ECLI:NL:GHSHE:2014:4423

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 oktober 2014
Publicatiedatum
27 oktober 2014
Zaaknummer
20-001218-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grootschalige oplichting, verduistering, valsheid in geschrift en gewoontewitwassen gepleegd door verzekeringstussenpersoon

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, werkzaam als verzekeringstussenpersoon, is beschuldigd van grootschalige oplichting, verduistering, valsheid in geschrift en gewoontewitwassen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het oplichten van AEGON Nederland NV door valse adreswijzigingen en verzoeken tot afkoop van polissen. De verdachte heeft in de periode van 30 januari 2008 tot en met 1 januari 2011, door middel van listige kunstgrepen, in totaal ongeveer 123.000 euro van verschillende cliënten weten te verkrijgen. Het hof heeft de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen die betrekking hebben op strafbare feiten begaan voor 1 januari 2011, in overeenstemming met het overgangsrecht. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, en is ontzet van het recht om een beroep in de financiële dienstverlening uit te oefenen voor de duur van 5 jaar. Daarnaast zijn er schadevergoedingsmaatregelen opgelegd ten behoeve van de benadeelde partijen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de geleden schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001218-13
Uitspraak : 13 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank
Zeeland-West-Brabant van 28 maart 2013 in de strafzaak met parketnummer 12-700174-11 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1956,
wonende te [woonplaats], [adres 1],
waarbij:
- verdachte ter zake van
feit 1 en feit 2 telkens “Oplichting, meermalen gepleegd”,
feit 3 “Verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn beroep onder zich heeft, meermalen gepleegd”,
feit 4 “Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd”, en
feit 5 “Gewoontewitwassen
werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een ontzetting van het recht een beroep in de financiële dienstverlening uit te oefenen voor de duur van 5 jaar;
- de openbaarmaking van het vonnis werd gelast;
  • aan de verdachte 27 schadevergoedingsmaatregelen ex artikel 36f van het
  • de vorderingen van 27 benadeelde partijen (geheel of gedeeltelijk) werden toegewezen.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, behoudens ten aanzien van
  • de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen ten aanzien van [benadeelde 14], [benadeelde 15], [benadeelde 16], [benadeelde 17], [benadeelde 18], [benadeelde 19],[benadeelde 20], [benadeelde 21], [benadeelde 22], [benadeelde 23], [benadeelde 24], [benadeelde 25], [benadeelde 26], [benadeelde 27] en [benadeelde 13] en
  • de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 14], [benadeelde 15], [benadeelde 16], [benadeelde 17], [benadeelde 18], [benadeelde 19],[benadeelde 20], [benadeelde 21], [benadeelde 22], [benadeelde 23], [benadeelde 24], [benadeelde 25], [benadeelde 26], [benadeelde 27] en [benadeelde 13],
en te dien aanzien opnieuw rechtdoende:
- de benadeelde partijen [benadeelde 14], [benadeelde 15], [benadeelde 16], [benadeelde 17], [benadeelde 18], [benadeelde 19],[benadeelde 20], [benadeelde 21], [benadeelde 22], [benadeelde 23], [benadeelde 24], [benadeelde 25],
[benadeelde 26] en [benadeelde 27] in hun vorderingen niet-ontvankelijk zal verklaren;
- aan de verdachte zal opleggen de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 13] tot een bedrag van € 181,52;
- de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 13] zal toewijzen tot het bedrag van
€ 181,52.
De verdediging heeft verzocht aan verdachte een werkstraf van 240 uren, elektronische detentie, een ontzetting van het recht als verzekeringstussenpersoon en financieel tussenpersoon op te treden en eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 30 januari 2008 tot en met 1 januari 2011 in de gemeente Goes, en/of elders in Nederland, meermalen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, AEGON Nederland NV heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, in totaal ongeveer 123.000 euro, in elk geval enig geldbedrag,
hebbende verdachte, werkzaam als zelfstandig tussenpersoon in de assurantiebranche en/of handelend onder de bedrijfsnaam [bedrijf], (telkens) met vorenomschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, het volgende gedaan met betrekking tot de volgende cliënten - terwijl deze cliënten hiervan niet op de hoogte waren -:
[benadeelde 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [benadeelde 3] en/of [slachtoffer 5] en/of
[slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 15] en/of [slachtoffer 16] jr.
