Uitspraak
s-HERTOGENBOSCH
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om de ondertoezichtstelling van de minderjarige [de zoon], geboren op [geboortedatum] 2005, in het kader van een geschil tussen zijn ouders, de vader en de moeder. De rechtbank Limburg had op 9 april 2014 besloten om [de zoon] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. De vader, die het niet eens is met deze beslissing, heeft hoger beroep aangetekend. Hij betoogt dat er geen sprake is van een bedreiging van de geestelijke en lichamelijke belangen van [de zoon] en dat de ondertoezichtstelling een te vergaande maatregel is. De vader stelt dat de situatie is verbeterd nu er geen contact meer is met de moeder en dat [de zoon] meer rust zou krijgen zonder ondertoezichtstelling.
De Raad voor de Kinderbescherming en de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg hebben in hun verweerschriften aangegeven dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is vanwege de voortdurende strijd tussen de ouders en de negatieve impact daarvan op [de zoon]. De moeder steunt de ondertoezichtstelling en stelt dat de vader en zijn familie het contact tussen haar en [de zoon] frustreren.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 september 2014 zijn de betrokken partijen gehoord. Het hof heeft de argumenten van alle partijen overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de wettelijke vereisten voor ondertoezichtstelling zijn vervuld. Het hof heeft vastgesteld dat de strijd tussen de ouders de ontwikkeling van [de zoon] bedreigt en dat er geen mogelijkheid is voor de ouders om zonder hulpverlening samen te werken aan de opvoeding van [de zoon].
Het hof heeft daarom de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing is openbaar uitgesproken op 23 oktober 2014.