De grieven 3, 4 en 5 lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat [zoon] klem zit tussen de ouders. Gebleken is dat [zoon] van de moeder geen onvoorwaardelijke toestemming krijgt om contact met de vader te hebben. De moeder heeft angst voor de vader en zij kan kennelijk niet intrinsiek achter dit contact staan. Het hof acht aannemelijk dat, zoals de stichting heeft aangegeven, [zoon] dit voelt en de angst van zijn moeder heeft overgenomen. Dit wordt bevestigd door de observaties op de groep bij de Maashorst. Namens de stichting is ter zitting daarover verklaard dat er zorgen zijn op de groep zijn over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [zoon]: hij stemt zijn eigen emoties in sterke mate af op die van de moeder. Omdat de emoties van de moeder niet positief zijn tegenover de vader wordt [zoon] niet de kans geboden om met beide ouders een positief en onbelast contact te hebben, waardoor de ontwikkeling van de eigen identiteit op termijn in gedrang kan komen. Het onvoldoende een eigen identiteit ontwikkelen waarbij het beeld van een van de ouders onrealistisch dan wel incompleet is kan bij de ontwikkeling van [zoon] tot problemen gaan leiden.
Het hof is voorts met de rechtbank van oordeel dat de moeder op onaanvaardbare wijze [zoon] inzet in haar strijd tegen de vader en dat dit leidt tot angst bij [zoon]. De moeder belast [zoon] met volwassen informatie en laat extreme emoties zien. Zij heeft te kennen gegeven niet te zullen meewerken aan de uitvoering van de beschikking van de rechtbank van april 2014 en zij wil contact met schoolmaatschappelijk werk. De moeder wil dit niet als ondersteuning voor [zoon] en haarzelf maar uitsluitend om met behulp van deze instantie aan te tonen dat omgang met de vader belastend is voor [zoon]. Als het eerste contact in het omgangshuis zal plaatsvinden heeft moeder een man bij zich die [zoon] in de auto filmt en daarna in het omgangshuis. Met dit filmpje alsook het filmpje over de uithuisplaatsing heeft de moeder de media opgezocht. Verder is ter zitting van het hof gebleken dat de moeder kort vóór de mondelinge behandeling bij het hof in strijd met afspraken met de stichting met [zoon] in aanwezigheid van een derde naar de huisarts is gegaan, waar [zoon] in aanwezigheid van zijn moeder moest vertellen hoe het met hem gaat in de Maashorst. Niet alleen draagt de aldus verkregen informatie niet bij aan kennis over hoe het werkelijk met [zoon] gaat, ook geeft de moeder daarmee blijk dat zij onvoldoende inzicht heeft in het feit dat zij [zoon] daarmee juist belast.
Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat de uithuisplaatsing van [zoon] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding en ten behoeve van onderzoek van zijn geestelijke gesteldheid met het oog op een gezonde ontwikkeling van [zoon] in de toekomst.
Met de stichting is het hof van oordeel dat dit dient te gebeuren vanuit een rustige en neutrale plek, waar [zoon] dagelijks kan worden geobserveerd, zodat gediagnosticeerd kan worden wat [zoon] nodig heeft om zich op alle levensgebieden goed te kunnen ontwikkelen. Het hof verwacht niet dat [zoon] zich zelf voldoende zal kunnen laten zien wanneer hij zou worden geobserveerd in de thuissituatie. Het hof gaat voorts voorbij aan de door de moeder geopperde mogelijkheid om het contact tussen de vader en [zoon] stop te zetten. [zoon] heeft recht op onbelast contact met de vader, ten aanzien van wie er geen contra-indicaties zijn gebleken. Voorts draagt het stopzetten van dit contact het risico in zich dat [zoon] opgroeit met een vertekend beeld van de vader, hetgeen schadelijk is voor zijn ontwikkeling.
Ook een zogeheten moeder-kind opname als alternatief voor een uithuisplaatsing is thans niet aan de orde, nu de moeder, in tegenstelling tot haar eerdere uitspraken hierover, ter zitting heeft verklaard daarvan de noodzaak niet in te zien.
Aan de stelling van de moeder dat het niet goed gaat met [zoon] in de Maashorst gaat het hof voorbij. De moeder onderbouwt deze stelling enkel met de overgelegde verklaringen van de huisarts en mevrouw [mediator]. Deze verklaringen leggen, alleen al door de wijze waarop deze tot stand zijn gekomen, naar het oordeel van het hof geen dan wel onvoldoende gewicht in de schaal. Zolang [zoon] ervaart dat de moeder niet achter de plaatsing van [zoon] bij de Maashorst staat, zal [zoon] geen ruimte voelen om iets anders te laten weten dan dat het in de Maashorst niet goed met hem gaat. Bovendien komt uit de stukken van de Maashorst, waarin de moeder vertrouwen zegt te hebben, een ander beeld naar voren: het gaat goed met [zoon] op de leefgroep en hij laat geen opvallend gedrag zien. Ter zitting heeft de moeder weliswaar verklaard dat zij vlak vóór de mondelinge behandeling bij het hof telefonisch contact heeft gehad met een begeleider van [zoon] bij de Maashorst, die haar heeft verteld dat [zoon] heel verdrietig was en dat er sprake was van een schijnaanpassing, maar aan deze verklaring gaat het hof voorbij, nu het deze niet kan verifiëren.
Het hof is tot slot van oordeel dat er, gelet op de nog te verrichten observaties en onderzoeken, geen reden is om de termijn van de machtiging te bekorten.
Gelet op het voorgaande falen de grieven 3, 4 en 5.