- een adreswijziging van een cliënt verstuurd naar AEGON Leeuwarden, waarbij als nieuw adres werd opgegeven het adres van hem, verdachte, te weten [adres 2] te Goes en/of het adres [adres 3] te Goes (zijnde het adres van de schoonmoeder van hem, verdachte) en/of die adreswijziging voorzien van een handtekening die moest doorgaan voor de handtekening van cliënt en/of vervolgens
- een verzoek tot het afkopen van (een) polis(sen) (levensverzekering en/of spaarkasovereenkomst en/of beleggingsverzekering) van een cliënt verstuurd naar AEGON Leeuwarden en/of vervolgens
- een of meer zogenaamde "Akkoordverklaring Opname" (valselijk) ingevuld en/of ondertekend met een handtekening die moest doorgaan voor de handtekening van cliënt en/of vervolgens verstuurd naar AEGON Leeuwarden, tezamen met een kopie van een identiteitsbewijs van cliënt en/of een kopie van een valselijk opgemaakt bankafschrift op naam van cliënt en voorzien van een bankrekeningnummer van hem, verdachte en/of zijn onderneming,
waardoor AEGON Nederland NV (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2007 tot en met 30 juni 2011 in de gemeente Goes, en/of elders in Nederland, meermalen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, onderstaande personen heeft bewogen tot de afgifte van onderstaande geldbedragen, in elk geval een of meer geldbedragen,
- op of omstreeks 3 oktober 2007, een bedrag van 15.000 euro, van [slachtoffer 17] en/of [benadeelde 6] (zaaksdossier 5) en/of
- op of omstreeks 16 september 2010, een bedrag van 15.000 euro, van [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 18] (zaaksdossier 7) en/of
- op of omstreeks 19 januari 2011 een bedrag van 15.000 euro en/of op of omstreeks
28 februari 2011 een bedrag van 17.000 euro, beiden van [benadeelde 5] (zaaksdossier 10) en/of
- op of omstreeks 9 mei 2007 een bedrag van 13.200 euro en/of in of omstreeks de periode van 1 juni 2007 tot en met 28 juni 2011 een of meer geldbedragen, in totaal 2.100 euro, telkens van [benadeelde 4] en/of [slachtoffer 19] (zaaksdossier 11)
hebbende verdachte, werkzaam als zelfstandig tussenpersoon in de assurantiebranche en/of handelend onder de bedrijfsnaam [bedrijf], (telkens) met vorenomschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, het volgende gedaan:
- bovengenoemde personen, zijnde cliënten van hem, verdachte, geadviseerd een groot bedrag te storten ten behoeve van een zogenaamd premiedepot, waaruit de premiebetalingen van de verzekering zouden kunnen worden gerealiseerd en/of waardoor de maandlasten daardoor behoorlijk minder zouden worden en/of vervolgens
- bovengenoemde personen een (valse) factuur voor de extra storting gestuurd, waarbij het geld overgemaakt diende te worden op de rekening van zijn onderneming
[bedrijf] en/of
- een (valse) brief heeft opgemaakt van de verzekeringsmaatschappij waarin wordt bevestigd dat de extra premiestorting (koopsom) is/wordt verrekend als vooruitbetaalde premie,
waardoor voornoemde personen werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
hij in of omstreeks de periode van 15 april 2005 tot en met 28 september 2011, te Goes en/of elders in Nederland, opzettelijk wederrechtelijk zich heeft toegeëigend de onderstaande geldbedragen, geheel of ten dele toebehorend aan onderstaande personen, in elk geval (telkens) aan (een) ander(en) dan aan hem, verdachte, en welk(e) geldbedrag(en) hij, verdachte, uit hoofde van zijn beroep als zelfstandig tussenpersoon in de assurantiebranche en/of handelend onder de bedrijfsnaam [bedrijf], had ontvangen van zijn cliënten met het doel deze geldbedragen door te storten naar verzekeringsmaatschappijen, en aldus anders dan door misdrijf onder zich had:
- in of omstreeks de periode van 25 april 2007 tot 23 september 2011, een bedrag van 7.000 euro, toebehorende aan [benadeelde 12] en/of
- in of omstreeks de periode van 10 juli 2007 tot 3 oktober 2011, een bedrag van
4.500 euro, toebehorende aan [benadeelde 11] en/of
- in of omstreeks de periode van 28 april 2005 tot 23 september 2011, een bedrag van 4.800 euro, toebehorende aan [benadeelde 8] en/of
- in of omstreeks de periode van 20 december 2005 tot en met 23 september 2011, een bedrag van 5.531,04 euro, toebehorende aan [benadeelde 9] en/of
- in of omstreeks de periode van 8 april 2009 tot 7 september 2011, een bedrag van 13.500 euro, toebehorende aan [benadeelde 7] en/of
- in of omstreeks de periode van 28 september 2005 tot 28 september 2011, een bedrag van 4.000 euro, toebehorende aan [benadeelde 10];
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2009 tot 1 februari 2011 te Goes en/of elders in Nederland meermalen, althans eenmaal, (telkens) onderstaande geschriften - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, te weten:
