ECLI:NL:GHSHE:2014:4342

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 oktober 2014
Publicatiedatum
21 oktober 2014
Zaaknummer
HD 200.077.809_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksvermogensrecht en taxatie van de echtelijke woning in het kader van een echtscheiding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep in een echtscheidingsprocedure waarin de verdeling van het huwelijksvermogen centraal staat. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten en betreft de waarde van de echtelijke woning, die op de peildatum van 24 juli 2008 getaxeerd moest worden. De deskundige, ing. N. Wolters, heeft de waarde van de woning vastgesteld op € 192.000,00, maar de vrouw in deze zaak betwist deze waarde. Zij voert aan dat de deskundige niet in staat was om de woning op de peildatum te beoordelen, omdat hij deze pas later heeft gezien. Bovendien wijst zij op de lagere WOZ-waarde en de verbeteringen die zij aan de woning heeft aangebracht na de peildatum, wat volgens haar de waarde zou moeten verlagen.

Het hof overweegt dat de deskundige zijn rapport goed heeft onderbouwd en dat de waarde van de woning niet aangepast hoeft te worden. Het hof stelt vast dat de deskundige gebruik heeft gemaakt van verschillende taxatiemethoden en dat de waarde van de woning in de periode 2007-2008 gebruikelijk hoger was dan de WOZ-waarde. De vrouw heeft onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat de waarde lager zou moeten zijn dan de door de deskundige vastgestelde waarde.

Het hof beslist dat de woning als gemeenschappelijk eigendom van partijen wordt beschouwd en dat de vrouw de woning toegewezen krijgt, onder de verplichting om de man de helft van de overwaarde te betalen. Daarnaast worden er beslissingen genomen over andere vermogensbestanddelen, zoals de verdeling van de auto’s en de Levob-kapitaalverzekering. Het hof compenseert de proceskosten in hoger beroep, gezien de partijen gewezen echtelieden zijn. De uitspraak wordt openbaar uitgesproken op 21 oktober 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.077.809/01
arrest van 21 oktober 2014
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. S.J.C. Vaessen te Panningen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
advocaat: mr. L.H. Janssen-Dekkers te Roermond,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 22 mei 2012, 20 augustus 2013 en 7 januari 2014 in het hoger beroep van het door de rechtbank Roermond onder zaaknummer 88313\HA ZA 08-564 gewezen vonnis van 25 augustus 2010.

12.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 7 januari 2014;
- het deskundigenbericht van ing. N. Wolters, makelaar;
  • de memorie na deskundigenbericht van de man;
  • de (antwoord)memorie na deskundigenbericht van de vrouw met producties.
Partijen hebben arrest gevraagd.

