In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de onderhoudsverplichting van een stiefouder en ouders jegens een jongmeerderjarige dochter. De jongmeerderjarige, geboren op [geboortedatum] 1993, is in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 april 2013, waarin de kinderalimentatie door de vader was vastgesteld op nihil. De vader, die in incidenteel appel is gegaan, verzocht de ingangsdatum van de nihilstelling te wijzigen naar 21 november 2011, de datum waarop de voormalige echtelijke woning was verkocht.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 januari 2014 werd duidelijk dat de jongmeerderjarige behoefte heeft aan een aanvullende bijdrage van haar vader. Het hof oordeelde dat de onderhoudsplicht van ouders jegens hun jongmeerderige kinderen van 18 tot 21 jaar voortduurt, ongeacht hun behoeftigheid, op basis van artikel 1:392 juncto 1:395a BW. De jongmeerderjarige woont bij haar moeder en haar geregistreerd partner, die ook een onderhoudsverplichting heeft. Het hof heeft de behoefte van de jongmeerderige vastgesteld op € 657,34 per maand, na aftrek van haar eigen inkomsten.
Het hof heeft geoordeeld dat de vader 50% van de aanvullende behoefte van de jongmeerderige moet voldoen, wat neerkomt op € 258,- per maand, met ingang van 1 augustus 2012. De beslissing van de rechtbank is vernietigd, behoudens de proceskostencompensatie. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 februari 2014.