- een adreswijziging ten name van [slachtoffer 12] en/of een "akkoordverklaring opname" op naam van [slachtoffer 12] en/of een bankafschrift op naam van [slachtoffer 12] (zaaksdossier 1) en/of
- een adreswijziging ten name van [slachtoffer 1] en/of een "akkoordverklaring opname" op naam van [slachtoffer 1] en/of een "akkoordverklaring" (afkoop levensverzekering) op naam van [slachtoffer 1] en/of een bankafschrift op naam van [slachtoffer 1] (zaaksdossier 3) en/of
- een adreswijziging ten name van [slachtoffer 2] en/of een "akkoordverklaring opname" op naam van [slachtoffer 2] en/of een bankafschrift op naam van [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 23] (zaaksdossier 4) en/of
- een adreswijziging ten name van [slachtoffer 5] en/of twee, althans een "akkoordverklaring opname" op naam van [slachtoffer 5] en/of een bankafschrift op naam van [slachtoffer 20] en/of [slachtoffer 5] (zaaksdossier 6) en/of
- een adreswijziging ten name van [benadeelde 1] en/of een "akkoordverklaring opname" op naam van [benadeelde 1] en/of een bankafschrift op naam van [benadeelde 1] (aangifte Aegon),
immers heeft verdachte (telkens) valselijk op naam van zijn (bovengenoemde) cliënt(en):
- adreswijzigingen opgemaakt en daarbij als nieuw adres zijn, verdachtes adres ([adres 2] te Goes) ingevuld en/of (vervolgens) een handtekening op die adreswijziging geplaatst, welke moest doorgaan voor de handtekening van zijn cliënt(en) en/of
- akkoordverklaringen opgemaakt en daarbij het adres en het bankrekeningnummer van hem, verdachte heeft ingevuld en/of (vervolgens) een handtekening op die akkoordverklaringen geplaatst welke moest doorgaan voor de handtekening van zijn cliënt(en) en/of
- bankafschriften van hem, verdachte, veranderd in bankafschriften van zijn cliënt(en) door de naam van hem, verdachte, te wijzigingen in de naam van zijn cliënt(en)
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
5.
hij in of omstreeks de periode van 23 juni 2003 tot en met 26 juni 2011, te Goes en/of elders in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte (telkens) een voorwerp, te weten (een) geldbedrag(en), in totaal ten bedrage van ongeveer 601.328 euro, verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans (telkens) van een voorwerp, te weten (een) geldbedrag(en), in totaal ten bedrage van ongeveer 601.328 euro, gebruik gemaakt, terwijl hij (telkens) wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1., 2., 3., 4. en 5. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 30 januari 2008 tot en met 1 januari 2011 in de gemeente Goes, en/of elders in Nederland, meermalen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door een of meer listige kunstgrepen AEGON Nederland NV heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, in totaal ongeveer 123.000 euro,
hebbende verdachte, werkzaam als zelfstandig tussenpersoon in de assurantiebranche en/of handelend onder de bedrijfsnaam [bedrijf], telkens met vorenomschreven oogmerk valselijk en listiglijk en in strijd met de waarheid, het volgende gedaan met betrekking tot de volgende cliënten - terwijl deze cliënten hiervan niet op de hoogte waren -:
[benadeelde 2] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [benadeelde 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [benadeelde 3] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] en [slachtoffer 14] en [slachtoffer 15] en [slachtoffer 16] jr.
- een adreswijziging van een cliënt verstuurd naar AEGON Leeuwarden, waarbij als nieuw adres werd opgegeven het adres van hem, verdachte, te weten [adres 2] te Goes of het adres [adres 3] te Goes (zijnde het adres van de schoonmoeder van hem, verdachte) en/of die adreswijziging voorzien van een handtekening die moest doorgaan voor de handtekening van cliënt en
- een verzoek tot het afkopen van (een) polis(sen) (levensverzekering en/of spaarkasovereenkomst en/of beleggingsverzekering) van een cliënt verstuurd naar AEGON Leeuwarden en
- een of meer zogenaamde "Akkoordverklaring Opname" valselijk ingevuld en ondertekend met een handtekening die moest doorgaan voor de handtekening van cliënt en vervolgens verstuurd naar AEGON Leeuwarden, tezamen met een kopie van een identiteitsbewijs van cliënt en/of een kopie van een valselijk opgemaakt bankafschrift op naam van cliënt en voorzien van een bankrekeningnummer van hem, verdachte,
waardoor AEGON Nederland NV telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2007 tot en met 30 juni 2011 in de gemeente Goes, en/of elders in Nederland, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, onderstaande personen heeft bewogen tot de afgifte van onderstaande geldbedragen,
