ECLI:NL:GHSHE:2014:4261

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 oktober 2014
Publicatiedatum
17 oktober 2014
Zaaknummer
HV 200.139.153_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking inzake kinderalimentatie en afwijzing van het verzoek tot verlaging

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot verlaging van de kinderalimentatie. De vrouw, appellante, had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 16 oktober 2013 aangevochten, waarin de kinderalimentatie voor hun dochter [dochter 1] was verlaagd naar € 25,- per maand. De man, verweerder, had geen verweerschrift ingediend en was niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 9 september 2014.

Het hof heeft vastgesteld dat de man, na het beëindigen van zijn arbeidsovereenkomst, was teruggevallen op een Wahjong-uitkering. De vrouw betwistte echter dat de man daadwerkelijk werkloos was en stelde dat hij weer in dienst was bij een bedrijf. Het hof oordeelde dat de man onvoldoende bewijs had geleverd van zijn financiële situatie en dat de wijziging van omstandigheden die hij aanvoerde niet relevant was voor een herbeoordeling van de kinderalimentatie.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de man om de kinderalimentatie te verlagen afgewezen. De beslissing van het hof houdt in dat de eerder vastgestelde alimentatie van € 259,- per maand voor [dochter 1] in stand blijft. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijsvoering bij het verzoeken om wijziging van alimentatie en de verantwoordelijkheden van beide partijen in het proces.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 16 oktober 2014
Zaaknummer: HV 200.139.153/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/262519 FA RK 13-2282
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te
[woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M. van Vliet,
tegen
[de man],
wonende te
[woonplaats],
verweerder,
hierna te noemen: de man.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 16 oktober 2013.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 december 2013, heeft de vrouw verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, naar het hof begrijpt, het inleidende verzoek van de man alsnog af te wijzen, althans dat het hof een kinderalimentatie vaststelt die het hof juist acht.
2.2.
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 september 2014. Bij die gelegenheid is de vrouw gehoord, bijgestaan door haar advocaat en een tolk in de gebarentaal, mevrouw M. Kooij.
De man is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen
.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de in 2011 verbroken affectieve relatie van partijen is geboren:
- [dochter 1] (hierna: [dochter 1]), op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats].
De man heeft [dochter 1] erkend en partijen hebben gezamenlijk het gezag over haar.
[dochter 1] heeft het hoofdverblijf bij de vrouw.
3.2.
Uit de inhoud van de stukken is gebleken dat uit de affectieve relatie die de man thans heeft met zijn huidige partner is geboren:
- [dochter 2] (hierna: [dochter 2]), op [geboortedatum] 2012.
Voor [dochter 2] is de man eveneens onderhoudsplichtig, hetgeen tussen partijen geen geschilpunt is.
3.3.
Bij beschikking van 29 augustus 2012 heeft de rechtbank de kinderalimentatie ten behoeve van [dochter 1] vastgesteld op € 162,= per maand in de periode van 1 maart 2012 tot 1 september 2012 en met ingang van 1 september 2012 op € 259,= per maand.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de beschikking van 29 augustus 2012 gewijzigd voor wat betreft de kinderalimentatie in die zin dat de bijdrage die de man aan de vrouw dient te voldoen in de kosten van verzorging en opvoeding van [dochter 1] nader wordt vastgesteld op € 25,= per maand met ingang van 1 april 2013.
3.5.
De vrouw kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. De grieven van de vrouw richten zich tegen de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot:
  • de ontvankelijkheid van de man in zijn inleidend verzoek, meer specifiek, of er aan de zijde van de man sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden die een hernieuwde beoordeling van de kinderalimentatie rechtvaardigt (grief 1);
