ECLI:NL:GHSHE:2014:4392

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 oktober 2014
Publicatiedatum
23 oktober 2014
Zaaknummer
20-000165-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging tijdens voetbalwedstrijd tussen Willem II en FC Den Bosch

In deze zaak gaat het om openlijke geweldpleging tijdens een voetbalwedstrijd tussen Willem II en FC Den Bosch op 20 mei 2012. De verdachte, een supporter van FC Den Bosch, heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan geweld tegen personen en goederen. Na een rode kaart voor een speler van FC Den Bosch ontstond er een explosie van geweld, waarbij supporters van beide clubs betrokken waren. De verdachte gooide een koelkast van het horecapunt in het bezoekersvak naar het speelveld, wat bijdroeg aan de chaos. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 60 uren. De officier van justitie ging in hoger beroep, waarbij een zwaardere straf werd geëist. Het hof heeft de eerdere uitspraak vernietigd en in plaats daarvan een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren opgelegd. Het hof hield rekening met het stadionverbod en de geldboete die de KNVB eerder had opgelegd aan de verdachte. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, die schadevergoeding eisten voor immateriële schade als gevolg van de geweldsincidenten. Het hof heeft de vorderingen van beide benadeelde partijen toegewezen tot een bedrag van € 250,- per partij, met wettelijke rente vanaf de datum van de gebeurtenis.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000165-13
Uitspraak : 24 oktober 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 januari 2013 in de strafzaak met parketnummer
02-666857-12 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1990],
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte - kort gezegd - ter zake van openlijke geweldpleging veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde een stadionverbod, alsmede tot een taakstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis.
Voorts heeft de eerste rechter beslist over schadevergoeding voor de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2].
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren (zonder bijzondere voorwaarden), alsmede tot een werkstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] kunnen naar zijn mening volledig worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft betoogd dat zij de gevorderde straffen te zwaar vindt.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de opgelegde straffen, de strafmotivering, de beslissingen ter zake van de vorderingen van de benadeelde partijen en de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Op 20 mei 2012 vond een beladen voetbalwedstrijd plaats tussen Willem II en FC Den Bosch in het Willem II-stadion in Tilburg. Al vanaf het begin hing er een opgefokte sfeer tussen aanhangers van de beide clubs, in het bijzonder in en rondom de thuisvakken C en E en het bezoekersvak D. Ook was over-en-weer sprake van uitdagend gedrag.
Toen op een gegeven moment een speler van FC Den Bosch een rode kaart kreeg van de scheidsrechter, sloeg de vlam in de pan en vond een explosie van geweld plaats, zowel tegen personen als tegen goederen. Er werd door supporters van beide clubs geslagen en geschopt. Ook heeft een groep aanhangers van FC Den Bosch het horecapunt in vak D bestormd en leeggeplunderd.
Verdachte, een supporter van FC Den Bosch, heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Verdachte heeft samen met een ander een koelkast die afkomstig was uit het horecapunt in vak D met kracht van het bordes van het bezoekersvak gegooid in de richting van het speelveld.
Verdachte heeft aldus een substantiële bijdrage geleverd aan het totale geweld.
Dergelijk gewelddadig optreden door een groot aantal voetbalhooligans is zeer bedreigend en versterkt gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving in het algemeen en bij vrijwilligers en ander personeel in het stadion en goedwillende supporters in het bijzonder.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en gelet op de omstandigheid dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het justitieel documentatieregister
d.d. 9 september 2014 eerder ter zake van strafbare feiten onherroepelijk is veroordeeld, zou naar het oordeel van het hof op zich genomen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend zijn.
Het hof houdt in het voordeel van de verdachte rekening met de omstandigheid dat ter terechtzitting is hoger beroep is gebleken dat aan hem door de KNVB reeds een (civielrechtelijk) stadionverbod voor de duur van 1 jaar en 2 maanden is opgelegd en een geldboete van ruim 500 euro.
Gelet hierop en in aanmerking genomen het tijdsverloop ziet het hof aanleiding om te volstaan met een straf als door de advocaat-generaal is gevorderd, namelijk een onvoorwaardelijke taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur. Met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Anders dan de politierechter, acht het hof in navolging van de advocaat-generaal het opleggen van een bijzondere voorwaarde in de vorm van een stadionverbod niet op zijn plaats, gelet op het tijdsverloop en de omstandigheid dat verdachte, zoals hiervoor is overwogen, reeds van de KNVB een stadionverbod heeft gehad.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 500,- ter zake van immateriële schade. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 250,-.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag ter zake van immateriële schade. De benadeelde partij werkte samen met haar man als vrijwilliger in het horecapunt in het bezoekersvak. Door de bestorming en de plundering van dit horecapunt moesten zij en haar man vluchten. Deze gebeurtenis heeft bij haar geleid tot slapeloze nachten en gevoelens van angst en onveiligheid.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake tevens de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 500,-. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 250,-.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 2] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag ter zake van immateriële schade. De benadeelde partij werkte samen met zijn vrouw als vrijwilliger in het horecapunt in het bezoekersvak. Door de bestorming en de plundering van dit horecapunt moesten hij en zijn vrouw vluchten. Deze gebeurtenis heeft bij hem geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake tevens de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straffen, de beslissingen ter zake van de vorderingen van de benadeelde partijen en de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen, en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tevens tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis;

vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], een bedrag te betalen van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer;
bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat;

vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], een bedrag te betalen van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer;
bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. J.J. van der Kaaden en mr. F. van Beuge, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I. Kroes, griffier,
en op 24 oktober 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van der Kaaden en mr. Van Beuge zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.