- op 3 oktober 2007, een bedrag van 15.000 euro, van [slachtoffer 17] en/of [benadeelde 6] en
- op 16 september 2010, een bedrag van 15.000 euro, van [slachtoffer 8] en/of
[slachtoffer 18] en
- op 19 januari 2011 een bedrag van 15.000 euro en op 28 februari 2011 een bedrag van 17.000 euro, beiden van [benadeelde 5] en
- op 9 mei 2007 een bedrag van 13.200 euro en in de periode van 1 juni 2007 tot en met 28 juni 2011 geldbedragen, telkens van [benadeelde 4] en/of [slachtoffer 19],
hebbende verdachte, werkzaam als zelfstandig tussenpersoon in de assurantiebranche en handelend onder de bedrijfsnaam [bedrijf], telkens met vorenomschreven oogmerk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid, het volgende gedaan:
- bovengenoemde personen, zijnde cliënten van hem, verdachte, geadviseerd een groot bedrag te storten ten behoeve van een zogenaamd premiedepot, waaruit de premiebetalingen van de verzekering zouden kunnen worden gerealiseerd en waardoor de maandlasten behoorlijk minder zouden worden en vervolgens
- bovengenoemde personen een valse factuur voor de extra storting gestuurd, waarbij het geld overgemaakt diende te worden op de rekening van zijn onderneming [bedrijf] en
- een valse brief opgemaakt van de verzekeringsmaatschappij waarin wordt bevestigd dat de extra premiestorting (koopsom) is/wordt verrekend als vooruitbetaalde premie,
waardoor voornoemde personen werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
hij in de periode van 15 april 2005 tot en met 28 september 2011, te Goes en/of elders in Nederland, opzettelijk wederrechtelijk zich heeft toegeëigend de onderstaande geldbedragen, toebehorend aan onderstaande personen, en welke geldbedragen hij, verdachte, uit hoofde van zijn beroep als zelfstandig tussenpersoon in de assurantiebranche en handelend onder de bedrijfsnaam [bedrijf], had ontvangen van zijn cliënten met het doel deze geldbedragen door te storten naar verzekeringsmaatschappijen, en aldus anders dan door misdrijf onder zich had:
- in de periode van 25 april 2007 tot 23 september 2011, een bedrag van 7.000 euro, toebehorende aan [benadeelde 12] en
- in de periode van 10 juli 2007 tot 3 oktober 2011, een bedrag van 4.500 euro, toebehorende aan [benadeelde 11] en
- in de periode van 28 april 2005 tot 23 september 2011, een bedrag van 4.800 euro, toebehorende aan [benadeelde 8] en
- in de periode van 20 december 2005 tot en met 23 september 2011, een bedrag van 5.531,04 euro, toebehorende aan [benadeelde 9] en
- in de periode van 8 april 2009 tot 7 september 2011, een bedrag van 13.500 euro, toebehorende aan [benadeelde 7] en
- in de periode van 28 september 2005 tot 28 september 2011, een bedrag van 4.000 euro, toebehorende aan [benadeelde 10];
4.
hij in de periode van 1 december 2009 tot 1 februari 2011 te Goes en/of elders in Nederland onderstaande geschriften - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, te weten:
- een adreswijziging ten name van [slachtoffer 12] en een "akkoordverklaring opname" op naam van [slachtoffer 12] en een bankafschrift op naam van [slachtoffer 12] en
- een adreswijziging ten name van [slachtoffer 1] en een "akkoordverklaring opname" op naam van [slachtoffer 1] en een "akkoordverklaring" (afkoop levensverzekering) op naam van [slachtoffer 1] en een bankafschrift op naam van [slachtoffer 1] en
- een adreswijziging ten name van [slachtoffer 2] en een "akkoordverklaring opname" op naam van [slachtoffer 2] en een bankafschrift op naam van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 23] en
- een adreswijziging ten name van [slachtoffer 5] en twee "akkoordverklaring opname" op naam van [slachtoffer 5] en een bankafschrift op naam van [slachtoffer 20] en/of [slachtoffer 5] en
- een adreswijziging ten name van [benadeelde 1] en een "akkoordverklaring opname" op naam van [benadeelde 1] en een bankafschrift op naam van [benadeelde 1],
immers heeft verdachte telkens valselijk op naam van zijn bovengenoemde cliënten:
- adreswijzigingen opgemaakt en daarbij als nieuw adres zijn, verdachtes adres ([adres 2] te Goes) ingevuld en een handtekening op die adreswijziging geplaatst, welke moest doorgaan voor de handtekening van zijn cliënten en
- akkoordverklaringen opgemaakt en daarbij het adres en het bankrekeningnummer van hem, verdachte, ingevuld en een handtekening op die akkoordverklaringen geplaatst welke moest doorgaan voor de handtekening van zijn cliënten en
- bankafschriften van hem, verdachte, veranderd in bankafschriften van zijn cliënten door de naam van hem, verdachte, te wijzigingen in de naam van zijn cliënten
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
5.
