ECLI:NL:GHSHE:2014:4393

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 oktober 2014
Publicatiedatum
23 oktober 2014
Zaaknummer
20-000166-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging tijdens voetbalwedstrijd tussen Willem II en FC Den Bosch

In deze zaak gaat het om openlijke geweldpleging tijdens een voetbalwedstrijd tussen Willem II en FC Den Bosch op 20 mei 2012. De verdachte, een supporter van FC Den Bosch, heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan geweld tegen zowel personen als goederen. Tijdens de wedstrijd ontstond er een explosie van geweld na een rode kaart voor een speler van FC Den Bosch, waarbij supporters van beide clubs betrokken waren. De verdachte gooide een krat naar een van de thuisvakken en uitte doodsverwensingen naar supporters van Willem II.

De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 60 uren. De officier van justitie ging in hoger beroep en vorderde een zwaardere straf. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en rekening gehouden met het tijdsverloop en het feit dat de KNVB al een stadionverbod en een geldboete had opgelegd aan de verdachte.

Het hof heeft besloten om in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf van 80 uren op te leggen, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat de behandeling van deze vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Het hof heeft de beslissing van de politierechter op onderdelen vernietigd, maar het vonnis voor het overige bevestigd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000166-13
Uitspraak : 24 oktober 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 januari 2013 in de strafzaak met parketnummer
02-666859-12 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1965],
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte - kort gezegd - ter zake van openlijke geweldpleging veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde een stadionverbod, alsmede tot een taakstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis.
Voorts heeft de eerste rechter beslist over schadevergoeding voor de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2].
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren (zonder bijzondere voorwaarden), alsmede tot een werkstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.
De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] kunnen naar zijn mening volledig worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdachte heeft aangevoerd dat hij de gevorderde straffen te zwaar vindt. Ook heeft hij aangegeven dat hij geen bedrag aan schadevergoeding wil betalen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de opgelegde straffen, de strafmotivering, de beslissingen ter zake van de vorderingen van de benadeelde partijen en de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Op 20 mei 2012 vond een beladen voetbalwedstrijd plaats tussen Willem II en FC Den Bosch in het Willem II-stadion in Tilburg. Al vanaf het begin hing er een opgefokte sfeer tussen aanhangers van de beide clubs, in het bijzonder in en rondom de thuisvakken C en E en het bezoekersvak D. Ook was over-en-weer sprake van uitdagend gedrag.
Toen op een gegeven moment een speler van FC Den Bosch een rode kaart kreeg van de scheidsrechter, sloeg de vlam in de pan en vond een explosie van geweld plaats, zowel tegen personen als tegen goederen. Er werd door supporters van beide clubs geslagen en geschopt. Ook heeft een groep aanhangers van FC Den Bosch het horecapunt in vak D bestormd en leeggeplunderd.
Verdachte, een supporter van FC Den Bosch, heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Verdachte heeft vanuit het bezoekersvak een krat gegooid naar een van de thuisvakken. Verder heeft hij zich uitdagend en opruiend gedragen. Hij heeft meermalen doodsverwensingen geuit in de richting van supporters van Willem II, waarbij hij het gebaar maakte dat hij zijn keel doorsneed.
Verdachte heeft aldus een substantiële bijdrage geleverd aan het totale geweld.
Dergelijk gewelddadig optreden door een groot aantal voetbalhooligans is zeer bedreigend en versterkt gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving in het algemeen en bij vrijwilligers en ander personeel in het stadion en goedwillende supporters in het bijzonder.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en gelet op de omstandigheid dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het justitieel documentatieregister
d.d. 9 september 2014 eerder ter zake van strafbare feiten onherroepelijk is veroordeeld, zou naar het oordeel van het hof op zich genomen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend zijn.
Ook houdt het hof in het voordeel van de verdachte rekening met de omstandigheid dat ter terechtzitting is hoger beroep is gebleken dat aan hem door de KNVB reeds een (civielrechtelijk) stadionverbod voor de duur van 1,5 jaar is opgelegd en een geldboete van ruim 500 euro.
Gelet hierop en in aanmerking genomen het tijdsverloop ziet het hof aanleiding om te volstaan met een straf als door de advocaat-generaal is gevorderd, namelijk een onvoorwaardelijke taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur. Met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Anders dan de politierechter, acht het hof in navolging van de advocaat-generaal het opleggen van een bijzondere voorwaarde in de vorm van een stadionverbod niet op zijn plaats, gelet op het tijdsverloop en de omstandigheid dat verdachte, zoals hiervoor is overwogen, reeds van de KNVB een stadionverbod heeft gehad.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 500,- ter zake van immateriële schade. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 250,-.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij werkte samen met haar man als vrijwilliger in het horecapunt in het bezoekersvak. Door de bestorming en de plundering van dit horecapunt moesten zij en haar man vluchten. Deze gebeurtenis heeft bij haar geleid tot slapeloze nachten en gevoelens van angst en onveiligheid. Uit het verhandelde ter terechtzitting is echter niet gebleken of, en zo ja, in hoeverre verdachte persoonlijk betrokken is geweest bij de bestorming en de plundering van het horecapunt. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 500,- ter zake van immateriële schade. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 250,-.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij werkte samen met zijn vrouw als vrijwilliger in het horecapunt in het bezoekersvak. Door de bestorming en de plundering van dit horecapunt moesten hij en zijn vrouw vluchten. Deze gebeurtenis heeft bij hem geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid. Uit het verhandelde ter terechtzitting is echter niet gebleken of, en zo ja, in hoeverre verdachte persoonlijk betrokken is geweest bij de bestorming en de plundering van het horecapunt. De benadeelde partij kan daarom thans in zijn vordering niet worden ontvangen en kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straffen, de beslissingen ter zake van de vorderingen van de benadeelde partijen en de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen, en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tevens tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis;

vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;

vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] in zijn vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. J.J. van der Kaaden en mr. F. van Beuge, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I. Kroes, griffier,
en op 24 oktober 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van der Kaaden en mr. Van Beuge zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.