ECLI:NL:GHSHE:2014:4250

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 oktober 2014
Publicatiedatum
16 oktober 2014
Zaaknummer
F 200.144.714_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hoofdverblijf en omgangsregeling van minderjarige kinderen na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 30 december 2013, waarin werd bepaald dat de minderjarige kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder hebben. De vader verzoekt het hof om deze beschikking te vernietigen en het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen, alsook om vervangende toestemming te verlenen voor inschrijving van de kinderen op hun eerdere basisschool en bij hun eerdere huisarts. De moeder verzet zich tegen deze verzoeken en vraagt om afwijzing van de verzoeken van de vader.

Tijdens de mondelinge behandeling op 2 september 2014 zijn beide partijen gehoord, bijgestaan door hun advocaten. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook een vertegenwoordiger gestuurd. De vader stelt dat de problemen voortkomen uit het karakter van de moeder en haar omgang met de beëindiging van het huwelijk, en dat een wijziging van het hoofdverblijf in het belang van de kinderen zou zijn. De moeder daarentegen wijst op de goede situatie van de kinderen in hun huidige omgeving en de slechte communicatie met de vader.

Het hof overweegt dat op basis van de huidige situatie en de belangen van de kinderen, het niet in hun belang is om het hoofdverblijf te wijzigen. De kinderen zijn inmiddels gewend aan hun huidige leefomgeving en er zijn geen zorgen over hun welzijn. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De subsidiaire verzoeken van de vader worden niet behandeld, omdat er geen wijziging in het hoofdverblijf plaatsvindt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 16 oktober 2014
Zaaknummer: F 200.144.714/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/264181 FA RK 13-2714
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.Th. Linsen-Penning de Vries,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.R. Roethof.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 30 december 2013.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 31 maart 2014, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
I. te bepalen dat het hoofdverblijf van de uit het huwelijk geboren minderjarige kinderen [kind 1], [kind 2] en [kind 3] bij hem wordt bepaald in plaats van bij de moeder, onder vaststelling van een contactregeling van de moeder met de kinderen als onder III. vermeld;
II. vervangende toestemming aan de vader te verlenen de drie kinderen in te schrijven op hun eerdere basisschool te [woonplaats], te weten basisschool de Meerhoef, alsmede in te schrijven bij hun eerdere huisarts te [woonplaats], de heer [de huisarts], behoudens in de situatie dat de school geen nieuwe leerlingen aanneemt en/of de huisartsenpraktijk voor nieuwe patiënten gesloten is;
III. een contactregeling met de moeder vast te stellen als verwoord onder punt III. van het
beroepschrift en daaraan een dwangsom te verbinden.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 15 mei 2014, heeft de moeder verzocht de verzoeken van de vader af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren en de vader te veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 september 2014. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Linsen-Penning de Vries;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Roethof;
  • Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad), vertegenwoordigd door mevrouw[vertegenwoordiger raad].
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief met bijlage van raad d.d. 11 april 2014;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 22 augustus 2014;
  • de ter zitting door de advocaat van de vader overgelegde pleitnotities.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 3 maart 1999 met elkaar gehuwd.
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
  • [kind 1] (hierna: [kind 1]), op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats],
  • [kind 2] (hierna: [kind 2]), op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats],
  • [kind 3] (hierna: [kind 3]), op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats].
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
Bij beschikking van 12 september 2012 heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 11 oktober 2012 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover thans van belang, bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder hebben.
Daarnaast heeft de rechtbank een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld zoals in die beschikking is weergegeven.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, de verzoeken van de vader tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen en het verlenen van vervangende toestemming door de rechtbank om de kinderen in te schrijven op hun eerdere basisschool alsmede in te schrijven bij hun eerdere huisarts, afgewezen.
