ECLI:NL:GHSHE:2014:4484

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 oktober 2014
Publicatiedatum
30 oktober 2014
Zaaknummer
20-004002-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor verkrachting en mishandeling van ex-vriendin

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor verkrachting en mishandeling van zijn ex-vriendin, met een gevangenisstraf van 30 maanden. In hoger beroep heeft het hof de bewezenverklaring van de verkrachting niet kunnen handhaven, waardoor de straf aanzienlijk lager uitvalt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 mei 2007 tot en met 18 oktober 2008 meerdere keren zijn ex-vriendin heeft mishandeld, maar de verkrachting op 3 oktober 2008 niet bewezen acht. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken voor andere verkrachtingen en mishandelingen, en het hof heeft deze vrijspraken gerespecteerd. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen, maar het hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.558,46 toegewezen. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, met aftrek van voorarrest. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-004002-13
Uitspraak : 31 oktober 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 27 mei 2013 in de strafzaak met parketnummer 01-840330-11 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]1971,
laatst bekende adres volgens een [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van verkrachting (feit A) en mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd (feit B) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden. Voorts heeft de eerste rechter beslist over schadevergoeding voor de benadeelde partij [slachtoffer].
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Aan verdachte is onder A - kort samengevat - ten laste gelegd dat hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2007 tot en met 18 oktober 2008 [slachtoffer] heeft verkracht. De tenlastelegging bevat derhalve het verwijt dat verdachte [slachtoffer] meerdere malen heeft verkracht. De feitelijke weergave van de gedragingen die aan verdachte worden verweten zijn onder meer opgenomen achter een zestal gedachtestreepjes.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte ten aanzien van het onder A ten laste gelegde veroordeeld voor verkrachting op of omstreeks 3 oktober 2008 en verdachte vrijgesproken voor het deel van de tenlastelegging dat ziet op de overige aan verdachte verweten verkrachtingen.
Aan verdachte is onder B - kort samengevat - ten laste gelegd dat hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2007 tot en met 18 oktober 2008 [slachtoffer] heeft mishandeld. De feitelijke weergave van de gedragingen die aan verdachte worden verweten zijn onder meer opgenomen achter een viertal gedachtestreepjes.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte ten aanzien van het onder B ten laste gelegde veroordeeld voor mishandeling op tijdstippen in de periode van 13 mei 2008 tot en met 18 oktober 2008 en verdachte vrijgesproken voor het deel van de tenlastelegging dat ziet op de overige aan verdachte verweten mishandelingen.
Dit heeft tot gevolg dat er ten aanzien van de onder A en B tenlastegelegde gedragingen sprake is van beschermde vrijspraken ten aanzien van die handelingen die zich hebben voorgedaan buiten de in eerste aanleg bewezenverklaarde periode.
Blijkens het verhandelde ter terechtzitting moet het hoger beroep worden begrepen als uitdrukkelijk niet te zijn gericht tegen de hiervoor genoemde beschermde vrijspraken. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de in de tenlastelegging opgenomen beschrijving van de aan de verdachte verweten gedragingen is ontleend aan de door aangeefster [slachtoffer] gegeven beschrijving van hetgeen is voorgevallen. Dit betekent dat de in de tenlastelegging onder A aan de verdachte verweten verkrachting die op of omstreeks 3 oktober 2008 zou hebben plaatsgevonden, welk feit aan het oordeel van het hof is onderworpen, in de tenlastelegging is beschreven als het brengen van de penis in de vagina, mond en/of anus van [slachtoffer], waarbij onder het zesde gedachtestreepje het geweld of andere feitelijkheid of de bedreiging met geweld of andere feitelijkheid nader is omschreven.
Voor wat betreft het tenlastegelegde onder B betekent dit dat de aan de verdachte verweten mishandelingen in de periode van 13 mei 2008 tot en met 18 oktober 2008, welke feiten aan het oordeel van het hof zijn onderworpen, zijn beschreven onder het tweede en derde gedachtestreepje.