  • de ingangsdatum, meer specifiek, de door de rechtbank toegepaste nieuwe rekenmethode (grief 2);
  • de hoogte van de kinderalimentatie (grief 3);
  • het inkomen van de partner van de man (grief 4).
Wijziging van omstandigheden
3.6.1.
In de eerste plaats is aan de orde of zich een relevante wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan in de zin van artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) die een hernieuwde beoordeling van de behoefte en de draagkracht rechtvaardigt, nu dit de meest verstrekkende grief van de vrouw is.
3.6.2.
In eerste aanleg stelde de man zich op het standpunt dat er sprake was van een dergelijke wijziging, nu zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet is verlengd en hij met ingang van 23 maart 2013 noodgedwongen is teruggevallen op een Wahjong uitkering. Anders dan de rechtbank is het hof echter van oordeel dat deze omstandigheden niet tot een wijziging van de bij beschikking van 29 augustus 2012 vastgestelde alimentatie kan leiden, nu de man onvoldoende inzicht heeft gegeven over de financiële gevolgen van het niet verlengen van de betreffende arbeidsovereenkomst. Zo beschikt het hof enkel over een schriftelijk stuk waaruit blijkt dat aan de man met ingang van 23 maart 2013 een Wahjong uitkering is toegekend. Of het daadwerkelijk tot uitkering is gekomen en hoelang is het hof bij gebreke aan nadere informatie niet duidelijk geworden. Het had, gezien de gemotiveerde betwisting van de vrouw dat de man daadwerkelijk werkeloos zou zijn, op de weg van de man gelegen om het hof hieromtrent te informeren. De vrouw heeft gesteld dat de man vanwege zijn doofheid is aangewezen op een speciaal daartoe aangewezen arbeidsplek waarvoor meerdere voorzieningen zijn. Ter zitting heeft de vrouw nog verklaard dat de man ook in het verleden na afloop van een tijdelijk dienstverband direct wisselde van de ene naar de andere werkgever en de man op dit moment kennelijk werkzaam is bij het bedrijf [het bedrijf], waar hij ook eerder werkzaam was. De broer van de vrouw heeft dit bedrijf telefonisch benaderd en gevraagd de man te spreken en daarbij te horen gekregen dat de man ‘momenteel niet aanwezig was, maar dat hij later zou terugbellen.’
De man heeft zich in hoger beroep volledig afzijdig gehouden – hij heeft geen stukken in het geding gebracht en is niet ter zitting verschenen – en heeft daarmee niet de mogelijkheid benut om de stellingen van de vrouw te betwisten en het hof te voorzien van nadere informatie. Dit komt voor zijn rekening en risico. Het hof gaat, gelet op de stellingen van de vrouw, er dan ook van uit dat de man direct na, dan wel kort na, afloop van het eerdere dienstverband op 23 maart 2013 weer in dienstverband is gaan werken, Nu niet anders is gebleken gaat het hof er eveneens van uit dat de man daarmee hetzelfde inkomen genereert als tijdens het op 23 maart 2013 beëindigde dienstverband.
3.6.3.
Vorenstaande leidt tot de gevolgtrekking dat, hoewel er sprake is van een wijziging van omstandigheden die zich na de beschikking van 29 augustus 2012 heeft voorgedaan, deze wijziging niet kan worden aangemerkt als een
relevantewijziging van omstandigheden op grond waarvan een hernieuwde beoordeling van de behoefte en draagkracht gerechtvaardigd is. De bestreden beschikking dient te worden vernietigd en het inleidende verzoek van de man d.d. 29 april 2013 om de kinderalimentatie ten behoeve van [dochter 1] met ingang van 1 april 2013 nader te bepalen op € 25,= per maand dient te worden afgewezen.
3.6.4.
Nu het primaire betoog van de vrouw slaagt, behoeven de overige grieven van de vrouw geen bespreking meer, zodat het hof hieraan voorbij gaat.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking, behoudens hetgeen is beslist ten aanzien van de proceskosten;
en opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog het inleidend verzoek van de man van 29 april 2013, om de kinderalimentatie ten behoeve van de minderjarige[dochter 1] te verlagen naar € 25,= per maand met ingang van 1 april 2013, af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, J.H.J.M. Mertens-Steeghs en A.M.M. Hompus en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2014.