslagen over alle huurders.
Voor zover [Bedrijf Assurantiën B.V.] zich beroept op het bestaan van een minnelijke regeling faalt dit, omdat naar haar eigen stelling partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen en tevens omdat [Bedrijf Assurantiën B.V.] niet ageert uit hoofde van die overeenkomst, maar uit onrechtmatige daad.
De grieven 3 en 4 behoeven geen behandeling.
3.8.
Op grond van het vorenstaande zal het hof het bestreden vonnis bekrachtigen en [Bedrijf Assurantiën B.V.] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [Bedrijf Assurantiën B.V.] in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van [Vastgoed bedrijf B.V.] worden begroot op € 1.920,00 aan verschotten en op € 1.158,00 aan salaris advocaat;
verklaart dit arrest in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, W.H.B. den Hartog Jager en I. Bouter en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 november 2014.