ECLI:NL:GHSHE:2014:4399

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 oktober 2014
Publicatiedatum
23 oktober 2014
Zaaknummer
F 200.151.938_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag na communicatieproblemen tussen ouders

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin zijn verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag over zijn zoon werd afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door mr. R. Engwegen, heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat zijn zoon klem of verloren raakt tussen de ouders, vanwege ernstige communicatieproblemen. De moeder, vertegenwoordigd door mr. D.J.P.H. Stoelhorst, heeft in haar verweerschrift betoogd dat de stellingen van de vader onvoldoende zwaarwegend zijn om tot wijziging van het gezag te komen. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 september 2014 zijn beide partijen gehoord, evenals vertegenwoordigers van de raad en de stichting.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 23 oktober 2014
Zaaknummer: F 200.151.938/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/04/125697 / FA RK 13-1390
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R. Engwegen,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. D.J.P.H. Stoelhorst.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 9 april 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 8 juli 2014, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen – naar het hof begrijpt voor zover het betreft de afwijzing van het verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag – en het verzoek van de vader tot beëindiging van het gezamenlijk gezag toe te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 1 augustus 2014, heeft de stichting – naar het hof begrijpt – verzocht voormelde beschikking te bekrachtigen.
2.3.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 15 augustus 2014, heeft de moeder verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het beroep van de vader af te wijzen als onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd met veroordeling van de vader in de kosten van de procedure, althans kosten rechtens.
2.4.
Gelet op de onderlinge samenhang van onderhavige zaak en de ter griffie onder nummer F 200.151.809/01 ingeschreven zaak, heeft het hof beide zaken gelijktijdig behandeld. Het hof heeft in de onder nummer F 200.151.809/01 ter griffie ingeschreven zaak evenwel bij afzonderlijke beschikking d.d. 23 oktober 2014 beslist.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 september 2014. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Engwegen;
- de moeder, bijgestaan door mr. J.H. van Seters, namens zijn kantoorgenoot mr. Stoelhorst, alsmede bijgestaan door een beëdigd tolk, mevrouw M.J. Theunisse;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer [medewerker raad];
- de stichting, vertegenwoordigd door mevrouw [medewerker stichting] en de heer [medewerker stichting].
2.6.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 31 maart 2014;
- de brief met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 15 augustus 2014.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen is geboren:
- [de zoon] (hierna: [de zoon]), op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats].
De vader heeft [de zoon] erkend. [de zoon] verblijft bij de vader
.
3.2.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het verzoek van de vader tot eenhoofdig gezag afgewezen.
3.3.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting, kort samengevat, het volgende aan.
Primair is er sprake van een onaanvaardbaar risico dat [de zoon] bij gezamenlijk gezag klem of verloren raakt tussen de ouders. Door de ernstige communicatieproblemen tussen de ouders is het voor de vader onmogelijk om beslissingen van enig belang over [de zoon] in gezamenlijk overleg te nemen. De moeder verleent geen toestemming voor het aanvragen van een Nederlands paspoort en zij belemmert [de zoon] bij de ontwikkeling van zijn talent als voetballer.
Subsidiair is het in het belang van [de zoon] dat de vader met het eenhoofdig ouderlijk gezag wordt belast. [de zoon] is door de moeder mishandeld en hij heeft een aantal heftige aanvaringen gehad met [de halfbroer] (de halfbroer van [de zoon]). Naar de mishandeling is geen onderzoek gedaan. In dit kader heeft de vader ook nog naar voren gebracht dat de moeder [de halfbroer] verkiest boven [de zoon].
3.5.
De moeder voert in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting, kort samengevat, het volgende aan.
Hetgeen door de vader wordt gesteld is onvoldoende zwaarwegend om tot wijziging van het gezamenlijk ouderlijk gezag te komen. [de zoon] komt niet klem te zitten tussen de ouders als gevolg van de discussie tussen de ouders over het voetballen. Overigens vindt de moeder het prima dat [de zoon] voetbalt, het gaat alleen om de intensiviteit daarvan en de club waar [de zoon] voetbalt. Verder wil de moeder wel meewerken aan het aanvragen van een Nederlands paspoort en daarvoor is zij in januari/februari van dit jaar al bij de gemeente geweest. De moeder en [de halfbroer] (de halfbroer van [de zoon]) hebben [de zoon] ook niet mishandeld. De moeder heeft slechts een corrigerende tik uitgedeeld.
3.6.
De raad voert ter zitting, kort samengevat, aan dat er geen noodzaak bestaat voor eenhoofdig gezag. De knelpunten tussen de ouders liggen met name bij het voetballen en het paspoort. Dit zijn zaken die de ouders met elkaar horen te bespreken. De door de vader gestelde mishandeling valt niet te objectiveren. Er is ook nooit aangifte gedaan en het is nooit door een arts vastgesteld.
3.7.
De stichting voert in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting, kort samengevat, aan dat er geen gronden zijn voor beëindiging van het gezamenlijk gezag. Er wordt bij beide ouders inzet gezien om te handelen in het belang van [de zoon]. Ten aanzien van de door de vader gestelde mishandeling kan de stichting geen waarheidsvinding uitvoeren omdat het twee verschillende verhalen zijn over een gebeurtenis in het verleden. Verder heeft de moeder zich bij de stichting niet negatief uitgelaten over het voetballen.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Het hof stelt vast dat de moeder en de vader ingevolge de beschikking van de rechtbank Maastricht sinds 30 mei 2012 gezamenlijk het ouderlijk gezag over [de zoon] uitoefenen.
3.8.2.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.8.3.
Naar het oordeel van het hof heeft de vader geen van de in artikel 1:253n BW genoemde gronden voor het beëindigen van het gezamenlijk gezag voldoende aannemelijk gemaakt.
Weliswaar is tussen de ouders sprake van een verstoorde communicatie, maar ter zitting is gebleken dat eind oktober een aanvang gemaakt zal worden met het voeren van oudergesprekken in het kader van het Begeleide Omgangsregeling traject, waarbij gewerkt gaat worden aan het verbeteren van de communicatie. Bovendien is ook de ondertoezichtstelling hier mede op gericht. Gelet hierop is niet komen vast te staan dat niet te verwachten is dat binnen afzienbare tijd de situatie van [de zoon] zal verbeteren.
De overige door vader genoemde omstandigheden zijn, gelet op het verweer van de moeder, niet komen vast te staan.
Dit maakt dat het hof van oordeel is dat het gezamenlijk gezag in stand moet worden gelaten.
3.9.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
Proceskosten
3.10.
Gelet op de aard van de procedure ziet het hof geen aanleiding om af te wijken van de gebruikelijke regel die inhoudt dat de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 9 april 2014;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. O.G.H. Milar, C.D.M. Lamers en H.J. Witkamp en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2014.