Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1],wonende te [woonplaats],
[geïntimeerde 2],wonende te [woonplaats],
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een regresvordering van de appellant, wonende in Duitsland, tegen twee geïntimeerden. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.G.M. Scheers, heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Middelburg, sector kanton, dat op 17 augustus 2011 was gewezen. De zaak is eerder behandeld in tussenarresten op 6 november 2012, 23 april 2013 en 3 juni 2014. De appellant vorderde regres op de mede-schuldenaren voor door hem betaalde lasten van een camping, waarbij de vraag centraal stond of de betalingen door de geïntimeerden uit privémiddelen zijn gedaan.
Het hof heeft in het tussenarrest van 3 juni 2014 vastgesteld dat regres alleen aan de orde is voor zover betalingen aan de stad zijn voldaan uit privémiddelen. De appellant stelde dat er een tegenstelling bestond tussen eerdere oordelen van het hof, maar het hof oordeelde dat dit berustte op een verkeerde lezing van de arresten. De geïntimeerde 2 heeft bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat zij uit privémiddelen betalingen heeft gedaan ten behoeve van de camping. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant en de geïntimeerden gezamenlijk een bedrag van € 52.115,91 hebben voldaan uit privémiddelen, waarbij het aandeel van ieder van de drie partijen € 17.371,97 bedraagt.
Het hof heeft geoordeeld dat de appellant regres kan vorderen tot een bedrag van € 12.625,99, aangezien geïntimeerde 2 al meer dan haar aandeel heeft betaald. De subsidiaire vordering van de appellant op geïntimeerde 2 is afgewezen, terwijl de vordering op geïntimeerde 1 is toegewezen. De kosten van het hoger beroep zijn toegewezen aan de partijen, waarbij de appellant in de kosten van geïntimeerde 2 wordt veroordeeld. Het hof bekrachtigt het vonnis voor zover gewezen tussen de appellant en geïntimeerde 2, en vernietigt het vonnis voor zover gewezen tussen de appellant en geïntimeerde 1, waarbij de laatste wordt veroordeeld tot betaling aan de appellant.