De man heeft verzocht op grond van een wijziging van omstandigheden de onderhoudsbijdrage ten behoeve van beide kinderen met ingang van 1 juli 2013 vast te stellen op een bedrag van € 50,-- per maand.
Anders dan de rechtbank, is het hof van oordeel dat in de onderhavige zaak sprake is van een wijziging van omstandigheden, gelegen in het feit dat de man in april 2011 weer betaald werk is gaan verrichten, waarna hij met ingang van 21 april 2014 opnieuw werkloos is geworden. In het navolgende zal het hof beoordelen of deze wijziging dient te leiden tot een wijziging van de door de man te betalen kinderalimentatie.
Tussen partijen is niet in geschil dat als uitgangspunt voor een eventuele wijziging van de onderhoudsbijdrage de datum 1 juli 2013 zal worden gehanteerd.
Partijen zijn het er voorts over eens dat de man in de periode vanaf 1 juli 2013 tot 21 april 2014, de dag waarop hij weer werkloos werd, een netto besteedbaar inkomen had van € 864,-per maand, welk bedrag blijkt uit de door de man in hoger beroep overgelegde draagkrachtberekening. Met ingang van 21 april 2014 geniet de man een werkloosheidsuitkering, die lager is dan zijn laatstverdiende loon.
Aan de stelling van de vrouw dat de man over vermogen beschikt om op in te teren, gaat het hof voorbij. De man heeft verklaard dat hij het vermogen dat hij heeft verkregen uit de deling van de huwelijksgemeenschap van partijen heeft opgesoupeerd. Uit de door de man overgelegde aangiftes inkomstenbelasting blijkt ook niet van eigen vermogen. Het hof acht aannemelijk dat de man, gezien de hoogte van zijn inkomen sedert 2009 en zijn lasten, in die periode heeft moeten interen op zijn vermogen.
Nu de man in de periode vanaf 1 juli 2013 een netto besteedbaar inkomen heeft lager dan
€ 1.250,- netto per maand, zal het hof conform de Richtlijn van de Expertgroep Alimentatie uitgaan van een minimumdraagkracht van € 50,- per maand.
Het hof gaat er evenwel vanuit dat de werkloosheid van de man tijdelijk is. De man heeft een groot aantal sollicitatiebrieven in het geding gebracht, maar het is voor het hof de vraag, zeker in het licht van de stellingen van de vrouw, of de man voldoende gericht en op zijn niveau solliciteert. Daarbij merkt het hof nog op dat de man, zoals de vrouw onweersproken heeft gesteld, zich niet heeft ingeschreven bij uitzendbureaus. Het hof is van oordeel dat het thans op de weg van de man ligt om met hulp van de aan hem toegewezen werkcoach van het UWV alles in het werk te stellen om op zo kort mogelijke termijn een dusdanig inkomen te genereren dat hij in staat zal zijn om met ingang van 1 januari 2015 de (nog te indexeren) bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [dochter 1] van € 137,-- per maand opnieuw te voldoen.