In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de gezamenlijke erven van wijlen de erflater tegen de onderlinge Waarborgmaatschappij Centrale Zorgverzekeraars Groep. De erven, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. R.W.C. Vranken, hebben in hoger beroep de vernietiging van een vonnis van de rechtbank Maastricht gevorderd, waarin de Zorgverzekeraar was toegewezen in haar vordering tot betaling van ziektekostenpremies. De zaak betreft een geschil over de verjaring van de vordering tot betaling van deze premies, die door de Zorgverzekeraar was ingesteld na het overlijden van de erflater.
De Zorgverzekeraar had in eerste aanleg gevorderd dat de erflater zou worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.690,27, inclusief wettelijke rente en kosten. De kantonrechter had deze vordering toegewezen. In hoger beroep stelden de erven dat de vordering tot betaling van premies die vóór 4 april 2007 waren verschuldigd, verjaard was. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtsvordering tot betaling van de premies verjaart na vijf jaar, maar dat deze verjaring kan worden gestuit door een schriftelijke aanmaning.
Het hof oordeelde dat de Zorgverzekeraar tijdig een schriftelijke aanmaning had verzonden, waardoor de verjaring van de vordering was gestuit. De erven konden niet aantonen dat de vordering verjaard was, en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank. De erven werden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, en het arrest werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.