Het hoger beroep heeft, gelet op de gegeven vrijspraken door de rechtbank, dan ook alleen betrekking op die gedragingen die te relateren zijn aan hetgeen door de rechtbank bewezen is verklaard.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen onder A en B ten laste is gelegd en verdachte ter zake van die feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] zal toewijzen tot een bedrag van
€ 2.558,46 en daarbij de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder A ten laste gelegde verkrachting en van het onder B ten laste gelegde, met uitzondering van het schoppen. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat, indien het hof tot een veroordeling komt, verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht dan wel tot een gedeeltelijk voorwaardelijke straf. Gelet op de verwachting van de raadsman dat het hof tot een mindere bewezenverklaring zal komen, heeft hij het hof met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij verzocht om het bedrag dat zal worden toegewezen sterk te matigen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – voor zover thans nog aan de orde - ten laste gelegd dat:
A. hij op of omstreeks 3 oktober 2008 te Veghel en/of Oss door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat hij, verdachte, zijn penis in de vagina en/of mond en/of anus van die [slachtoffer] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte, terwijl verdachte lichamelijk overwicht heeft op die [slachtoffer],
- de kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of (vervolgens) het hoofd van die [slachtoffer] (met kracht) naar zijn, verdachtes, penis heeft geduwd/getrokken en/of (vervolgens) bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen en/of zitten en/of (aldus) (telkens) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
en/of
B. hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 13 mei 2008 tot en met 18 oktober 2008 te Veghel en/of Oss (telkens) opzettelijk zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer], heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte,
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met een zweep) geslagen en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met geschoeide voet) geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder A ten laste gelegde
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder A ten laste gelegde heeft begaan.
Aangeefster heeft in oktober en november 2008 aangifte gedaan van verkrachting door verdachte. Het hof leidt uit dossierpagina 14 en dossierpagina’s 38 tot en met 40 af dat aangeefster heeft verklaard dat zij in de nacht van 4 op 5 oktober 2008 door verdachte is verkracht. Op de vraag van de verbalisant of zij hierover nog met iemand heeft gesproken heeft zij verklaard dat zij haar zus [getuige] op 6 oktober 2008 heeft gebeld en haar heeft verteld wat er is gebeurd. [getuige] heeft bij de politie bevestigd dat aangeefster haar op 6 oktober 2008 heeft gebeld en heeft gezegd dat verdachte haar, aangeefster, in de avond/nacht van 4 oktober op 5 oktober van 21.30 uur ’s avonds tot omstreeks 06.00 uur de volgende ochtend heeft verkracht (proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 november 2008, dossierpagina’s 70-79).
In de kern is hetgeen de zus van aangeefster heeft verklaard over de verkrachting afkomstig van de mededelingen die aangeefster zelf aan haar heeft gedaan. Nu uit het onderzoek ter terechtzitting verder geen gegevens naar voren zijn gekomen die voldoende steun bieden aan de verklaring van aangeefster over de verkrachting in de nacht van 4 op 5 oktober 2008, acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze verkrachting heeft begaan. Derhalve zal verdachte van het onder A ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 13 mei 2008 tot en met 18 oktober 2008 te Oss (telkens) opzettelijk zijn levensgezel, te weten [slachtoffer], heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte,
- die [slachtoffer] meermalen geslagen en
- die [slachtoffer] meermalen geschopt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder B ten laste gelegde slaan en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat enkel bewezen kan worden dat verdachte aangeefster twee schoppen heeft gegeven.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, waarbij het hof het volgende overweegt.
In haar aangifte spreekt [slachtoffer] over meerdere incidenten tussen haar en verdachte waarbij sprake zou zijn van mishandeling in de periode na de verhuizing naar Oss op 13 mei 2008.
Haar verklaring vindt voldoende steun in andere bewijsmiddelen. Het hof verwijst onder meer naar de verklaring van [getuige] dat zij op verschillende momenten letsel heeft gezien bij aangeefster. Voorts blijkt uit de in het dossier opgenomen medische verklaring dat de arts verschillende verwondingen bij aangeefster heeft vastgesteld, waaronder meerdere kneuzingen, een bloeduitstorting op de rug van de linkerhand en een bloeduitstorting op het jukbeen (dossierpagina 97).
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij aangeefster in de nacht van 17 op 18 oktober 2008 heeft geschopt. Hij heeft haar naar eigen zeggen twee flinke schoppen gegeven.
Gelet op de bewijsmiddelen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] meerdere malen heeft mishandeld door haar te schoppen en te slaan. De verklaring van verdachte dat hij aangeefster enkel tegen haar benen heeft geschopt acht het hof niet geloofwaardig.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 september 2014 waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Het hof heeft daarbij gelet op het gewelddadig karakter van het bewezen verklaarde en de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht bij aangeefster [slachtoffer], zoals is gebleken uit haar schriftelijke slachtofferverklaring.
Nu het hof de ten laste gelegde verkrachting niet bewezen heeft verklaard, komt het echter tot een lagere straf dan de rechtbank.
Alles overziend acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden. De tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, zal bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 8.558,46. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.558,46.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.058,46. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder B ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.058,46 (duizend achtenvijftig euro en zesenveertig cent) bestaande uit € 58,46 (achtenvijftig euro en zesenveertig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], een bedrag te betalen van
€ 1.058,46 (duizend achtenvijftig euro en zesenveertig cent) bestaande uit € 58,46 (achtenvijftig euro en zesenveertig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. T.A. de Roos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,
en op 31 oktober 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. T.A. de Roos is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.