hij in de periode van 23 juni 2003 tot en met 26 juni 2011, te Goes en/of elders in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, telkens van een voorwerp, te weten een geldbedrag, in totaal ten bedrage van ongeveer 601.328 euro, gebruik gemaakt, terwijl hij telkens wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1. en 2. bewezen verklaarde levert telkens op:
Oplichting, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar gesteld bij artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht
Het onder 3. bewezen verklaarde levert op:
Verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn beroep onder zich heeft, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar geteld bij artikel 322 in verbinding met artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 4. bewezen verklaarde levert op:
Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar gesteld bij artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 5. bewezen verklaarde levert op:
Van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Dit feit is strafbaar gesteld bij artikel 420ter in verbinding met artikel 420bis, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straffen
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat verdachte bij het plegen van het onder 1., 2. en 3. bewezen verklaarde misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat in hem als tussenpersoon in de assurantiebranche werd gesteld;
  • de mate waarin het onder 1., 2. en 3. bewezen verklaarde tot financiële schade heeft geleid voor de gedupeerden;
- de omstandigheid dat door het onder 4. bewezen verklaarde het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer mag worden gesteld in de echtheid van stukken als de onderhavige is verstoord;
- de omstandigheid dat door het onder 5. bewezen verklaarde witwassen van geldbedragen inbreuk is gemaakt op de integriteit van het financiële en economische verkeer;
  • de omstandigheid dat de verdachte de belangen van zijn cliënten kennelijk ondergeschikt heeft geacht aan de behoefte aan eigen financieel gewin;
  • de omstandigheid dat verdachte bij het plegen van de feiten geraffineerd te werk is gegaan;
  • de omstandigheid dat verdachte zich gedurende lange tijd met de bewezen verklaarde strafbare feiten heeft beziggehouden;
- de omstandigheid dat verdachte heeft erkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de volgende strafbare feiten, ter zake waarvan de verdachte niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd:
6 juni 2005 t/m 23 september 2011, Goes, gem. Goes, oplichting / verduistering in functie; aangever [benadeelde 14];
3 mei 2004 t/m 23 september 2011, Goes, gem. Goes, oplichting / verduistering in functie; aangever [benadeelde 15];
17 september 2009 t/m 23 september 2011, Goes, gem Goes, oplichting / verduistering in functie; aangever [benadeelde 16];
14 juli 2006 t/m 23 september 2011, Goes, gem. Goes, oplichting / verduistering in functie; aangever [benadeelde 17];
15 juli 2008 t/m 23 september 2011, Goes, gem. Goes, oplichting / verduistering in functie; aangever [benadeelde 18];
1 september 2006 t/m 23 september 2011, Goes, gem. Goes, oplichting / verduistering in functie; aangever [benadeelde 19];
25 april 2008 t/m 23 september 2011, Goes, gem. Goes, oplichting / verduistering in functie; aangever [benadeelde 20];
27 juni 2007 t/m 23 september 2011, Goes, gem. Goes, oplichting/ verduistering in functie; aangever [benadeelde 21];
17 augustus 2007 t/m 23 september 2011, Goes, gem. Goes, oplichting / verduistering in functie; aangever [benadeelde 22];
9 januari 2009 t/m 23 september 2011, Goes, gem. Goes, oplichting / verduistering in functie; aangever [benadeelde 23];
8 juni 2005 t/m 23 september 2011, Goes, gem. Goes, oplichting / verduistering in functie; aangever [benadeelde 24];
7 oktober 2003 t/m 23 september 2011, Goes, gem. Goes, oplichting / verduistering in functie; aangever [benadeelde 25];
15 december 2005 t/m 23 september 2011, Goes, gem. Goes, oplichting / verduistering in functie; aangever [benadeelde 26];
6 januari 2009 t/m 16 januari 1012, Goes, gem. Goes, oplichting / verduistering in functie; aangever [slachtoffer 21];
1 december 2006 t/m 31 december 2011, Goes, gem. Goes, oplichting / verduistering in functie; aangever [benadeelde 27];
30 oktober 2007 t/m 21 oktober 2011, Goes, gem. Goes, oplichting / verduistering in functie; aangever [slachtoffer 24];
1 januari 2007 t/m 1 juni 2011, Goes, gem. Goes, oplichting / verduistering in functie; aangever [benadeelde 13];
15 augustus 2005 t/m 3 januari 2013, Goes, gem. Goes, oplichting / verduistering in functie; aangever [slachtoffer 22].
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie
d.d. 27 augustus 2014, waaruit blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter is veroordeeld;
- het hem betreffend (beknopt) reclasseringsadvies d.d. 12 maart 2013 van Reclassering Nederland, opgemaakt door N. Wanjon;
- de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Reeds daarom kan niet worden volstaan met straffen als door de verdediging bepleit.
Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft het hof enerzijds aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van fraude. Het hof zal daarbij uitgaan van een benadelingsbedrag van € 601.328,00. Het hof ziet geen aanleiding om uit te gaan van een lager benadelingsbedrag, zodat het andersluidend standpunt van de verdediging door het hof niet wordt gevolgd.
Genoemde oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf bij een benadelingsbedrag van € 500.000,- tot € 1.000.000,00 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 tot 24 maanden.
In aanmerking nemend de hiervoor genoemde strafverzwarende omstandigheden en aansluiting zoekend bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd, heeft het hof een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren tot uitgangspunt genomen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet van feiten en omstandigheden gebleken die aanleiding geven om van dit uitgangspunt af te wijken.
Verdachte heeft door zijn onder 1., 2., 3. en 4. bewezen verklaarde handelen het in hem als tussenpersoon in de verzekeringsbranche gestelde vertrouwen ernstig geschonden en zijn beroep in diskrediet gebracht. Daarom zal hem uit het oogpunt van generale en speciale preventie de bijkomende straf van ontzetting uit het recht tot uitoefening van een beroep in de financiële dienstverlening worden opgelegd voor na te melden duur.