13.De verdere beoordeling

13.1.
Bij genoemd tussenarrest van 7 januari 2014 is de heer N. Wolters (hierna: deskundige) benoemd tot deskundige. Aan hem is de vraag voorgelegd wat op de peildatum 24 juli 2008 de onderhandse verkoopwaarde was, vrij van gebruik, van de echtelijke woning met ondergrond en erf, staande en gelegen te [woonplaats], [adres 1], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie [sectieletter] nummer [sectienummer], groot 2 are 86 centiare.
13.2.
Uit het taxatierapport blijkt dat - nadat partijen in de gelegenheid zijn gesteld om op het taxatierapport te reageren - de deskundige de waarde van deze woning op de peildatum heeft gewaardeerd op € 192.000,00.
13.3.
De man heeft in de memorie na deskundigenbericht - kort gezegd - aangegeven dat hij zich kan verenigen met de door de deskundige opgegeven waarde.
13.4.
In haar (antwoord)memorie na deskundigenbericht verwijst de vrouw naar de vragen en opmerkingen in de mail van 8 mei 2014 aan de deskundige, op welke vragen en opmerkingen de deskundige gereageerd heeft. Deze opmerkingen zien onder andere op het feit dat de deskundige ten tijde van de bezichtiging meerdere keren heeft aangegeven niet te kunnen oordelen over de waarde van de woning per juli 2008 omdat hij de woning toen niet heeft gezien, de (lagere) WOZ-waarde in 2007 van € 188.000,00 en de door de deskundige verkeerd gehanteerde woonoppervlakte van de woning. Daarnaast stelt de vrouw dat de deskundige onbedoeld en onbewust op het verkeerde pad is gezet door de huidige staat van de woning, nu de vrouw de woning na 2008 geheel met eigen middelen ten bedrage van € 45.000,00 heeft opgeknapt waardoor de deskundige op een hogere waarde is uitgekomen.
Tot slot wijst de vrouw er op dat in 2004 een vergelijkbare, haast identieke, woning is verkocht voor € 164.500,00 en zij meent dat de woning vier jaar later en ten tijde van de crisis niet € 192.000,00 waard kan zijn.
De vrouw concludeert dan ook dat zij niet akkoord kan gaan met gemelde taxatiewaarde van € 192.000,00.
13.5.
Het hof overweegt als volgt.
13.5.1.
In hetgeen de vrouw aan de deskundige naar voren heeft gebracht, zoals de WOZ-waarde, het woonoppervlak van de woning, een beter beeld van de woning vanwege het opknappen van de woning door de vrouw, merkt het hof op dat de deskundige geen aanleiding heeft gezien om de waarde aan te passen.
Het hof is met betrekking tot de lagere WOZ-waarde van oordeel dat in de periode 2007-2008 het gebruikelijk was dat de woningen verkocht werden voor een hogere prijs dan de WOZ-waarde. Het hof wijst er op dat het verschil tussen de getaxeerde waarde en de WOZ-waarde slechts € 4.000,00 is.
De deskundige heeft ook geen reden gezien om de waarde aan te passen omdat hij volgens de vrouw van een te groot woonoppervlakte is uitgegaan. Dat de deskundige de woning niet in juli 2008 heeft gezien, acht het hof niet relevant. Het komt immers regelmatig voor dat een taxateur een object niet eerder heeft gezien en toch moet taxeren tegen een peildatum die jaren voor de taxatiedatum ligt. Een taxateur heeft diverse (berekening)methodes tot zijn beschikking om toch de waarde in het verleden te kunnen vaststellen. In het onderhavige geval is de deskundige onder meer uitgegaan van de kuberingsmethode en de ervaringsmethode.
13.5.2.
De vrouw heeft vervolgens aangegeven dat op haar kosten sinds 24 juli 2008 diverse vernieuwingen/renovaties hebben plaatsgevonden zoals het vernieuwen van dakpannen, binnendeuren en HR-ketel en in het realiseren van een hobbykamer in de voormalige garage . De deskundige heeft in het “Verslag: opname 21-03-2014 [adres 1], [postcode] [woonplaats]” aangegeven dat hij deze verbeteringen niet heeft meegenomen in de berekening van de marktwaarde per de peildatum. Desondanks meent de vrouw dat de deskundige op het verkeerde pad is gezet door de huidige staat van de woning. De man betwist dat de vrouw heeft moeten investeren in de woning. Zo zij dit al gedaan heeft, zijn diverse investeringen onnodig geweest en in elk geval niet relevant voor de waarde bepaling, aldus de man.
Het hof ziet in het vorenstaande geen aanleiding om van een lagere waarde uit te gaan. De deskundige heeft aangegeven dat hij de verbeteringen niet heeft meegenomen in de berekening van de waarde van de woning. Dat de deskundige op het verkeerde pad is gezet acht het hof niet aannemelijk. De vrouw heeft aan de deskundige foto’s overhandigd van de woning met betrekking tot de situatie van vóór 24 juli 2008, zodat de deskundige een goed beeld heeft gekregen van de woning van voor de peildatum.
Dat de waardering van de woning – indien wordt geabstraheerd van de door de vrouw gestelde werkzaamheden aan de woning – op een lager bedrag zou moeten uitkomen is naar het oordeel van het hof onvoldoende door de vrouw onderbouwd.
13.5.3.
Het hof is van oordeel dat de deskundige zijn rapport deugdelijk heeft onderbouwd. Het hof acht tevens relevant dat de uiteindelijke inschatting van de waarde door een deskundige niet alleen op concrete gegevens maar mede op diens ervaring en intuïtie is gebaseerd.
Op grond van het vorenstaande zal het hof derhalve uitgaan van een economische waarde, vrij van gebruik, van € 192.000,00 per de peildatum.
13.6.
Resumerend:
Het hof diende in de onderhavige zaak te beslissen over de (waarde van de) woning, de vergoedingsrechten, de belastingschuld van de man, de pensioenrechten van de man, de auto’s en de Levob-kapitaalverzekering.
13.6.1.
De woning
In het tussenarrest van 20 augustus 2013 heeft het hof in r.o. 7.6 - anders dan de rechtbank - geoordeeld dat de woning in de tussen partijen te verdelen “uitgestelde” gemeenschap is gevallen waardoor de woning als gemeenschappelijk eigendom van partijen wordt beschouwd en de verdeling bij helfte dient plaats te vinden. Het hof zal de vordering van de man (toedeling van de gemeenschappelijke woning aan de vrouw, zulks onder voldoening aan de man van de helft van de overwaarde, rekening houdend met het aangebrachte vermogen van de vrouw) toewijzen, ten gevolgde waarvan de vrouw aan de man dient te voldoen:
€ 192.000 minus inbreng van de vrouw ad € 73.189,20 (ƒ 161.287,76) = € 118.810,80 gedeeld door 2 = € 59.405,40.
Grief 1 en 4 in principaal appel falen en de grief in incidenteel appel slaagt.
De man heeft overigens nog gevorderd dat indien de woning aan de vrouw wordt toebedeeld, zij binnen één maand na het in deze te wijzen arrest dient mee te werken aan de door notaris mr. [notaris] te [vestigingsplaats] op te maken notariële transportakte, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag en dat zo nodig het ten deze te wijzen arrest in de plaats zal treden van de handtekening van de vrouw bij de formaliteiten die nodig zijn om de toedeling en levering bij de notaris te doen realiseren, indien de vrouw niet vrijwillig meewerkt aan de afhandeling van de betreffende notariële akte op het eerste verzoek van de notaris. De vrouw heeft deze vordering niet weersproken, zodat het hof deze in het dictum zal toewijzen, met dien verstande dat de dwangsommen aan een maximum zullen worden gebonden en niet eerder verbeurd zullen zijn dan na één maand na de betekening van dit arrest.
13.6.2.
De vergoedingsrechten
In r.o. 7.9 in voormeld tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat er geen vergoedingsrechten zijn ontstaan met betrekking tot het bedrag van ƒ 90.000,00 afkomstig van de verkoopopbrengst van de boot van de vrouw, en het bedrag € 4.255,51 (opbrengst ING-aandelen) welke bedragen volgens de vrouw zijn aangewend voor de bestrijding van de kosten van levensonderhoud alsmede het bedrag van ƒ 25.000 welk bedrag is aangewend voor de betaling van de kosten van aankoop van de woning.
13.6.3.
De belastingschuld
Vordering van de man met betrekking tot de belastingschuld (r.o. 7.12) wordt afgewezen. Grief 2 in principaal appel slaagt.
13.6.4.
De pensioenrechten
De vordering van de vrouw met betrekking tot de pensioenrechten van de man (r.o. 7.14) wordt afgewezen. Grief 3 in principaal appel faalt.
13.6.5.
De auto’s
De ten name van de man staande Mercedes dient aan de man te worden toegedeeld, zulks onder de verplichting om aan de vrouw een bedrag van € 1.250,00 te vergoeden (zie r.o. 4.11 van het tussenarrest van 22 mei 2012). Tijdens het pleidooi hebben partijen aangegeven dat de Ford Galaxy op de peildatum 18 januari 2006 niet meer bij partijen aanwezig was. De beslissing van de rechtbank om de vordering van de vrouw om deze auto aan de man toe te delen onder de verplichting om € 3.000,00 aan de vrouw te betalen dient dan ook vernietigd te worden.
13.6.6.
De Levob-kapitaalverzekering
Partijen zijn het eens geworden dat de Levob-kapitaalverzekering wordt afgekocht en dat de man de helft van de afkoopwaarde ad € 3.241,65 per 2 februari 2012, zijnde een bedrag van € 1.620,83, aan de vrouw dient te voldoen (zie r.o. 4.12 van het tussenarrest van 22 mei 2012).
13.7.
Op grond van het vorenstaande zal het hof het bestreden vonnis gedeeltelijk vernietigen. De proceskosten in hoger beroep zullen worden gecompenseerd, nu partijen gewezen echtelieden zijn. De kosten van de deskundigen, te weten het IJI en de makelaar, zullen partijen ieder voor de helft moeten dragen.

