ECLI:NL:GHSHE:2014:4408

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 oktober 2014
Publicatiedatum
24 oktober 2014
Zaaknummer
F 200.150.202_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een mentor in het kader van mentorschap voor een minderjarige

In deze zaak gaat het om de benoeming van een mentor voor [de dochter], geboren op [geboortedatum] 1996, in het kader van het mentorschap. De moeder, [de moeder], is in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 februari 2014, waarin [de partner van de vader] als enige mentor is benoemd. De moeder verzoekt om naast [de partner van de vader] ook [de mentor] als mentor te benoemen, omdat zij van mening is dat dit in het belang van [de dochter] is. De dochter heeft echter in haar verweerschrift aangegeven dat zij geen tweede mentor wenst en dat de benoeming van [de partner van de vader] haar voorkeur heeft. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 september 2014 zijn de betrokken partijen gehoord, waaronder de moeder, de dochter, de vader en de partner van de vader. De moeder is niet verschenen, maar haar advocaat heeft haar standpunt toegelicht.

Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen. De moeder stelt dat de rechtbank zonder motivering geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om twee mentoren te benoemen, terwijl de dochter volgens haar recht heeft op een goede zorg met betrokkenheid van beide ouders. De dochter en de vader hebben echter benadrukt dat de voorkeur van de dochter voor [de partner van de vader] als enige mentor moet worden gerespecteerd. Het hof heeft vastgesteld dat er geen gegronde redenen zijn om de voorkeur van de dochter niet te volgen en dat de benoeming van een tweede mentor niet in haar belang zou zijn.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd. De beslissing is openbaar uitgesproken op 23 oktober 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector civiel recht
Uitspraak: 23 oktober 2014
Zaaknummer: F 200.150.202/01
Zaaknummers eerste aanleg: 2763826 EJ VERZ 14-620, 2763955 EJ VERZ 14-621, 2775270 EJ VERZ 14-700 en 2775396 EJ VERZ 14-701
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [de moeder],
advocaat: mr. M.W. Dieleman,
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
- [de dochter] (hierna te noemen: [de dochter]);
- [de vader] (hierna te noemen: [de vader]);
- [de partner van de vader] (hierna te noemen: [de partner van de vader]).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, sector kanton, locatie Middelburg, van 27 februari 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 26 mei 204, heeft [de moeder] verzocht voormelde beschikking te vernietigen – naar het hof begrijpt voor zover het de benoeming van slechts één mentor betreft – en verzocht om naast [de partner van de vader] tot mentor te benoemen [de mentor] (hierna te noemen: [de mentor]).
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 31 juli 2014, heeft [de dochter] verzocht het appel van [de moeder] ongegrond te verklaren en/of haar verzoeken, zo nodig onder verbetering van gronden, af te wijzen met veroordeling van [de moeder] in de kosten van deze procedure.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 september 2014. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • mr. Dieleman;
  • [de dochter], bijgestaan door mr. I.H.T.J. Anthonise-Gieling;
  • [de vader];
  • [de partner van de vader].
2.3.1.
[de moeder] is, met bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 13 februari 2014;
  • het faxbericht met bijlagen van de advocaat van [de moeder] d.d. 15 september 2014

3.De beoordeling

3.1.
[de dochter] is op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] geboren. Zij is de dochter van [de moeder] en [de vader]. [de partner van de vader] is de partner van [de vader].
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter, voor zover thans van belang, een mentorschap ingesteld over [de dochter] en [de partner van de vader] tot mentor benoemd.
3.3.
[de moeder] kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
[de moeder] voert in het beroepschrift, zoals door haar advocaat aangevuld ter zitting, kort samengevat, het volgende aan. De rechtbank heeft zonder motivering geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om twee mentoren te benoemen en heeft betrokkenen niet in de gelegenheid gesteld om zich daarover uit te laten. In het belang van een goede zorg voor [de dochter] moet er zowel zijdens de vader als zijdens de moeder een mentor worden benoemd. Hiermee wordt namelijk een afstand gecreëerd tussen de ouders en beide ouders blijven dan toch – indirect – betrokken bij de zorg over [de dochter]. Ook is niet gebleken dat er bij [de dochter] bezwaar bestaat tegen de benoeming van twee mentoren.
3.5.
[de dochter] voert in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting, kort samengevat, het volgende aan. De rechtbank heeft de voorkeur van [de dochter] gevolgd en er is geen gegronde reden die zich tegen de benoeming van [de partner van de vader] verzet. Bovendien bestaan tegen het benoemen van een tweede mentor gegronde bezwaren. [de dochter] wenst geen tweede mentor. Het is voor haar niet haalbaar om met twee mentoren te moeten praten. [de partner van de vader] zal de belangen van beide ouders in het oog houden. Als er zijdens de moeder een mentor benoemd wordt, komt [de dochter] ook weer tussen haar ouders in te staan. Verder zal de benoeming van een tweede mentor eerder leiden tot een patstelling tussen de mentoren en de ouders. Daarbij heeft [de dochter] geen goede band met [de mentor] en is het benoemen van een tweede mentor niet bedoeld ter bescherming van de belangen van derden.
3.6.
[de vader] voert ter zitting, kort samengevat, aan dat de uitdrukkelijke wens van [de dochter] is gevolgd. De communicatie tussen de ouders verloopt niet soepel en naarmate er meer personen bij betrokken zijn zal dit alleen maar lastiger worden.
3.7.
[de partner van de vader] voert ter zitting, kort samengevat, aan dat het mentorschap goed verloopt. Het belang van [de dochter] staat voorop. [de dochter] kan nu haar zelfstandigheid ontwikkelen doordat zij niet het gevoel heeft dat zij bepaalde keuzes moet maken om haar vader of haar moeder blij te maken. Een persoonlijke band met [de mentor] ontbreekt waardoor het lastig zal zijn om met haar samen te werken. De ervaring van [de partner van de vader] is dat [de moeder] de zaken graag op haar manier geregeld wil hebben, terwijl het juist moet gebeuren op de manier zoals [de dochter] het wenst en die het meest bij haar past.
3.8.
Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
3.8.1.
Ingevolge artikel 1:452 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
3.8.2.
Naar het hof is gebleken, geniet de benoeming van [de partner van de vader] alleen als mentor de uitdrukkelijke voorkeur van [de dochter]. Ter zitting van het hof heeft [de dochter] dit nogmaals heel duidelijk verklaard. Tegen de persoon van [de partner van de vader] heeft [de moeder] ook geen bezwaren aangevoerd. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat sprake is van gegronde redenen die zich tegen de benoeming van alleen [de partner van de vader] tot mentor verzetten. Het voorgaande brengt mee dat het hof, gelet op het bepaalde in artikel 1:452 lid 9 BW, van oordeel is dat er gegronde redenen zijn die zich verzetten tegen de benoeming van een tweede mentor. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om de voorkeur van [de dochter] niet te volgen.
3.9.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Proceskosten
3.10.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, sector kanton, locatie Middelburg, van 27 februari 2014, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. O.G.H. Milar, C.D.M. Lamers en H.J. Witkamp en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2014.