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal ziet het hof geen aanleiding om de openbaarmaking van dit arrest te gelasten. Daartoe overweegt het dat verdachte en de onderhavige zaak naar het oordeel van het hof reeds voldoende in de publiciteit heeft gestaan.
Schadevergoedingsmaatregelen ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht
1. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat
[benadeelde 1]als gevolg van het onder 1. bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer een bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
2. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat
[benadeelde 2]als gevolg van het onder 1. bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer een bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
3. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat
[benadeelde 3]als gevolg van het onder 1. bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van € 325,00.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer een bedrag van € 325,00.
4. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat
[benadeelde 4]als gevolg van het onder 2. bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van € 14.232,00.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer een bedrag van € 14.232,00.
5. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat
[benadeelde 5]als gevolg van het onder 2. bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van € 32.310,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer een bedrag van € 32.310,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
6. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat
[benadeelde 6]als gevolg van het onder 2. bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van € 900,00.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer een bedrag van € 900,00.
7. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat
[benadeelde 7]als gevolg van het onder 3. bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van € 17.352,00.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer een bedrag van € 17.352,00.
8. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat
[benadeelde 8]als gevolg van het onder 3. bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van € 4.800,00.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer een bedrag van € 4.800,00.
9. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat
[benadeelde 9]als gevolg van het onder 3. bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van € 5.531,04.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer een bedrag van € 5.531,04.
10. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat
[benadeelde 10]als gevolg van het onder 3. bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van € 4.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer een bedrag van € 4.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
11. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat
[benadeelde 11]als gevolg van het onder 3. bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van € 4.800,00.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer een bedrag van € 4.800,00.
12. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat
[benadeelde 12]als gevolg van het onder 3. bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van € 7.000,00.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer een bedrag van € 7.000,00.
13. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat
[benadeelde 13]als gevolg van het ad informandum gevoegde feit onder 17, voor zover dit feit is begaan op of na 1 januari 2011, schade heeft geleden tot een bedrag van € 181,52.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer een bedrag van € 181,52.
Vorderingen van de benadeelde partijen
1. De benadeelde partij
[benadeelde 1]heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1. bewezen verklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder art. 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid moet deze schade worden begroot op het gevorderde bedrag van € 250,00. De vordering zal tot dat beloop worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
2. De benadeelde partij
[benadeelde 2]heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1. bewezen verklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder art. 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid moet deze schade worden begroot op het gevorderde bedrag van € 250,00. De vordering zal tot dat beloop worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
3. De benadeelde partij
[benadeelde 3]heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van € 325,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De voeging duurt van rechtswege voort in hoger beroep.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 1. bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
4. De benadeelde partij
[benadeelde 4]heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van € 14.232,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 2. bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
5. De benadeelde partij
[benadeelde 5]heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van € 32.310,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2. bewezen verklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder art. 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid moet deze schade worden begroot op het gevorderde bedrag van € 250,00. De vordering zal tot dat beloop worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 2. bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van € 32.060,00. De vordering zal ook in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
6. De benadeelde partij
[benadeelde 6]heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van € 900,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2. bewezen verklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder art. 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid moet deze schade worden begroot op het gevorderde bedrag van € 300,00. De vordering zal tot dat beloop worden toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 2. bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van € 600,00. De vordering zal ook in zoverre worden toegewezen.
7. De benadeelde partij
[benadeelde 7]heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van € 17.352,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 3. bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
8. De benadeelde partij
[benadeelde 8]heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van € 4.800,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 3. bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
9. De benadeelde partij
[benadeelde 9]heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van € 5.531,04. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 3. bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
10. De benadeelde partij
[benadeelde 10]heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van € 4.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 3. bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
11. De benadeelde partij
[benadeelde 11]heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van € 4.800,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3. bewezen verklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder art. 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid moet deze schade worden begroot op het gevorderde bedrag van € 300,00. De vordering zal tot dat beloop worden toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 3. bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van € 4.500,00. De vordering zal ook in zoverre worden toegewezen.