14.De uitspraak

Het hof:
Op het principaal en incidenteel appel:
vernietigt het vonnis
in conventievoor zover betrekking hebbend op de beslissingen 5.4, 5.6 en 5.7;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de echtelijke woning met aanhorigheden, staande en gelegen aan het [adres 1] te [woonplaats] aan de vrouw zal worden toebedeeld en dat zij binnen één maand na betekening van dit arrest dient mee te werken aan de door notaris mr. [notaris] te [vestigingsplaats] op te maken notariële transportakte, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag indien zij deze medewerking niet verleent met een maximum van € 50.000,- en dat zo nodig het ten deze te wijzen arrest in de plaats zal treden van de handtekening van de vrouw bij de formaliteiten die nodig zijn om de toedeling en levering bij de notaris te doen realiseren, indien de vrouw niet vrijwillig meewerkt aan de afhandeling van de betreffende notariële akte op het eerste verzoek van de notaris;
veroordeelt de vrouw om aan de man te voldoen een bedrag van € 59.405,40;
bepaalt dat de Mercedes aan de man wordt toegedeeld;
bekrachtigt het vonnis in conventie voor het overige;
vernietigt het vonnis
in reconventievoor zover betrekking hebbend op de beslissingen in r.o. 5.11 en 5.12;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verstaat dat partijen zijn overeengekomen dat de man de Levob-kapitaalverzekering per 2 februari 2012 afkoopt en de helft van de afkoopwaarde, zijnde een bedrag van
€ 1.620,83 aan de vrouw zal voldoen en bepaalt dat een eventuele belastingaanslag in verband met de afkoop door partijen ieder voor de helft zal worden gedragen;
veroordeelt de man om aan de vrouw te betalen een bedrag van € 1.250,00, zijnde de helft van de overeengekomen waarde van de Mercedes;
bekrachtigt het vonnis in reconventie voor het overige;
bepaalt dat partijen ieder de helft van de kosten van de twee deskundigenonderzoeken dienen te dragen en veroordeelt zowel de man als de vrouw om aan de griffier van het hof ieder een bedrag van € 1.936,88 te voldoen, dit binnen twee weken na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
compenseert de proceskosten in hoger beroep voor het overige, zowel in het principaal appel als in het incidenteel appel, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt ;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. N.J.M. van Etten, B.A. Meulenbroek en O.G.H. Milar en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 21 oktober 2014.