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De vader voert, kort samengevat het volgende aan.
Volgens de vader vormen het onderling wantrouwen en de gebrekkige communicatie tussen partijen niet de kern van de problemen. Naar de mening van de vader is de kern van de problemen gelegen in het karakter van ieder van partijen en de wijze waarop de moeder omgaat met de beëindiging van het huwelijk.
De vader stelt dat een wijziging van het hoofdverblijf van de kinderen van de moeder naar de vader wel de problematiek oplost. De vader heeft namelijk – in tegenstelling tot de moeder – de bereidheid tot en zal alles in het werk stellen om met de moeder te communiceren over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en haar tijdig van alle noodzakelijke informatie voorzien.
Voorts stelt de vader dat hij de afgelopen jaren heeft moeten ervaren dat de moeder ernstig tekortschiet daar waar het gaat om het betrekken van de vader in het leven van de kinderen en dat zij derhalve de kinderen niet biedt wat zij nodig hebben.
3.6.
De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan.
Volgens de moeder zijn de problemen volledig terug te voeren op de slechte communicatie met de vader. De vader is zeer stug in zijn denken, doen en communiceren. Hij kan zich niet of nauwelijks verplaatsen in de leefwereld van de kinderen en al helemaal niet in de leefwereld van de moeder.
De moeder geeft aan dat de kinderen inmiddels op hun huidige school zijn opgenomen en daar hun vriendenkring hebben opgebouwd. Op school gaat het goed en de kinderen hebben het naar hun zin in hun huidige woonomgeving. Volgens de moeder is er, nu zij de opvoeding grotendeels alleen voor haar rekening neemt, rust ontstaan.
Ter zitting heeft de moeder naar voren gebracht dat er een duidelijk rapport van de raad ligt waaruit blijkt dat het niet in het belang van de kinderen is dat hun hoofdverblijf wordt gewijzigd. De moeder geeft aan dat zij de kinderen niet bij hun vader weg wil houden, maar dat zij de omgang nu juist stimuleert aangezien de kinderen geen zin hebben om naar hun vader te gaan.
3.7.
De raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat er, op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, geen aanleiding is om het hoofdverblijf van de kinderen te wijzigen.
3.8.
Ten aanzien van het hoofdverblijf overweegt het hof als volgt.
3.8.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. Daartoe behoort ook, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub b BW, het geschil bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.8.2.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat het niet in het belang van de kinderen is om hun hoofdverblijfplaats te wijzigen.
Het hof voegt daar nog het volgende aan toe.
3.8.3.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof gebleken dat de [kind 1], [kind 2] en [kind 3] inmiddels één jaar en zeven maanden in [woonplaats] wonen. De kinderen zijn inmiddels gewend aan hun nieuwe leefomgeving. Zowel de school als de moeder ervaren geen zorgen ten aanzien van de kinderen en de kinderen geven aan dat zij graag bij hun moeder willen wonen. Gelet op deze bestendige situatie is het hof van oordeel dat thans ter beoordeling voorligt de vraag of de bestaande situatie bij de moeder zodanig slecht is dat de kinderen daardoor in hun belangen worden geschaad en er derhalve een verandering van het hoofdverblijf geboden is. Dit laatste acht het hof, net als de raad, thans niet het geval. Ter zitting is het hof gebleken dat de zorgen die de vader heeft over de kinderen het gevolg zijn van het gebrek aan vertrouwen in de moeder. Ook constateert het hof dat aan de zijde van de moeder sprake is van een gebrek aan vertrouwen in de vader. Dit gebrek aan vertrouwen lijkt voort te vloeien uit de slechte communicatie tussen partijen. Een wijziging van het hoofdverblijf van de kinderen zal in deze communicatie geen verbetering brengen en het hof acht een dergelijke wijziging dan ook niet in het belang van de kinderen. Derhalve zal hof op grond van het voorgaande de beschikking van de rechtbank bekrachtigen.
3.9.
Ter zitting heeft de vader desgevraagd verklaard dat zijn verzoeken onder II. en III. gelezen dienen te worden als subsidiaire verzoeken.
Nu op grond van het vorenstaande geen wijziging zal worden gebracht in het hoofdverblijf van de kinderen, komt het hof niet toe aan deze subsidiaire verzoeken van de vader.
3.10.
De moeder heeft verzocht de vader te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.10.1.
Gezien het feit dat partijen gewezen echtgenoten zijn en gelet op de familierechtelijke aard van de procedure ziet het hof in het enkele verzoek van de moeder om een proceskostenveroordeling van de vader geen aanleiding af te wijken van de gebruikelijke regel die inhoudt dat de proceskosten worden gecompenseerd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 30 december 2013, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.C. van Dijkhuizen, C.D.M. Lamers en A.P. van der Linden en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2014.