12. De benadeelde partij
[benadeelde 12]heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van € 7.000,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De voeging duurt van rechtswege voort in hoger beroep.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 3. bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
13. De benadeelde partij
[benadeelde 13]heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van € 10.074,36. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De voeging duurt van rechtswege voort in hoger beroep.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het ad informandum gevoegde feit onder 17 - voor zover dit feit is begaan op of na 1 januari 2011 - materiële schade heeft geleden tot een bedrag van 181,52, zijnde het totaal van de in januari 2011 en maart 2011 aan het bedrijf van verdachte overgemaakte bedragen. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Ten aanzien van het gevorderde bedrag van € 90,76 over de maand februari 2011 overweegt het hof dat bij het voegingsformulier, anders dan voor de maanden januari en maart 2011, niet een kopie van een bankafschrift is gevoegd waaruit de overmaking naar de bankrekening van het bedrijf van verdachte volgt. Het hof kan niet uitsluiten dat in februari 2011 daadwerkelijk dit bedrag is overgemaakt, doch voor die vaststelling zou nader onderzoek noodzakelijk zijn. De behandeling van voormelde vordering zou in zoverre derhalve een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Gelet hierop zal het hof bepalen dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat die vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Voor het overige heeft de vordering van de benadeelde partij betrekking op materiële schade ontstaan voor 1 januari 2011 als gevolg van het ad informandum gevoegde feit onder 17. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Bij artikel I, onderdeel I, onder 2, van de Wet van 17 december 2009 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces [1] is artikel 361, tweede lid onder b, van het Wetboek van Strafvordering gewijzigd in die zin dat een benadeelde partij ook ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding indien rechtstreeks schade is toegebracht “door een strafbaar feit, waarvan in de dagvaarding is meegedeeld dat het door de verdachte is erkend en ter kennis van de rechtbank wordt gebracht, en waarmee door de rechtbank bij de strafoplegging rekening is gehouden”. Deze wetswijziging is op 1 januari 2011 in werking getreden. [2]
Bij artikel II van voornoemde wet is artikel 36f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht gewijzigd in die zin dat een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer ook kan worden opgelegd indien “door de rechter bij de strafoplegging rekening is gehouden met een strafbaar feit, waarvan in de dagvaarding is meegedeeld dat het door de verdachte is erkend en ter kennis van de rechtbank wordt gebracht.”
Artikel X van voornoemde wet luidt als volgt:
“Artikel I, onderdeel I, onder 2, en artikel II, onder 1, zijn niet van toepassing op strafbare feiten die zijn begaan voor het moment van inwerkingtreding van deze wet. Ten aanzien van die feiten blijft het recht van toepassing zoals het gold voor inwerkingtreding van deze wet.”
Dit alles komt erop neer dat door de Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer, in werking getreden op 1 januari 2011, in het strafproces de mogelijkheid is ingevoerd dat met betrekking tot ad informandum gevoegde strafbare feiten (als zodanig benoemd op de dagvaarding) een benadeelde partij zich kan voegen met een vordering tot schadevergoeding en de rechter een schadevergoedingsmaatregel kan opleggen. Maar dit geldt slechts voor strafbare feiten begaan op of na 1 januari 2011. Met betrekking tot vóór 1 januari 2011 begane strafbare feiten, die ad informandum op de dagvaarding zijn vermeld, bestaat dus niet de mogelijkheid van voeging als benadeelde partij of schadevergoedingsmaatregel.
Gelet op het vorenstaande kan de benadeelde partij [benadeelde 13] voor het overige niet in haar vordering worden ontvangen, omdat de vordering in zoverre betrekking heeft op strafbare feiten begaan voor 1 januari 2011.
En ten aanzien van elk van de evenvermelde schadevergoedingsmaatregelen en vorderingen:
Het hof zal bepalen dat indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen).
Het hof zal de verdachte tevens verwijzen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
14. Ter terechtzitting van 29 september 2014 heeft het hof reeds op de voet van artikel 333 van het Wetboek van Strafvordering zonder nader onderzoek van de zaak de
niet-ontvankelijkheid in hun vorderingen uitgesproken van de benadeelde partijen
  • [benadeelde 14],
  • [benadeelde 15],
  • [benadeelde 16],
  • [benadeelde 17],
  • [benadeelde 18],
  • [benadeelde 19],
  • [benadeelde 20],
  • [benadeelde 21],
  • [benadeelde 22],
  • [benadeelde 23],
  • [benadeelde 24],
  • [benadeelde 25],
  • [benadeelde 26] en
  • [benadeelde 27].
Daartoe heeft het hof overwogen dat deze vorderingen betrekking hebben op ad informandum gevoegde strafbare feiten begaan voor 1 januari 2011, terwijl – gelijk het hof hiervoor heeft overwogen – het overgangsrecht tot gevolg heeft dat de benadeelde partijen in die vorderingen niet kunnen worden ontvangen.
Het hof zal de proceskosten compenseren in dier voege dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 28, 31, 36f, 57, 60a, 63, 225, 235, 321, 322, 326, 339, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigthet vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaarthet bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Beveeltdat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzetde verdachte van het recht tot uitoefening van een beroep in de financiële dienstverlening voor de duur van
5 (vijf) jaren.

Schadevergoedingsmaatregelen

Legtaan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde 1], een bedrag te betalen van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) daghechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaaltdat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legtaan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde 2], een bedrag te betalen van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) daghechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaaltdat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legtaan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde 3], een bedrag te betalen van
€ 325,00 (driehonderdvijfentwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagenhechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legtaan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde 4], een bedrag te betalen van
€ 14.232,00 (veertienduizend tweehonderdtweeëndertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
56 (zesenvijftig) dagenhechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legtaan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde 5], een bedrag te betalen van
€ 32.310,00 (tweeëndertigduizend driehonderdtien euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
128 (honderdachtentwintig) dagenhechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaaltdat voormelde betalingsverplichting:
  • voor een gedeelte groot € 15.000,00 vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf
  • voor een gedeelte groot € 17.310,00 vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf
Legtaan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde 6], een bedrag te betalen van
€ 900,00 (negenhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagenhechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legtaan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde 7], een bedrag te betalen van
€ 17.352,00 (zeventienduizend driehonderdtweeënvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
70 (zeventig) dagenhechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legtaan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde 8], een bedrag te betalen van
€ 4.800,00 (vierduizend achthonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
19 (negentien) dagenhechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legtaan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde 9], een bedrag te betalen van
€ 5.531,04 (vijfduizend vijfhonderdeenendertig euro en vier cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
22 (tweeëntwintig) dagenhechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legtaan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 10], een bedrag te betalen van
€ 4.000,00 (vierduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
16 (zestien) dagenhechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaaltdat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 september 2005 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legtaan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde 11], een bedrag te betalen van
€ 4.800,00 (vierduizend achthonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
19 (negentien) dagenhechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legtaan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde 12], een bedrag te betalen van
€ 7.000,00 (zevenduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
27 (zevenentwintig) dagenhechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legtaan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde 13], een bedrag te betalen van
€ 181,52 (honderdeenentachtig euro en tweeënvijftig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) daghechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Vorderingen benadeelde partijen

Wijsttoe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[benadeelde 1]ter zake van het onder 1. bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaaltdat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wijsttoe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[benadeelde 2]ter zake van het onder 1. bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaaltdat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wijsttoe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde
partij [benadeelde 3]ter zake van het onder 1. bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 325,00 (driehonderdvijfentwintig euro)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijsttoe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[benadeelde 4]ter zake van het onder 2. bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 14.232,00 (veertienduizend tweehonderdtweeëndertig euro)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijsttoe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[benadeelde 5]ter zake van het onder 2. bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 32.310,00 (tweeëndertigduizend driehonderdtien euro)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaaltdat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding:
  • voor een gedeelte groot € 15.000,00 vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf
  • voor een gedeelte groot € 17.310,00 vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf
Wijsttoe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[benadeelde 6]ter zake van het onder 2. bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 900,00 (negenhonderd euro)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijsttoe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[benadeelde 7]ter zake van het onder 3. bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 17.352,00 (zeventienduizend driehonderdtweeënvijftig euro)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijsttoe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[benadeelde 8]ter zake van het onder 3. bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 4.800,00 (vierduizend achthonderd euro)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijsttoe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[benadeelde 9]ter zake van het onder 3. bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 5.531,04 (vijfduizend vijfhonderdeenendertig euro en vier cent)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijsttoe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[benadeelde 10]ter zake van het onder 3. bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 4.000,00 (vierduizend euro)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaaltdat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 september 2005 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wijsttoe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[benadeelde 11]ter zake van het onder 3. bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 4.800,00 (vierduizend achthonderd euro)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijsttoe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[benadeelde 12]ter zake van het onder 3. bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 7.000,00 (zevenduizend euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijsttoe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[benadeelde 13]ter zake van het ad informandum gevoegde feit onder 17. toe tot het bedrag van
€ 181,52 (honderdeenentachtig euro en tweeënvijftig cent)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaartde benadeelde partij in haar vordering voor een bedrag van
€ 90,76 (negentig euro en zesenzeventig cent)niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verklaartde benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
En ten aanzien van elk van de evenvermelde schadevergoedingsmaatregelen en vorderingen:
Bepaaltdat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voor zover door de verdachte aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer is voldaan.
Bepaaltdat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voor zover door de verdachte aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, is voldaan.
Verwijstde verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Verstaatdat het hof ter terechtzitting van 29 september 2014 de benadeelde partijen
  • [benadeelde 14],
  • [benadeelde 15],
  • [benadeelde 16],
  • [benadeelde 17],
  • [benadeelde 18],
  • [benadeelde 19],
  • [benadeelde 20],
  • [benadeelde 21],
  • [benadeelde 22],
  • [benadeelde 23],
  • [benadeelde 24],
  • [benadeelde 25],
  • [benadeelde 26] en
  • [benadeelde 27]
in hun vorderingen tot schadevergoeding niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Bepaaltdat de benadeelde partijen
  • [benadeelde 14],
  • [benadeelde 15],
  • [benadeelde 16],
  • [benadeelde 17],
  • [benadeelde 18],
  • [benadeelde 19],
  • [benadeelde 20],
  • [benadeelde 21],
  • [benadeelde 22],
  • [benadeelde 23],
  • [benadeelde 24],
  • [benadeelde 25],
  • [benadeelde 26],
  • [benadeelde 27],
en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. J.C.A.M. Claassens, voorzitter,
mr. T.A. de Roos en mr. M.A.M. Wagemakers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 13 oktober 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.A.M. Wagemakers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.
2.